Kerk en maatschappij
BEGELEIDE CONFRONTATIE 2004
Deze term bent u
misschien de laatste weken wel eens tegengekomen in de programma’s van
Reformatorische scholen. In Kampen en Amersfoort vormde deze uitdrukking een
belangrijk thema ter gelegenheid van de opening van een nieuw schooljaar. Ik
heb de indruk dat hetgeen hiermee aangeduid wordt, onze kritische aandacht
verdient.
Laat ik trachten weer te geven wat ermee bedoeld wordt. Het Van
Lodensteincollege noemt zich in dit verband een school in beweging. Dat lijkt
mij tenminste wel waar. Het Reformatorisch onderwijs is in beweging.
Afgestudeerde studenten gaven na hun vertrek aan dat zij bij het onderwijs aan
de scholen te weinig in contact zijn gekomen met de cultuur van deze tijd, met
de wereld dus. Men voelde zich te veel beschermd binnen de zuil van de
Reformatorische school. Dat leidt tot het gevaar dat men later, als de plaats
in de maatschappij gevonden is, niet voldoende opgewassen is en ook niet
voldoende voorbereid is op de dreigende verzoekingen van deze tijd.
De school wil de leerlingen nu indringender confronteren met de wereld. Een
gelijknamige brochure over dit onderwerp, uitgegeven door het Van
Lodensteincollege bevat zodoende allerlei wat zwoel aandoende illustraties
"uit de stad en uit het volle leven”. Wie had dat twintig jaar geleden
kunnen denken?
In de openingstoespraak van "Kampen” (ik duid de scholen nu zo maar even
aan voor het gemak), wordt uitgelegd dat er eerst een tijd is geweest van het
isolement, daarna kwam een periode waarin de kritische distantie centraal stond
en nu zijn we dan toe aan confrontatie. Deze trits is heel opmerkelijk. Het een
wordt steeds voor iets anders ingeruild. Ik hoop dat ik zo recht doe aan de
bedoelingen van de opstellers van deze woorden. Zo was het isolement
bijvoorbeeld toch niet de goede houding tegenover de wereld. Er is confrontatie
geboden.
De achterban van de scholen hanteert, zo wordt gesteld, grotendeels het
distantiemodel. We houden onze kinderen op afstand van de wereld. TV wordt
bijvoorbeeld gemeden; en terecht. Begeleide confrontatie echter wil de jeugd
nader doen kennis maken met de wereld; dit vindt dan plaats onder begeleiding
van de school.
U kunt deze methodiek zelf op allerlei terreinen nader invullen. Onderwijs in
muziek zal bijvoorbeeld concreet allerlei moderne muziek zoals pop en
house-muziek ten tonele voeren, om de leerlingen te attenderen op het wezen van
die uitingen. Bij onderwijs in moderne literatuur zal het dan nodig zijn dat
boeken worden gelezen, die haaks staan op onze levensbeschouwing. Ik geef een
citaat: " Daarbij kan het voorkomen dat een videofragment beelden bevat
die op zichzelf afwijsbaar zijn, maar gebruikt kunnen worden als begeleide
confrontatie”. U begrijpt dus dat men dieper wil binnendringen in de wereld van
onze tijd. Op sommige onderdelen doet deze methodiek denken aan Abraham Kuyper,
die eveneens meende dat christenen de wereld in moeten trekken om deze te
veroveren voor Christus.
Wat moeten we hiervan
zeggen? Het laat zich denken dat een Reformatorische school staat voor de niet
geringe opgave om de jeugd op verantwoorde wijze in te lichten over de tijd
waarin we leven. Het onderwijs mag niet verzuilen of verkokeren. De school
bereidt voor op het volle leven. We kunnen waardering hebben voor de worsteling
die men kent om alles te houden binnen de Bijbelse maat. Men wil verantwoord
werken. Gelukkig koos men het woord "confrontatie”, want dit woord spreekt
van strijd en duidt een tegenstelling aan.
Toch moeten we de bewegingen van de school onzerzijds kritische blijven volgen.
Het Reformatorisch onderwijs is inderdaad in beweging. Natuurlijk zal het
onderwijs tot op zekere hoogte confronterend moeten zijn. Maar wat mij
verontrust is dat het erop lijkt, dat men het isolement achter zich heeft gelaten.
Want het isolement gaat de zaken uit de weg. " Het is "het uit de weg
gaan van het gevecht achter de muren van een zuil, waarbij het steeds
twijfelachtiger wordt of we dat kunnen gezien het open karakter van onze
samenleving” (Kampen). We merken op dat de "zuil” een steeds
twijfelachtiger zaak wordt. Daar kan enige grond voor zijn om dat zo te
stellen; maar de zuil kan toch ook iets hebben van een schuilkelder in
oorlogstijd? De hier voorgestelde tactiek moet duidelijker uitgaan van de
Bijbelse gedachte dat de mens de verzoeking niet moet zoeken en dat hij
in zijn hart reeds aan de kant van de wereld staat. In EO-kringen erkent men
dat de meeste christenen zich te zeer bloot stellen aan de verwoestende
krachten die rondgaan in de media-wereld. De mens heeft in zichzelf geen wapen.
Zeker niet de jeugdige leerling, die nog moet worden begeleid op zijn weg naar
de volwassenheid.
Er dreigt zich binnen onze kringen een verschuiving voor te doen. De TV werd
afgewezen en gemeden; maar het lijkt erop, dat er geen duidelijk antwoord wordt
gegeven t.a.v. internet; ik bedoel dan open internet. Een provider als kliksafe
kan maar nauwelijks van de grond komen, terwijl onze gezindte toch best tot
behoorlijke inspanningen in staat is; denk maar aan het RD. In genoemde schoolliteratuur
wordt steeds benadrukt dat onze maatschappij te open is om haar te ontlopen.
Komt dit niet mede daardoor omdat we stilzwijgend en te vrijblijvend ons
storten op het world web?
Dus moet er een
andere invalshoek gevonden worden. Er is meer nodig dan alleen deze
confrontatie, want als er niets bij komt, loopt de zaak straks dood.
Wat dieper ligt en belangrijker is, is de noodzaak van geloof en bekering, ook
voor de schooljeugd. Daar kan alleen maar het middel gevonden worden dat de
jeugd effectief bescherming biedt. Gods Woord spreekt uit bij monde van Paulus:
" Wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest Die uit God
is” (1 Cor.2:12). Ik heb, als vader van kinderen, die deze scholen bezochten,
indertijd wel eens het gevoel gehad dat men hieraan te veel voorbij ging vanuit
de gedachte dat persoonlijke bekering voor onze jeugd te hoog gegrepen is. Soms
liet men het liggen. Men durfde wellicht niet onbevangen de jeugd te wijzen op
de bereidwilligheid van Christus om ook voor jonge mensen een Zaligmaker te
zijn. Vergeet men dat dan blijft alles steken in een werk der wet. Dan gaan we
voorbij aan de enige mogelijkheid die uitkomst biedt, namelijk het geloof in
Christus. De Geest Die uit God is kan alleen een uitsluitend jongeren en ouderen
beveiligen in deze wereld. Mist men de Geest van Christus, dan mist men in
wezen alles. Dan heeft men integendeel slechts de geest der wereld. Dan zou
zelfs ons reformatorische streven doorademt zijn van die wereldse geest.
Nu komen we deze gedachten ook wel tegen in de genoemde lezingen en brochures,
maar het zouden meer feitelijke uitgangspunten moeten zijn.
Kuyper ging vanuit een heel andere achtergrond ook voorbij aan de persoonlijke
bekering, want hij meende dat de meesten deze wel kenden. Daarom ging het mis.
Laten wij niet vanuit een andere optiek voorbijgaan aan de noodzaak en de
mogelijkheid van de wedergeboorte.
We moeten met onze scholen, die de Heere ons nog als een groot goed gelaten
heeft, waken tegen de geest der wereld. Confronteer de jeugd daar op gepaste
afstand en vanuit het isolement mee. Maar spreek hen vooral van de Geest Die
uit God is. Hèbben wij die? Heeft onze jeugd die Geest? Ik weet het, dat is
hoog gegrepen, maar met minder kan het niet. Ale methoden van onderwijs kunnen
geen garantie bieden. Wat niet uit het geloof is, is zonde.
Deze bijdrage is door
mij bedoeld om de ouders van schoolgaande kinderen een handreiking te bieden in
hun zorgen rond het onderwijs. Tegelijk willen we meedenken met het onderwijs
dat ons lief is. Deze zaak verdient echter wel stellig onze aandacht. De
manouvres van de scholen zijn niet zonder ernstige risico’s en gevaren. Waar
kwam Kuyper terecht? Zal het met ons anders gaan? Is de vreze des Heeren niet
het grote gemis van onze tijd? Het onderwijs kan met niets minder toe dan met
de welmenende vraag van een drieënig God: "Mijn zoon, geef Mij uw hàrt”!
DE KONING en de
keizer 2006
De kribbe in de schaduw van de troon van Augustus. Daar ga ik het nu niet over hebben; wel wil ik enkele gedachten onder uw aandacht brengen, die de heerschappij van de kribbe bewijzen.
Enkele recente feiten
en ontwikkelingen vormen de aanleiding tot het schrijven van dit artikel.
Ditmaal dus niet over kerkelijke zaken, maar iets over de wereld om ons heen.
De directe aanleiding is het feit, dat de Christenunie in beeld is voor
fomatiebesprekingen voor een nieuwe regering.
Dat lijkt me een opmerkelijk feit. U behoort misschien ook niet tot de kiezers
van Rouvoet c.s., maar met behoud van onze bezwaren tegen sommige uitingen van
politici in die partij, ben ik toch blij met de mogelijkheden die zich hier
ongedacht voordoen. Het kabinet is er nog niet, maar als het er mocht komen,
dan is er iets veranderd in ons land. We zouden kunnen zeggen dat de CU dan de
plaats heeft ingenomen van D66 in het vorige kabinet. En als de CU dan
evenveel aandacht en ruimte claimt als D66, dan zal dan tot zegen voor
ons volk zijn. D66 deed niet anders dan alles wat herinnerde aan de Bijbel en
de Kerk, met de waarden en de Bijbelse normen erbij, aan te tasten en te
bestrijden, terwijl de omvang van die partij eigenlijk niets voorstelde.
In ieder geval is het van belang en heel opmerkelijk, dat er misschien een
christelijk geluid in onze politiek gaat gehoord worden. Staat onze maatschappij
toch nog open voor fundamentele zaken? Wordt aangevoeld dat er buiten God geen
normen en waarden overblijven? Deze vraag kan mede ingegeven worden door het
feit, dat SGP voorman B. van der Vlies ook in kamerkringen geldt als een
integer en oprecht man, die staat voor de zaak van Gods Koninkrijk. Dat wordt
toch opgemerkt en dat stemt tot ootmoedige vreugde.
We hadden daar met elkaar misschien niet meer op gerekend. Als we ons oor te
luisteren leggen bij de media, dan wordt het christelijk geloof zo goed als doodgezwegen.
Men zegt dan wel dat religie weer mag, maar de vraag is dan wel van wie het mag
en wat er mag. Ons volk heeft een grote aversie ontwikkeld tegen alles wat
herinnert aan een christelijk verleden. Openlijke godslastering kan allemaal en
het moet zelfs kunnen. Er is dan wel vrijheid van godsdienst, maar de vrijheid
van meningsuiting, waarin men dus zonder schroom God en de Bijbel kan smaden,
lijkt meer en meer aanhangers te winnen, ten koste van de
geloofsvrijheid.
Het is zelfs zo dat Moslims en hun Koran op heel wat meer sympathie kunnen
rekenen dan de orthodoxe protestant, die het meent met zijn kerk. En dan toch
plotseling nog weer een voorzichtige en soms aarzelende opening naar het
christendom, zoals dat nu het geval is met de kabinetsformatie? We zien hierin
dat God regeert en dat er soms toch dingen gebeuren, die duidelijk in hoger
licht moeten gezien worden. We hebben het dan wel over de algemene genade. De
Heere leidt ook de geschiedenis, niet alleen de heilsgeschiedenis, maar ook de
algemene. Het zijn kleine wonderen, die we niet verwacht hadden. Telkens
gebeuren er zulke zaken. Eén van de meest opmerkelijk feiten uit de laatste
decennia is voor mij bijvoorbeeld nog altijd de val van het Communisme. De
vaart der volken nam daardoor een geheel andere wending. God bleek nog steeds
duidelijk te werken in de loop der dingen. We moeten daar oog voor hebben. U
weet toch hoe de profeten van Israel bijzonder veel aandacht hebben voor de
politieke zaken uit die tijd? Hoe profeteerde Jeremia over de grote rijken uit
zijn dagen. Dat leert ons de krant open te houden. Het laatste Bijbelboek
spreekt op eenzelfde wijze over Gods hand in de geschiedenis.
Welnu, de val van het Communisme was iets machtigs. In mijn jeugd ben ik met de
gedachte opgegroeid dat het Communisme op termijn de wereldheerschappij zou
krijgen. Namen als Molotow, Malenkow en Beria enz. deden als kind de rillingen
over je rug gaan, omdat deze mensen antichristelijke gedachten koesterden en de
gemeente des Heeren vervolgden. En zie, de Heere heeft dat rijk ontmanteld. De
Russische beer bleek krachteloos te zijn geworden. Door Gods hand. Zo ging het
toch ook met het rijk van Augustus uit Lukas 2.
Zo zijn er meer feiten geweest in de geschiedenis. Denk aan de Constantijnse omwenteling,
waarbij het Christendom staatsgodsdienst werd in Rome. En dat gebeurde in een
rijk, dat op ongekende wijze de kerk jarenlang bloedig vervolgde.
We denken soms dat de wederkomst aanstaande is omdat het zo niet meer verder
kan gaan. Toch zien we juist wel in zulke tijden, dat de Heere regeert en
nieuwe mogelijkheden voor het aardse leven schept. Iets dergelijks beleefde ik
ook in de dagen waarin den Uyl de leidsels in handen had. Het zag er toen,
ongeveer dertig jaar geleden, in ons land donker uit. Hij was iemand, die brede
aandacht opeiste voor een levensstijl zonder God. In die tijd was ik enkele
maanden in Canada en ik herinner me dat ik dat land misschien wel als een
toekomstig werkgebied begeerde vanwege de moeiten in Nederland. Het is er niet
van gekomen, mede ook omdat na den Uyl toch ook ongedacht nog weer heel andere
mensen uit de richting van het CDA aan het roer kwamen te staan. Wees niet
bang, ik zie het CDA niet als een partij voor christenen. Er is daar zoveel
water bij de wijn gedaan dat er geen smaak meer over is. Natuurlijk, dat weet
ik. Maar als Marijnissen en Bos het samen hadden moeten gaan doen, zag de
toekomst er heel wat minder rooskleurig uit. Ook de persoon van Balkenende kan
nog een teken zijn, waarin Gods algemene goedheid blijkt. In Gods Woord staan
namen van mensen die niet de Heere dienden zoals Israël, maar die toch
straalden als lichten in het leven der volkeren. Denk aan Abrahams ontmoeting
met Abimelech in Gerar; de Heere sprak in een droom tot hem. Opmerkelijk hoe nauw
hij handelt met de geboden van de Heere. Denkt u verder aan vorsten zoals
Kores, Nebukadnezar, Darius enz., die soms tot buitengewone inzichten kwamen
betreffende de leidingen des Heeren. Van Kores sprak de Heere zelfs: "Ik
zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent” (Jes. 45:5b).
We moeten de grote politieke lijnen in het oog hebben; de Heere gebruikt
politici om Zijn raad te doen bestaan. Zo letten we op de ontwikkelingen in Den
Haag.
Er waren nog enkele
dingen die mij grond gaven om te attenderen op de ontwikkelingen in ons land.
Ik denk dan ook aan enkele zaken, die verleden week in de krant stonden.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gaf een verkenning uit over
"Geloven in het publieke domein”. Grote kop in de krant: Opmerkelijk positief
over christendom. Men onderkent de factor van de kerk; als deze gaat
verdwijnen, verliezen land en volk meer dan alleen kerkgebouwen. Daar komt het
op neer. We verliezen dan ook betrokkenheid en onderling meeleven, sociale
aspecten dus van het kerkelijke leven. Dat hadden we toch ook niet gedacht, dat
er nog zo over de kerk werd geoordeeld. We zijn ons als kerk in zekere mate
bewust van onze eigen gebrekkigheden en zonden en zwakheden; er gaat weinig van
ons uit. Je denkt niets te betekenen voor anderen en je worstelt met de wereld
om je kinderen in het gezin binnen de banen van de Schrift te houden. Je roept
als ouder soms vertwijfeld uit hoe het allemaal moet. Dan mogen deze geluiden
toch ook een ander licht werpen op de kerk en op uw positie. Op mensen die op
het werk nog bidden voor het eten, op hen die ’s zondags de enigen in de straat
zijn die nog naar de kerk gaan, op u die hopelijk worstelt met uw verhouding
tot de Heere. U vat terecht de maatschappij op als een bedreiging en u voelt u
misschien zwak. Maar hoor dan ook dat zij die in de wereld groot zijn, tòch
iets opmerken in hen die gewoon christen willen zijn.
Waar moet men het anders van hebben? Occultisme en afgoderij, zaken die het
doen in deze wereld, kunnen de mens niet echt redden. De satan heeft eerst ons
volk bijgebracht dat geloven in God een achterhaalde zaak is. De leegte die
daarna bij de massa overbleef, heeft hij gevuld met bijgeloof en ongeloof, met
dingen die veel meer "geloof” vragen dan het Woord van God.
De volgende dag schreef de krant weer iets dat ook mijn aandacht trok.
Onderzoekers van de Radboud Universiteit hebben vastgesteld dat het christelijk
geloof veel meer claims kan leggen bij rechters en staatslieden, als dat geloof
wordt gesmaad en gelasterd. Dit heeft weer te maken met de manier waarop we als
kerk vaak door media en columnschrijvers over de hekel worden gehaald. Moslims
nemen in zulke zaken harde maatregelen en laten goed merken dat ze er zijn en
dat zij smaad over Allah niet nemen. De kerk handelt gelukkig zo niet. Maar
moet de kerk maar lijdelijk toezien? Vele jaren geleden merkte van Agt al op
dat de kerk veel meer de barricaden op zou moeten om op te komen voor haar
rechten. Voor haar plaats in het maatschappelijk bestel. De Heere zegt in Zijn
Woord dat de vreze des Heeren alle mensen betaamt. Laat de kerk opkomen voor
haar plaats en laat ze die plaats met ere innemen. En dat geldt dan toch ook
voor u en jou, als je op je werk of in je straat of in je klas opvalt vanwege
je Bijbelse uitgangspunten. Hoeveel ellende heeft koning voetbal al niet
opgeleverd aan extra inzet politie, aan vernielingen en geweld; er lijken geen
wegen te zijn om het geweld binnen de perken te leiden. Nee, dan is de dienst
van de Heere toch een weldaad, als we die vergelijken met de Islam of met de
andere goden van deze tijd. Laat dan de subsidie voor de SGP ingetrokken worden
vanwege het vrouwenstandpunt, waarover men verschillend denken kan, maar
diezelfde staat met verwante organisaties doet de vrouw door het toelaten
van porno en seksuele losbandigheid heel wat meer smaad aan Gods Woord dat ooit
zou doen. Het is opperste schijnheiligheid als een buurt overlast van een
kerkklok zegt te hebben, terwijl uit bijna iedere tuin of vanaf elke steiger
non-stop dreunende muziek het oor kwelt. Zo zou ik kunnen doorgaan.
De christenheid wordt dus door de maatschappij feitelijk aangespoord om haar
licht te laten stralen. Bovengenoemde rapporten tonen dat aan. Of er dus een
verandering ten goede ontstaat in Nederland en of de kerk ooit weer zou kunnen
terugkeren? Dat weten we niet. Dat geloven we zelfs niet, als er niet ooit een
werk van Boven openbaar zal komen. Maar de Heere kan nog wonderen doen en Hij
kan dit alles nog gebruiken. Siebelink schreef zijn boek over een Paauwiaan en
in ieder geval moeten we zeggen dat hij de zaken vertekend heeft weergegeven.
Maar toch verbazingwekkend dat honderdduizenden van ons volk, die niets hebben
met de kerk, werden geconfronteerd met geloofszaken, hoe dan ook èn dat er
blijkbaar behoefte is aan enige geestelijke "zingeving”. Wat zal de Heere
met dit alles doen?
Mijn bedoeling met deze lijnen is om u en ons te doen zien dat de Koning heerst
over de keizer. Het klinkt van de hemel: "ik toch heb Mijn Koning gezalfd
over Sion, de berg Mijner heiligheid”. En welzalig zij die naar Zijn reine
leer, in Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen.
VACANTIETIJD 2006
Ook over de vacantie
wordt gesproken tijdens de kerkvisitatie. Nu de vacantie voor de meesten reeds
aangebroken is, kan het nuttig zijn hierover enkele woorden te zeggen. De
betreffende vraag luidt: "Welke aandacht besteedt u aan gemeenteleden die
regelmatig voor recreatie elders verblijven?”
Het gaat hier dan om leden die elders een tweede woning of een caravan hebben
en daar ook regelmatig te vinden zijn. Daardoor kan de band met de eigen
gemeente verslappen. Maar het gevaar bestaat ook, dat men tussen de wal en het
schip terecht komt, omdat men in de gastgemeente ook niet helemaal erbij hoort.
Nauw hiermee verbonden is dan de jaarlijks terugkerende vacantie, die we doorgaans
elders doorbrengen.
Ik heb juist kort geleden nog gehoord, toen ik in een bekende badplaats
preekte, dat de tijd van de vele vacantiegangers in de diensten daar voorbij
is. Die geluiden worden in meedere plaatsen gehoord. Er waren voorheen vacantieplaatsen,
waar tijdens de zomer veel vreemdelingen, recreanten, de diensten bezochten.
Dat zal hier en daar nog wel zo zijn, maar ik weet anderzijds dat het
verschijnsel op retour is. Belangrijk om er aandacht aan te geven. Wat is
hiervan de oorzaak?
moderne onrust
Het zal te maken hebben met het feit, dat we tegenwoordig niet meer zo
exclusief gebonden zijn aan diensten van het eigen kerkverband. Het lijkt juist
ook wel eens aardig om naar een Hervormde dorpskerk te gaan of een predikant
van de Gereformeerde Gemeente te bezoeken. Ik geef maar voorbeelden.
Campingdiensten trekken wellicht ook meer gewone kerkgangers, waardoor zij
gemist worden in de gemeentelijke diensten. Het komt verder voor dat
gemeenteleden thuis zijn en gedurende de vacantieweken er toch niet zijn, omdat
de mensen wel zullen denken "dat we vacantie hebben”. Mooi om ook thuis
eens ergens anders heen te gaan of gewoon thuis te blijven…..
Ik heb indertijd ds. W. L. Tukker eens horen zeggen in een preek dat God nooit
vacantie geeft (van kerkelijke en geestelijke plichten) en (gelukkig) dat Hij
ook nooit vacantie neemt. Niettemin denken mensen daar soms anders over.
Voor iedere gemeente is de vacantietijd tegenwoordig dus wel een komkommertijd.
In sommige gemeenten blijft de vacantie niet beperkt tot enkele weken in de
zomer. In een stadsgemeente als Utrecht was vacantie een frequent verschijnsel,
begrijpelijk. Men was soms wel drie of vier maal in een jaar elders. In het
Friese land neemt het wegtrekken een veel bescheidener plaats in. Maar overal
ligt het kerkelijke leven vrijwel stil en vallen allerlei activiteiten weg. Dat
is jammer en het kan leiden tot een stuk onvruchtbaarheid. Ook tot
vervreemding. Overzie je de kudde na de vacantiedrukte, dan blijft dat er soms
heel wat gebeurd is in dagen van afwezigheid. Na die tijd van betrekkelijke
rust moeten we ons dan weer storten in de maalstroom van vergaderingen,
verenigingen en ga zo maar door. In de winter wordt er soms wel teveel van de
gemeente gevraagd en in de zomer is alles wel eens te vrijblijvend. We zouden
thuis meer moeten kunnen rusten en we zouden in de vacantietijd niet moeten
vergeten om zinvol bezig te blijven. De contrasten zijn te groot. Opjagers als
de TV, de mobiele telefoon, de auto zorgen er helaas voor dat je nergens meer
tot jezelf kunt komen. Onthaasting is nodig, maar hoe? En toch zou juist de
kerk daar wel weg mee moeten weten. Het grote gevaar is dat we over de belangen
van onze onsterfelijke ziel heenstormen. Hebben we een geschikte plaats en een
bestemde dagelijkse periode om de Heere te zoeken?
beloofde rust
De hierboven aangehaalde woorden van Ds. Tukker zijn treffend en ieders
overweging meer dan waard. De Heere geeft nooit vakantie van Zijn dienst, in de
kerk en in de binnenkamer. Nee, deze dingen zijn juist de èchte vacantie.
Recreatie betekent herschepping. Het heeft te maken met de rust van de sabbath
en de latere zondag. Hier wordt de rust geschonken. De Heere geeft nooit
vakantie, maar wel altijd rust! De dienst van de Heere is niet gejaagd en mat
de ziel juist niet af. O zeker, er kan ook een tijd zijn in het leven van harde
dienstbaarheid. Christus riep de vermoeiden en de beladenen, die zuchten onder
het juk der wet. In de dagen van Jesaja was het volk vermoeid van hun grote
reis, zonder te zeggen: Het is buiten hoop (Jesaja 57:10). Vermoeid van de
werken der wet, vermoeid van een strenge godsdienstige werkheiligheid buiten
Christus, vermoeid van preken en bidden en werken. Maar juist daartegenover
licht het beloftewoord van de Heere Jezus des te rijker op. Ik zal u rust
geven. Hoe rijk en heerlijk is zulk een woord.
Maar de Heere neemt ook nooit vakantie, was het tweede element uit de woorden
van Ds. Tukker. Hij is er altijd. Hij is een Toevlucht te allen tijde. De
dokterswacht is in onze dagen een treurig verschijnsel voor mensen, die heel
plotseling en acuut geholpen moeten worden. Te vaak krijg je een
antwoordapparaat of een keuzemenu. Nee, bij de Heere gaat het zo niet. Juist in
dagen van nood is Hij er voor verlorenen en vermoeiden. Hoe rijk als dat ervaren
mag worden. En de ware rust blijft nog over en wenkt nog allen die hier hun
hoop op de Heere hebben leren vestigen.
Deze geestelijke overwegingen kunt u niet alleen extra elke zondag het hele
jaar door ontvangen, maar u kunt zelfs in de grootste drukte en spanningen deze
rust vinden in Hem.
Recreatie is een positief verschijnsel; we kunnen en mogen het positief duiden,
maar er zijn ook wel negatieve kanten aan. Sociaal, medisch en kerkelijk
gesproken. Denk aan ouderen, die zich alleen voelen in die tijd. Hun kinderen
zijn ver weg en dat geeft een gevoel van onrust. Als er eens wat gebeurd of als
ze eens niet allemaal meer terugkomen? Er zijn er ook, die tijdens de vacantie
uit hun ritme raken en zodoende in de moeilijkheden komen. Een hartinfarct kan
een gevolg daarvan zijn. Daarom is het wel nodig om de geestelijke kanten te
belichten. Christus heeft gezegd: "Ik zal u rust geven”. Ik las juist deze
week een meditatie over de woorden van de Zaligmaker: "Komt gijlieden hier
in een woeste plaats alleen en rust een weinig” (Mark.6:31). Dat is de beste
rust die gevonden kan worden. Vestig de aandacht van de gemeente op deze
geestelijke lijnen, juist ook in deze jachtige tijd. Vacantie heeft te maken
met rust en Gods Woord spreekt daar op veel plaatsen heel treffend over.
vreemdelingschap
Er waren eens twee schilders die beide de opdracht kregen om een schilderstuk
te maken over "rust”. De ene schilder schetste het idyllische beeld van
rimpelloos water op het meer en een windstille dag in de polder, terwijl de
vogels floten en de zon straalde. De ander beeldde daarentegen een woeste
stormdag uit, waarin bladeren en takken van de bomen afgerukt werden, met een
vogel in de boom, die zich vastklampte aan een stevige tak. Het dier had een
rustpunt, een vast punt. Zo kan rust verschillend belicht en beleefd
worden.
Vacantie heeft ook andere elementen in zich. We zwerven uit over de aarde en
komen in aanraking met vreemde culturen en landen. Taal en gewoonten zijn
anders. Ik denk aan een kerkdienst nu ongeveer 35 jaar geleden in een zaaltje
van de kerk in Hamilton in Canada. Daar zaten toen enkele voortrekkers, de
meesten waren al op leeftijd, in een klein groepje bij elkaar. Ik preekte toen
over de tekst: "Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden
voor mij niet”. Deze mensen wisten beter wat dat inhield dan ik. Ze hadden de
moeilijke tijden van de trek naar het verre land meegemaakt. Denk aan de dagen
van ds. Tamminga e.a. U moet het boek van Risseeuw, getiteld: "
Landverhuizers” maar eens lezen; hij schrijft over de barre omstandigheden van
mensen als Ds. van Raalte en Ds. Scholte, die ruim een eeuw terug naar Canada
trokken. Een emigrant blijft in een zeker opzicht altijd een vreemdeling. Maar
het moest van ons allen gelden.
Een vreemd land en een vreemde taal! Daar worden vacantiegangers mee
geconfronteerd. Vandaar dan de lijst Hollandse kerkdiensten, die in de
vacantiemaanden gehouden worden in andere landen en streken. Deze hebben een
positief effect. Kerkvolk komt wat meer bij elkaar over de vloer en ze merken
tot hun verrassing ook nog dat die dominees uit de eigen kerk of uit andere
kerkverbanden het zuivere Woord brengen. Het kan meewerken aan een stukje
oecumene binnen de kring van de Gereformeerde Gezindte. Ik herinner me dat zo
ongeveer veertig jaar geleden Ds. Baan en Ds. K.J. Velema broederlijk de
Zwitserse dienst in Interlaken bezochten. Samen met ons en vele anderen. In een
meer ontspannen sfeer kon er gesproken worden over natuurlijke en geestelijke
zaken. Nu zijn er alom de Nederlandstalige diensten. Het geestelijke en het
kerkelijke leven kan er in ruime mate door gediend worden. Zulke diensten en
zulke preken kunnen je soms meer nog bijblijven dan de "gewone” diensten.
De Heere wil het Woord ook daar soms rijk zegenen.
gevaren
Nog even terug naar ons eigen land.Vanwaar de lege plaatsen in de kerk? Zeker,
mensen zijn weg en dat is hen gegund. Maar ik wijs nog op een andere oorzaak.
Er zijn ook op veel plaatsen de zogenaamde campingdiensten. Een zondagse dienst
op de camping. Zo blijven de vacantiegasten beter in de stemming. De opstart
van dit verschijnsel is ongetwijfeld goed bedoeld geweest. Feitelijk zijn deze
bijeenkomsten bedoeld voor de onkerkelijke mens, die het en passant tijdens de
vacantie wel mooi vindt dat de kinderen worden bezig gehouden. Als
evangelisatie kunnen dergelijke bijeenkomsten een goed doel dienen. Hulde aan
allen die zich in deze weken daarvoor inzetten en een deel van hun vacantietijd
afstaan voor de medemens.
Maar de zaken kunnen wel ernstig uit de hand lopen. Zo’n dienst kan de
gemakzucht in de hand werken. Het kan de mensen uit de gewone diensten houden.
En dat is koren op de molen van de duivel. Met daarbij de aardigheid dat het er
in zulke diensten heel anders aan toe gaat. De voorganger is meer betrokken op
de buitenkerkelijke, dus hij moet simpel en eenvoudig spreken. Geen vaste spijs
kan er geboden worden en men spreekt er niet voor een gehoor dat bestaat uit
"leraars vanwege de tijd”. Alles lichtverteerbaar en vooral dan ook wat
luchtig en vrolijk. Het is immers vacantie en je staat op de camping. Dat
kunnen we dan trouwens wel duidelijk waarnemen. De kleding van de kerkgangers
nadert soms het minimale en er ligt zeker geen waas van eerbied over de
kerkdienst. Zo zal het lang niet overal zijn, maar zo gebeurt het wel. Nog te
begrijpen als we staan voor buitenkerkelijken, maar volkomen buiten de orde
voor kerkleden, die het allemaal toch eigenlijk wel "leuk” vinden. En zo
kan het toch ook wel?
We moeten oog hebben voor de schadelijke werking van dit alles. Ook in de
vacantietijd gewoon naar de kerk, naar de gewone dienst en de onaangepaste
preek. De kerk moet vooral geen ambtelijke diensten beleggen op een camping.
Evangelisatie voor de buitenkerkelijken is goed, maar het mag geen loopplank
worden naar een wereldse in- en uitkleding van de diensten.
Geef de Heere de hand en kom in Zijn heiligdom. De kerk is een heiligdom en de
Heere is daar. Geef Hem de hand, in liefde, maak kennis, telkens opnieuw, en
hoor naar Zijn woorden. Hij zal tot Zijn volk en gunstgenoten van vrede
spreken.
Dat is vacantie, recreatie. het kan ’s zomers gebeuren, maar net zo goed in
december. Het kan plaats vinden in Duitsland, maar ook in Nederland.
Kennen we tenslotte het uitzicht van die dichter, die sprak:
"O vaderland der ruste, daar zwijgen alle lusten, daar rusten moeden uit.
Daar is geen drijvers roede, maar rust in overvloede, voor Jezus’ ware bruid”?
EEN KRANTENVERSLAG 2006
De voorgenomen
bespreking van het reglement voor de kerkvisitatie onderbreek ik voor een actualiteit,
die deze week mijn aandacht trok. Zijdelings heeft het natuurlijk wel te maken
met een onderdeel van de kerkvisitatie, namelijk het toezicht op de leer.
Ik las in het RD een verslag van een "gemeenteconferentie van de Nederlandse
tak van de charismatische New Winebeweging”. Heel knap van het RD dat men deze
beweging op het spoor gekomen is, want het was voor mij en anderen een onbekend
verschijnsel.
Ds. J.G. Brienen sprak daar over profetie. Enkele regels uit de krant van maandag
j.l.: "In de gave van de profetie haalt God geen enge dingen met ons uit.
We raken de controle niet kwijt. Ook is het niet zo dat wij Hem kunnen
uitknijpen” (wat een woord!). "We hebben af te wachten wat God geeft”.
Daarnaast werd gezegd: "We gaan het gewoon doen. Ook al kun je het mis
hebben”.
Deze zinnen riepen brachten mij in verlegenheid. Erover nadenkend, kwam ik tot
enkele afwegingen die ik hierna weergeef.
Mijn eerste gedachte
betrof hetgeen gezegd werd, op zichzelf beschouwd. Er ligt een zekere
tegenstelling in. Eerst hoor ik van afwachten, later gaat het over gewoon doen,
zonder afwachten, want er wordt reeds mee gerekend dat het fout kan gaan. Ik ga
er voorlopig vanuit dat het verslag juist is.
Over profetie wordt de laatste tijd meermalen gesproken. Het heeft te maken met
een toenemende aandacht voor de gaven van de Geest. Er is een opvatting die we
aantreffen bij meerdere oude theologen die stellen dat de profetie na het
afsluiten van de Bijbelse canon niet meer voorkomt. In dezelfde krant heeft
onlangs drs. Blenk de gedachte geopperd dat profetie in de kringen van Gods
kinderen toch meermalen wel voorkwam. Hij betrok het op zaken, die kunnen
worden gezien als profetische voorzeggingen betreffende bepaalde gebeurtenissen
in de toekomst. Zo kwam het voor dat ouders reeds bij de wieg van hun kind
mochten geloven dat het kind behouden zou worden, of de Heere zou mogen dienen
in het ambt. Er zijn veel voorbeelden van zulke uitingen te geven. Het kwam ook
wel voor dat mensen inzichten kregen in politieke ontwikkelingen in de
toekomst, waarbij dan het lot van de Kerk betrokken was. Dit alles stond
weliswaar niet los van het Woord; het had alles te maken met een bepaalde
toepassing van een Bijbeltekst.
Hierover heeft dan ook ds. Brienen gesproken; in woorden die bevreemding
oproepen. Het lijken onbijbelse uitingen en meningen. De discipelen hebben dit
zo niet gedaan, toen zij in verwachting heen leefden naar Pinksteren. Zij kenden
een diepe afhankelijheid. Er was een verlangen: "totdat over ons uitgegoten
wordt de Geest uit de hoogte”. De woorden van Brienen lijken op een avontuur
waarop men op goed geluk begint.
Maar Abraham wist toch ook niet waar hij zou uitkomen? Ja, maar Abraham kreeg
een bevel, terwijl er geen direct bevel is tot profeteren. Men zou het
gebed om profetisch inzicht biddend in afhankelijkheid ter hand kunnen nemen,
maar profetie zonder meer kan men niet zo maar gaan doen. Deze gedachten geven
een zeker klimaat aan, namelijk een zuiver Arminiaans getinte boodschap. Alles
is maakbaar, zelfs profetie. Je moet wel afwachten wàt God geeft, maar je hoeft
niet te wachten totdat God het geeft. David kon zelf de moerbeziënbomen niet
doen ruisen; hij moest wachten op Gods moment (2 Sam.5:24).
Ermag zeker verwachting zijn, in biddend opzien, maar de Heere behoudt Zelf
soeverein de leiding. In de lijn van Brienen doemt het gevaar van de valse
profetie op. Let wel: het gevaar. Er zouden profeten kunnen optreden, profeten
die brood eten.
Het is goed dat over deze onderwerpen wordt nagedacht. Maar het is te betreuren
dat het Bijbelse kader wordt verlaten. In de lijn van Brienen c.s. komen er wèl
enge dingen voorbij.
Nu moet ik me de
vraag stellen of ik de spreker recht gedaan heb. Wat heeft hij nog meer gezegd.
Ik kom nu in de tweede plaats tot de overweging dat misschien het verslag
onbedoeld niet helemaal correct de bedoelingen heeft weergegeven. Misschien
heeft Brienen wel willen zeggen dat we de zaak van de profetie niet langer
mogen terzijde leggen, maar dat er aandacht aan geschonken moet worden. Dat zou
kunnen. Misschien zijn er veel andere opmerkingen gemaakt, die de bedoeling
verduidelijkt hebben.
Daarom nu ook iets over verslaglegging. Het gebeurt bijna wekelijks dat er
berichten in de krant staan, die met pakkende koppen of sprekende slogans de
aandacht trekken. Ik begrijp dat het voor een journalist mooi is om
opzienbarende zaken te melden. Maar het komt veel voor dat een verslag niet
voldoende aansluit bij de waarheid van hetgeen gezegd is.
Mijn artikel zou een ander doel kunnen dienen, namelijk dat u bij het
doorbladeren van allerlei kranten er mee te rekenen hebt dat de bedoelingen er
niet altijd helder en adequaat uit komen. Zelfs het RD ontkomt bij tijden niet
aan het gevaar van en vertekend beeld.
Ga ik nog een stap verder dan kom ik tot de gedachte dat een journalist soms gebrand is op pikante opmerkingen en die doorgeeft als de hoofdzaak, terwijl dat vaak anders ligt. Het vage gevoel heeft mij en anderen om mij heen wel eens bekropen dat het RD bestaande meningen over onze kerken soms heeft versterkt door het verbreiden van geruchten en vertekende beelden. U merkt wel dat ik mij voorzichtig uitdruk. Maar ik hoor zulke vermoedens ook wel eens uit andere hoeken en richtingen. Er bestaat een zeker beeld over een groep of en kerk en deze beeldvorming wordt versterkt door wat de krant dan te vermelden heeft. Het lijkt me voor een christen-journalist een hele opgave om de christen te doen prevaleren boven de journalist. Het Reformatorisch gehalte moet ook blijken in de manier waarop we de feiten weer geven. Vat u dit niet op als een beschuldiging maar zie het liever als een knipperlicht om u te waarschuwen voor dreigende onjuistheden bij het lezen van een krantenverslag.
Dan nog een vierde
opmerking die weer iets verder reikt dan de vorige. Ik gaf in het begin van dit
artikel al aan dat ik mij erover verbaasde dat het RD de weg naar deze
bijeenkomst gevonden had. Men zal zeker een uitnodiging hebben ontvangen. De
afweging is er dan of men er heen moet gaan of niet. Dat brengt mij tot de
gedachte dat ons gewaardeerde dagblad een steeds breder wordende belangstelling
toont voor allerlei kerkelijke en evangelische zaken. Niemand zal daar iets van
mogen zeggen. Het is echter wel zo dat de wijze waarop men dan aandacht heeft
voor allerlei verschijnselen en uitingen, getuigt van grenzen die verlegd
worden.
Ik moet vaak denken aan de ontwikkelingen die zich in de loop der jaren
voorgedaan hebben bij de EO. Toen de omroep werd opgestart, waren er duidelijk
principiële uitgangspunten. De mannen van het eerste uur stonden voor hen
principes. Ok toen waren deze wel eens anders dan de mijne, maar in de
hooflijnen was er behoorlijke overeenstemming. Maar hoe anders is alles
geworden door de tand des tijds. Ik behoef dat niet aan te geven, want velen
wijzen regelmatig op deze veranderingen. Nu is het zo dat er een àndere omroep
bestaat dan dertig jaar geleden. Ik neem aan dat de uitwerking van de
beginselen in de dagelijkse praktijk niet eenvoudig is en dat men in
oprechtheid van mening is dat de eerste lijnen te idealistisch waren. Het zal
stellig moeilijk zijn om in omroepland evangelisch of reformatorisch te zijn.
Maar wìj, lans de lijn, hebben deze ontwikkeling beslist niet mee kunnen maken
en we zijn met velen van mening dat de koers duidelijk afwijkt van Gods Woord.
Bij het lezen van de krant heb ik toch vaak moeten denken aan eenzelfde
beweging, die zich ook manifesteert bij het RD. De grenzen worden soms zodanig
verlegd dat je soms de indruk krijgt dat men bezig is op te schuiven. Panta
rei, alles beweegt. De EO, het RD, de Kerken, ook ìk. Wij allen. Maar we moeten
elkaar wel afremmen, als het mogelijk is en de een tegen de ander vermanen om
het pand te bewaren. Blijf reformatorisch en geef deze zaken niet op; ruil de
dingen niet in voor allerlei schijn, die ons omgeeft. Ik kan op deze plaats
geen voorbeelden geven, maar ik heb wel meermalen de redactie gebeld om op
sommige zaken te wijzen. Iedere dag ben ik weer verbaasd als ik erom denk, dat
er weer een krant vol berichten op de mat valt. Steeds weer wil ik bedenken dat
het een bijna onmogelijke opgave is om vanuit Gods Woord over de zaken te
schrijven. De achterban is verder ook heel erg breed en men moet ook in
commerciëel opzicht de zaken op orde houden. Het zal heel moeilijk zijn om
steeds weer de juiste mensen te vinden die het Reformatorsch erfgoed in zich
hebben. Ik leef mee met ieder die zijn best doet om er iets van te maken.
Daarom klemt de vraag: Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden en dat
geldt ook van de mens in het algemeen en van een krant in het bijzonder. Alleen
de Heere en Zijn Woord kunnen hier uitkomst bieden.
Zo heb ik enkele bij mij levende overwegingen weergegeven. Het begon met de New
Winebeweging en het kwam uit bij het RD. Beide hadden iets met elkaar te maken.
Het mes sneed naar twee kanten. Ook naar mijn kant. De vraag van psalm 119
geldt ieder!
ISOLEMENT OF ENGAGEMENT? 2007
Jaren geleden was er een corrector, die werkte bij een drukkerij. Hij moest boeken corrigeren op zetfouten. Als hij dan een passage vond met een verwerpelijke inhoud, zette hij in de kantlijn de opmerking: hier ben ik het niet mee eens. De man zou het in onze tijd heel erg druk gehad hebben.
Hieraan moest ik
denken, toen ik verleden week de krant las.
Het betrof het interview met Prof. Dr. Johan Polder (we moeten de brug naar de
samenleving niet te snel ophalen) en dat met de burgemeester van Barendrecht,
de heer van Belzen (Ik ben geen verlengstuk van de partij).
In beide artikelen was er een breed venster naar de samenleving, terwijl er
enige distantie werd gevoeld met gedachten die onder ons als reformatorisch
volksdeel, leven. Soortgelijke gedachten worden door steeds meerderen
geuit.
Beide genoemde personen staan midden in de maatschappij. We beseffen allen dat
het zwaar en moeilijk kan zijn om op die post te functioneren. Natuurlijk is
het voor ieder die een oprecht christen wil zijn, een zware taak om waar dan
ook een ambt of een beroep te bekleden in het publieke domein. De
fabrieksarbeider kan ervan meepraten, als hij te maken krijgt met spottende
blikken rond het gebed voor het eten. De verpleegster zal ertegen op kunnen
zien, als ze handelend moet optreden in een situatie, waarin gevraagd wordt om
euthanasie. Winkelpersoneel krijgt het moeilijk, als de claim van de zondagsarbeid
onontkoombaar gehoord wordt. Deze voorbeelden zijn met talloos vele te
vermeerderen. De scholier, die gewapend met goede voornemens, zijn moed in de
schoenen voelt zinken, als klasgenoten het over heel andere dingen hebben dan
hij thuis hoort. Zelfs een predikant, die een beschermd beroep uitoefent, staat
voor de zware opgave het evangelie op de ziekenzaal of in het verpleeghuis te
vertolken, met vrijmoedigheid en liefde.
Dus: een burgemeester, een hoogleraar, zij krijgen weliswaar veel meer op hun
bord, maar wat is het verschil tussen hen en de verpleegster, die weigert mee
te doen aan een abortusingreep?
Wat me het mest trof
was de kritische houding en het bijna afwerend gebaar naar diegenen die teveel
verwachten van de christelijke belijder of zelfs van de SGP ambtenaar. Vooral
de burgemeester liet soms onverholen merken dat hij juist niet dacht te moeten
doen, wat allerlei mensen van hem verwachten. Nu was de interviewer ook niet
bang voor vragen op de man af; hij legde de heer van Belzen het vuur behoorlijk
na aan de schenen. Prima journalistiek!
Prof. Polder haakte in op het regeeraccoord en hij stond daar uiterst positief
tegenover. Zoals zo velen dat reeds kenbaar gemaakt hebben in de laatste
weken.
Er zou over deze pagina’s best nog eens stevig doorgesproken kunnen worden. Ik
beperkt mij nu vooral tot de weging van het Bijbels gehalte in allerlei
opmerkingen. Het viel me op dat er sterk vanuit de praktijk werd gesproken. Het
Woord van God kwam niet sterk aan de orde als de instantie, waarop we ons
moeten beroepen. Nu is een krantenartikel geen stukje dogmatiek, maar je zoekt
als lezer toch wel naar de basis en het fundament onder allerlei beschouwingen.
Laat ik dan iets uit
de Bijbel mogen aanhalen en ter toetsing voorleggen aan ons allemaal. Is het
trendmatig, dat we bezig zijn afstand te nemen van hetgeen begrepen kan worden
met de term "isolement” ? Van Belzen vreesde dat de SGP in een isolement
gaat terechtkomen. IK heb altijd gemeend dat de gehele christelijke kerk in een
zeker isolement verkeert en dat ook bijvoorbeeld de positie van Israel in
Kanaän te typeren was als een geïsoleerd bestaan. Lees er de Richteren maar
eens op na.
Het boek Daniël vertoont heel veel lijnen, die van betekenis zijn voor onze
tijd. Daniël heeft kunnen functioneren in een regering, die vreemd was aan het
Koninkrijk Gods. Bij Daniël was het niet zo, dat er een sterke scheiding liep
tussen ambt en privé. Zeker heeft hij aan heel veel zaken deelgenomen en heeft
hij zijn invloed kunnen uitoefenen op allerlei terreinen, zodat het volk een
stil en gerust leven heeft kunnen leiden.
Maar toch…, als we denken aan het eerste hoofdstuk, waarin de weigering vervat
is van jonge mensen, die niet willen eten van de spijs van Babel en die de
boeken van Babel naast zich neerleggen, dan is dat ook wel iets voor onze tijd.
En wanneer gaan we staan voor de regeerders en zeggen we met Daniël: Breek uw
zonden af door gerechtigheid? En wanneer blijven we staan als de muziek van ons
vraagt te buigen voor het beeld van de eigentijdse cultuur? En hoe zouden we
het schrift aan de wand nog kunnen uitleggen in onze dagen waarin we de
gordijnen van onze privé overtuiging dichttrekken, anders dan Daniël?
Deze houding moet óók aan de orde komen en ik heb in de bovenbedoelde
krantenartikelen
gezocht naar het rekenschap geven van de hoop die in ons is.
We hebben dit probleem allemaal gemeenschappelijk. Weer noem ik de verpleegster
en de soldaat, de arbeider en de klerk, de dominee en de huismoeder. Wij allen
laten het er zo vaak bij zitten. We moeten daarin zelf voorop gaan. Maar er
zijn ook heel wat mensen, op misschien veel lagere plaatsen, die bladeren in
het boek Daniël en in het gehele Woord van God, op zoek naar kracht om nee te
kunnen zeggen. Zij hebben onze steun nodig.
Ik hoop niet dat het gewoonte gaat worden dat we al maar over de samenleving
praten en al maar minder over de innerlijke overtuiging. Bezin u op uw roeping
van Godswege. Ik kom daar alles aan tekort, en velen erkennen het met mij. Maar
we moeten onze tekorten niet voorzien va een toch al te pragmatisch motief.
Ik ben heel blij dat er mensen zijn, zoals de geïnterviewden, die
verantwoordelijkheden nemen. Tegelijk hoop ik dat zij met mij biddend willen
blijven nadenken over het woord van Christus: Mijn Koninkrijk is niet van deze
wereld.
EVOLUTIE 2007
Andries Knevel heeft van zich laten horen in zijn boek "Avonduren”. Hij sprak woorden van zelfreflectie over de door hem beleefde ontwikkeling in zijn leven; we kunnen spreken van een koerswijziging. Het had verder te maken met opmerkingen over de ChristenUnie. Hij constateert dat de CU zich in sterke mate aangepast heeft, nu de partij regeringsverantwoordelijkheid draagt (paradigmashift). Opvallende opmerking: de CU zou kunnen opgaan in of samenwerken met het CDA. Knevel zelf heeft geen bezwaar tegen die gang van zaken, maar hij vraagt de CU wel hierin eerlijk te zijn.
de stroom
Voor ons is op deze
plaats de conclusie belangrijk dat zowel de CU alsook Knevel beide een
ontwikkeling hebben meegemaakt. Deze ontwikkeling: de CU nadert tot het CDA, de
EO tot de NCRV. Dat laatste zal niet te veel gezegd zijn. Zulke ontwikkelingen
lopen op veel meer gebieden door onze maatschappij en door onze kerken. Men zou
misschien kunnen stellen dat onze kerken door de loop der tijden zijn
opgeschoven in de richting van de Hervormde Kerk, zoals deze tot voor kort
bestond. Kerken van de scheiding soms beduidend veel verder afgedreven dan een
deel van de vaderlandse kerk, waaruit zij uit onvrede over de verwereldlijkte
koers destijds vertrokken zijn. Er zijn veel plaatsen waar de Geref.
Bondsgemeente een meer Bijbelse prediking verwoordt dan de CGK of de GKV.
In dit opzicht is het schokkend om bijvoorbeeld een kerkelijk jubileum mee te
maken. Een gemeente die een honderdjarig jubileum beleeft, moet zich gaan verdiepen
in de motieven van de stichters van destijds en zal vervolgens bemerken dat men
van de motieven van het voorgeslacht ver verwijderd is. Ik hoorde van een niet
CG gemeente, die een eeuw bestond. Hoe aandacht te geven aan de mannen van het
eerste uur? Dat waren mensen die een zeer rechte en zuivere Bijbelse prediking
voorstonden, die wisten van het bevindelijke leven tussen God en de zondaar.
Hoe ging men dat onbekende van vroeger gedenken? De gemeente werd opgewekt zich
allemaal te steken in de kledij van de vorige eeuw; de oude stijl kwam een
ogenblik weerom. Ja, men schrok er zelfs niet voor terug een heel
onderscheidenlijke en reformatorische preek te lezen van een dominee van een
eeuw geleden. Bezinning op eigen veranderde koers ontbrak; zelfs de preek werd
gezien als een stukje folklore. Men heeft ongetwijfeld gedacht dat men er nu
gelukkig anders over dacht. Maar best eens aardig om zoiets mee te maken (….).
Vroeger woonden de mensen in vaak bekrompen huizen, kleedde men zich omslachtig
en pompeus, hield men er bekrompen opvattingen op na, en, welja, vatte men het
Woord van God en allerlei geestelijke zaken veel te eng en benauwd op. Wij zijn
heel andere mensen geworden. De Kronieken van Juda tonen ons verschillende
koningen die goed begonnen zijn en daarvan uiteindelijk weinig van
overhielden.
Panta rei, alles stroomt. Alles is in beweging, wij ook allen. En dat gaat
geleidelijk. Neem de loop van een rivier als de Rijn. Het water stroomt vanuit
Zwitserland naar onze lage landen. Het stroomt al maar. Het komt uiteindelijk
terecht in een totaal veranderde omgeving, waar het heel anders is als in
brongebied. Zo gaat het water. Maar hoe gaan de vissen? Het is voorstelbaar dat
deze in een omgekeerde richting zwemmen, omdat de rivier onderweg vervuilt; de
vis zwemt omhoog omdat de bronnen zuurstofrijk water bevatten. Maar niet alle
vissen doen dat.
Vanuit menselijk oogpunt bezien kan ik me indenken dat Knevel deze weg opgegaan
is. Hij is via zijn functie in aanraking gekomen met de brede lagen van onze maatschappij.
Dat zal ook het geval zijn met andere leden van onze kerken, zoals ds. Van der
Veer en Rouvoet. We hebben zelfs waardering voor hun inzet op de posten waar
zij gesteld zijn. Maar ook zij ontwikkelden zich. En zij gingen op een gegeven
moment over een grens, die anderen niet meemaken, zoals de Rijn een grens
passeert, als zij stroomt vanuit Duitsland naar Nederland. Maar
eerlijkheidshalve zijn wij allen ook in ontwikkeling. De CGK is in beweging,
het RD is in beweging, het Reformatorisch onderwijs is in beweging…. Wij hebben
op allerlei andere terreinen ook een ontwikkeling meegemaakt, waarop we
kritisch moeten toezien. En het water stroomt langzaam, je merkt het
nauwelijks; je merkt het pas op een moment, waarop het allemaal al gebeurd
is….. Panta (àlles) stroomt. Behalve sommige vissen, die in het oog van anderen
wel erg eigenwijs zijn en die onderweg heel veel andere en grotere vissen
tegenkomen, die in tegenovergestelde richting zwemmen. Zìj kregen het in de
benedenloop steeds meer benauwd. Daarom luidt een bekend woord: ecclesia
reformata reformanda est. De kerk der Reformatie moet telkens weer gereformeerd
worden. In het schoolplan van een Reformatorische school lees ik de
opmerking over de achterban: "Er is weinig TV-bezit, maar de computerdichtheid
is daarentegen groot”. Een zin met consequenties, die ook daar niet doorzien
wordt. Ook u en ik doorzien dat niet. U kunt zelf nauwelijks beseffen welke
consequenties wij dagelijks nemen. Ik zelf sta dus ook niet vanaf de oever naar
de stroming te kijken, de stroming van anderen…..
De oprichters van de EO zoals ds. Glashouwer sr. en de zijnen hebben echter deze
ontwikkeling nooit zo bedoeld. De motieven die leidden tot oprichting van het
Refo-onderwijs kunnen verleden tijd zijn. Is het denkbaar dat het RD langzaam
maar zeker opschuift naar een blad als Visie? Het zal bij hoog en laag ontkend
worden, maar dat is geen garantie. Wij zwemmen allen. U en ik ook. Van Luther
is opgemerkt dat hij zich tijdens zijn leven ook aan veranderende visies heeft
gewaagd, bijvoorbeeld over de uitverkiezing. Men onderscheidt dan tussen de
jonge en de latere Luther. Dat wordt dan weer ingewikkeld. De jongere en de
oudere Knevel. En hier kunnen we allen onze eigen naam invullen. Oudere
predikanten, bekend met veertig of vijftig jaar ontwikkeling, nemen in
elke gemeente bijna waar dat alles stroomt. Ook in die gemeenten die zich
verbonden weten met ons blad. Zij kunnen soms geducht last hebben van hun
herinneringen, toen het in die gemeente nog zo heel anders was.
de vissen
Vele zullen opmerken
dat het niet anders kán. De tijd gaat verder. We stromen mee….. Op theologisch
terrein zijn er (geweest), die hebben gemeend dat ook God Zich aansluit bij de
ontwikkelingen van de tijd. Het Pantheïsme als wijsgerige stroming stelt: God
is het zijn der dingen zelf. Conclusie: tob niet over alle verandering; het
moet zo gaan.
Maar zo denken niet alle vissen. De apostel Johannes ook niet: "Geliefden,
gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God
zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld” (1 Joh.4:1).
Het is niet moeilijk om zulke dringende waarschuwingen met vele andere plaatsen
uit Gods Woord aan te vullen. Paulus: "Ik verwonder mij, dat gij zo haast
wijkende van degene, die u in de genade van Christus geroepen heeft,
overgebracht wordt tot een ander Evangelie; daar er geen ander is; maar er zijn
sommigen, die u ontroeren, en het Evangelie van Christus willen verkeren. Doch
al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie
verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt”
Gal.1:6-8). Een ander evangelie, een ander Godsbeeld, een andere Jezus! Let op
het woord van de Heere Jezus Zelf: "Want er zullen valse christussen, en
valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen doen, om te verleiden,
indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen” (Mark.13:22).
C.S.L. Janse schrijft over dit onderwerp in de Saambinder: "Opvallend is
wel dat thans in de brede Gereformeerde gezindte geluiden te horen zijn die
doen denken aan de naoorlogse doorbraakpleidooien. (….) Ook op dit punt moeten
we constateren dat met een zekere tijdsvertraging gedachtegangen binnensluipen,
die nog door een vorige generatie op principiële gronden zijn afgewezen”. Nog
enkele zinnen: "Mensen zoeken het graag zelf uit en willen hun eigen
keuzes maken. Juist buiten de traditionele kaders ziet men allerlei taken
liggen”. Beseft men dat? "Dat zou toch moeten betekenen dat men niet zo
makkelijk kan samenwerken met mensen die afwijzend staan ten opzichte van de
Gereformeerde leer. Of is het zout al lang smakeloos geworden?” Het speelt ook
binnen de Gereformeerde zuil dus. In hoeveel tijden en plaatsen en gemeenten is
deze strijd tegen de tijdgeest niet al eeuwenlang gestreden, terwijl de slijtageslag
gewoon doorging? Bedenk dan dat mensen als Calvijn en de Cock en Kuyper juist
niet meegingen en een tegengestelde beweging hebben gemaakt. Weer het verhaal
van die vissen. De overtuigingskracht van hen werd juist gestaald door de
tegenstroom. Luther zei over de kern van de zaak: "Hier sta ik, ik kan
niet anders” Ik merk om me heen best heel veel aardige en kerkelijke mensen,
maar ik mis soms pijnlijk overtuigde karakters, die weten dat het niet anders
kan. Onze tijd en onze gemeenten missen pijnlijk de geest van Paulus en
Johannes. Tracht in uw leven met de hulp van de Geest des Heeren te zoeken naar
een duidelijke overtuiging, want daaraan is de grootst mogelijke behoefte. Te
veel mensen menen dat het ook wel anders kan.
Tenslotte iets over
de eigenlijke oorzaak van alle verschuivingen: er was een stad waar het
volgende gesprek plaats vond en een zekere Godsvreze o.m. opmerkte: "Het
is waar, stad Mensziel was sterk en onder zekere voorwaarde, onneembaar, maar
gij en de lieden dezer stad hebben haar verzwakt, en zij ligt nu open voor hare
vijanden; ook is het nu geen tijd om te vleien of te zwijgen. Gij zijt het,
mijnheer Vleselijke-gerustheid, die opzettelijk Mensziel beroofd hebt en hare
heerlijkheid van haar hebt verdreven; gij hebt hare torens omvergeworpen; gij
hebt hare poorten afgebroken; gij hebt hare sloten en grendels bedorven. En nu
om mijzelven nader te verklaren: Van dien tijd af, dat gij, mijne heren van
Mensziel en gij, mijnheer zo groot werden, van dien tijd af, is de Sterkte van
Mensziel beledigd geworden, en nu is Hij opgestaan en weggegaan. Zo iemand de
waarheid mijner woorden mocht in twijfel trekken, dan wil ik hem antwoorden
door deze en dergelijke vragen: Waar is Vorst Immanuël? Wanneer heeft een man
of vrouw Hem gezien? Wanneer hebt gij van Hem gehoord of enige van Zijne
lekkernijen geproefd? Gij houdt nu feestmaal met dit diabolistsche monster,
maar hij is uw vorst niet. Ik zeg daarom, schoon de vijanden van buiten u niet
tot hunnen prooi hadden kunnen maken, zo gij hadt acht gegeven, dat sedert gij
tegen uwen Vorst gezondigd hebt, uwe vijanden daar binnen toch te sterk voor u
zijn geweest.
Toen zei mijnheer Vleselijke-gerustheid. Foei, foei, mijnheer Godsvreze, foei;
zult gij dan nooit uwe vreesachtigheid afwerpen? Zijt gij bang, dat gij van een
mus zult schrikken. Wie heeft u kwaad gedaan? Zie toch, ik ben op uwe zijde,
slechts zijt gij geneigd om te twijfelen en ik om te vertrouwen. Bovendien, is
dan deze tijd zo slecht. Een feestmaal is aangericht om vrolijk te zijn, waarom
toch breekt gij, tot uwe schande en onze hindernis, zo uit in zulk ene
hartstochtelijke naargeestige taal, terwijl gij zoudt eten en drinken en
vrolijk zijn?
Daarop zei heer Godsvreze weer: Ik mag wel treurig gestemd zijn, want Immanuël is
van Mensziel weggegaan. Ik zeg wederom, Hij is weggegaan, en gij, mijnheer,
zijt de man, die Hem weggedreven hebt. Ja Hij is heengegaan, zonder dat Hij ook
de edelen van Mensziel van zijn weggaan heeft gesproken, en zo dat geen teken
is van Zijnen toorn dan ben ik niet bekend met de manieren der
godzaligheid.
En nu, mijne heren en edelen-want mijne taal is nog tot u- uwe toenemende
afwijking van Hem, zette Hem gaandeweg aan om van u te vertrekken, hetgeen Hij
eerst deed voor enen tijd, of gij daardoor niet misschien gevoelig zoudt
gemaakt worden, en de band zou worden vernieuwd, door uzelven te vernederen,
maar toen Hij zag dat niemand opmerkte, noch deze vreselijke beginselen zijner
wrake en zijns oordeels ter harte nam, ging Hij weg uit zijne plaats; en dit
zag ik met mijn eigen ogen. Daarom is, nu gij zo roemt, uwe sterkte weg; gij
zijt gelijk de man, die zijne lokken verloren heeft, welke te voren om zijne
schouderen golfden. Gij moogt met dezen heer uws feestmaals u diets maken, en
besluiten te doen als op andere tijden; maar daar gij zonder den Vorst niets
doen kunt, en Hij van u weggegaan is, verander daarom uw feestmaal in zuchten
en uwe vrolijkheid in geklag.
Toen de ondergeschikte Prediker, de oude heer Geweten genaamd, en die
oud-Verslaggever van Mensziel was, ontstelde over hetgene gezegd werd, begon
hij het aldus te ondersteunen.
Waarlijk, mijne broeders, zei hij, ik vrees dat mijnheer Godsvreze ons de
waarheid zegt. Ik, wat mij aangaat, heb mijnen Vorst gedurende enen langen tijd
niet gezien. Ik voor mij kan mij den dag niet herinneren. Ook kan ik mijnheer
Godsvreze’s vragen niet beantwoorden. Ik vrees en ben bang, dat alles slecht
met Mensziel staat.
Is dit gesprek niet bekend aan allen die de Heere vrezen? Ligt hier niet de
breuk van al ons veranderen en aanpassen? Moet het niet in mijn hart zo
klinken, en in het uwe en onze? Zou het zo erg zijn? Maar, zo vraag ik, als dit
nu eens een weergave is van onze dagen? Dan is de zaak hoogst ernstig!
"De ware vreemdelingschap wordt alleen gevonden in de weg van de waarachtige
bekering. Dat onze bede zou zijn: Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij
leiden” (C.S.L. Janse).
HET MUSEUM 2008
De gedachte, die kortgeleden werd gelanceerd over het refomuseum, laat me nog niet los. Ik eindigde er mijn vorige artikel mee. Als ik me in gedachten verplaats naar jaren later, zeg maar het jaar 2040, dan kan ik me voorstellen dat men met verwondering terugblikt op het verleden van de kerk. Ik waag een poging om u daarin mee te nemen.
goud
Ik eindigde met de
gedachte dat de Bijbel en zeker ook de Gereformeerde Belijdenis ooit in de
vitrine terechtkomen. Dat behoeft niet eens letterlijk te gebeuren, het kan ook
op figuurlijke wijze.
Neem de Statenbijbel. Zo’n mooie Bijbel met koperen sloten in een stevige leren
band. Hij zal erkend worden als religieus erfgoed. Na vele jaren zal er
misschien in een bepaald opzicht nog meer van uitgaan dan nu. Hij hoort thuis
op de kansel. Een rijk en mooi gezicht. Maar stel u voor dat ons voorgeslacht
er ook thuis uit las. Zoals de moeder (?) van Rembrandt. Een Bijbel, zwaar van
gewicht, maar evenzeer zwaar van belang en waarheid. Hoe konden de mensen thuis
uit zo’n machtig werk lezen? Ons nageslacht zal bedenken dat deze Bijbel onze
taal gestempeld heeft, zoals deze nu doorspekt gaat worden met termen uit de
sport en de popstijl. Men zal verbaasd staan dat er uitgevers waren, zo
lang gelden, die zonder de moderne middelen zo’n magistrale uitvoering konden
geven aan Gods Woord. Want daar ging het hen om. Het kan goed zijn dat de taal
van de Bijbel verstaanbaar gemaakt wordt, maar is juist die specifieke taal
niet een gewijd gewaad voor het eeuwige Woord? En wat zal men zeggen van de
Kanttekenaren? Waarin de godgeleerdheid van ons voorgeslacht zo rijk uit mocht
komen? Stoer en verheven, eerlijk en majestueus, zo klinkt nu nòg steeds de
taal van de Statenbijbel. Zo vinden we de koninklijke stijl van Jesaja zelfs
terug in de vertaling. Hoe hebben de Kanttekenaren Christus gezien in het Oude
Testament? Hoe ver strekte hun kennis van de grondtalen, waarvan ze telkens
weer blijk gaven? Men zal in 2040 toch niet moeten zeggen dat dèze Bijbel niet
meer functioneert en geen plaats meer heeft? Bedolven onder allerlei andere
weergaven, die wezenlijke aspecten missen? De tijd zal ooit komen dat men zal
zeggen: Ooit geloofde men in deze waarheid. Wat geloven we nu? Wat is nu voor
ons nog waarheid?
Ook de Gereformeerde Belijdenis zal tentoongesteld worden. Ik stel me eens voor
dat er iemand uit de Evangelische kringen bij staat. Hij zal misschien zich
herinneren dat hem geleerd is dat alleen de Bijbel onze achting waardig is. Die
Belijdenis was voor hen een papieren paus. Tegelijk zal hij bedenken dat daarna
in zijn kring steeds meer het besef doordrong dat die Belijdenis toch een grote
betekenis had, als een woordenboek op de Bijbel. Reeds nu horen we regelmatig
in die kringen, dat er toch behoefte is aan de Bijbelse leer en de samenvatting
van het Woord, omdat we anders gaan leven bij losse teksten en minder bij de
hoofdstroom van de Schrift. Het kan best zijn dat daar straks meer behoefte
wordt gevoeld aan de aangenomen leer dan in menig kerkelijke kring, waar de
band aan de Belijdenis al losser werd. Men zal zich dan ook zeker afvragen
waarom dit alles toch langzaam maar zeker werd achtergesteld bij allerlei
moderne uitingen. Misschien zal er een hunkering zijn naar de tijd waarin deze
Belijdenis echt een plaats had in hart en leven. Het kan gebeuren dat men dàn
scherper het proces van toegeeflijkheid en laksheid inziet dan wij in dèze
tijd. Juist als we spreken over Schrift en Belijdenis zal de uitholling en de
geest van diepe slaap gezien worden van òns geslacht die dit alles zich liet
ontnemen. Hoe kon het zijn, zo zal men zeggen, dat de Catechismus, ooit
leerstof voor kinderen op de basisschool, niet meer werd begeerd en langzaamaan
steeds minder plaats kreeg, totdat niemand er meer naar vroeg. Toen leerstof
voor kinderen, nù de klacht van volwassen mensen die zeggen dat we het niet
meer begrijpen….. Heeft de kerk destijds onder dit alles geslapen? Zij, die er
in opgevoed zijn, hoe konden zij toch in de loop van een mensenleven alle
gouden en zilveren vaten in volle zee overboord gezet hebben, terwijl er geen
sprake was van noodweer; het gebeurde alleen maar vanuit de behoefte om zo
weinig mogelijk ballast te hebben en zo hoog mogelijk op de golven van de
tijdgeest voort te gaan over de wereldzee.
En neem dan ook eens het kerkboek, met daarin de psalmen; ik denk aan de
psalmbundel van 1773. Men zal het zich herinneren: het begon in de Christelijke
gereformeerde kerken met een nieuwe berijming. Want de oude psalmen spraken
steeds minder aan en leken hun kracht te verliezen. Er stonden inderdaad
verouderde woorden in en er was ook wel iets van de mens in verwerkt aan
gegevens die niet in de tekst stonden. Maar was de nieuwe berijming dan echt
veel beter? Speelse rijen in plaats van statelijke rijen? Dochteren van
koningen werden nu genoemd hoogweldelgeboren vrouwen. Dat neemt niet weg dat de
dichterlijke talenten in de nieuwe berijming een zekere schoonheid uitstralen.
Maar men vergat toen dat de oude berijmingen, zowel Datheen als die van 1773,
een sterke gevoelswaarde hebben voor het hart van de christen. Beter één
berijming die centraal wordt gezongen dan drie verschillende boekjes, die
allemaal op afstand blijven en nooit een vertrouwde plaats in zullen nemen. En
lang na de genoemde kerken, begon zelfs ook de Gereformeerde Gezindte (in
engere zin) te spreken over de onverstaanbaarheid van de psalmen van 1773. Ze
kwamen niet te dichtbij, maar wel op afstand achteraan. Dat was in het jaar
2008; toen verschenen er telkens artikelen in de krant die feitelijk
suggereerden dat deze berijming niet meer goed kon worden gezongen. En men is
ervoor bezweken; gaandeweg ging iedereen het geloven, maar nu zijn we eigenlijk
de psalmen kwijt, omdat zo veel verschillende berijmingen wel in de breedte,
maar niet in de diepte wortelen. En natuurlijk ook omdat de mensen toen het
vrije lied van de opwekking binnengehaald hebben. De psalmbundel in het museum?
en zilver
Mocht men ooit toch
besluiten tot oprichting van zo’n museum met religieus erfgoed, dan heb ik nog
enkele attributen in gedachten, die men zeker niet mag vergeten. Ik noem dan
eerst het groene lampje. Nu reeds weten de meeste niet meer dat het ooit in
veel kerken een plaats had, boven de kansel. Dat was van een heel andere tijd.
Toen waren de plaatsen verhuurd, zodat de kerkgangers een eigen plaats hadden.
Terecht plaatste men daarbij een vraagteken. Het was eigenlijk niet goed te
keuren. Maar, vanwege die eigen plaatsen werd het de gasten en vreemdelingen
niet makkelijk gemaakt de diensten bij te wonen. Voor hen was het groene licht.
Wat een opluchting als eindelijk om drie minuten voor de aanvang het lampje
ging branden. Soms stonden de paden vol met mensen, die erop wachtten. Zo kort
voor de dienst zocht men dan snel een goede plaats uit. Toen echter de eigen
plaatsen, de betaalde plaatsen zelfs, waren afgeschaft, was er niet veel
veranderd. Vreemden, die rechtmatig mochten plaatsnemen, overal en waar dan ook,
werden niet zelden van hun plaats gejaagd met hier en daar een grauw en een
snauw. Men betaalde dan wel niet meer voor de plaats, maar men betaalde
vrijwillige bijdragen. Was er eigenlijk wel zo veel verbeterd? We zijn het
lampje kwijt. Maar….., ook die volle gangpaden van mensen die wisten dat daar
de waarheid werd gepreekt. Het hongergevoel is sindsdien sterk afgenomen.
Waarom trekt de prediking de mensen niet meer? Er was een tijd dat de rechte
prediking, zeker ook binnen onze kerken, mensen van buiten de gemeente trok,
omdat die prediking nog vertrouwen wekte. Maar wat zegt nu het naamplaatje aan
de gevel van de kerk?
Zeker zullen ook de collectezakken aan de lange stok niet ontbreken. Ze zijn nu
vrijwel overal verdwenen, al zijn er nog enkele gemeenten onder ons die deze
praktijk nog kennen. Je kon er met genoegen naar kijken. De broeders diakenen,
voorzien van zwarte handschoenen, trokken met een zekere stemmigheid, door de
paden, van plaats tot plaats en van mens tot mens. Dat gebeurde dan onder plechtig
gezang. Toen heel gewoon, zal men zeggen, maar er ging wel echt wat van uit.
Misschien had die manier van offeren toch wat meer een persoonlijke kleur, al
is er geen kwaad woord te zeggen van de tegenwoordige manier van inzamelen. Ja,
het gebeurde onder het zingen. Maar men ontdekte in onze kerken, want daar
leefden dit soort ideeën wel vaak, dat collecte en zingen niet konden
samengaan. Men vond het oneerbiedig. Nu hebben we een andere dreigende
combinatie: offeren en door elkaar heen praten en soms bijna luidkeels gelach,
zodat het orgelspel nauwelijks nog doordringt. En, als de lange stokken konden
spreken, zouden ze kunnen vertellen van een volk, dat soms de gouden spelden
van de klederdracht in de zak liet belanden. Ze zouden kunnen vertellen van
grote mensen met kleine gaven en ook omgekeerd. Maar die mooie combinatie van
zingen en offeren had toch een grote meerwaarde boven de praktijk van onze
moderne tijden. Ja, al die herinneringen zullen eenmaal boven komen. Lag er
niet iets van wijding in? Ik geloof het als men zegt dat men dat zo niet voelt.
Ik zou dan antwoorden: je moet de sfeer geproefd hebben….. En dat is het heus
niet alleen nostalgie.
Wat hebben we nog meer? Misschien ligt er ook wel een rol King, vlakbij de
collectezakken. Bij uitstek een heel trouwe kerkganger. Die naam geeft echter
aan dat lang niet alles altijd maar even stemmig en goed was. Want die rollen
kunnen vertellen van veel oneerbiedigheid. Een vreemde gewoonte, dat snoepen in
de kerk. Er waren zelfs voorgangers, die maar even wachtten met het begin van
de preek, om geen valse start te maken. Het gebeurt buiten de kerk eigenlijk
nooit in een samenkomst van veel mensen. Ik durf niet hardop te bedenken
waartoe de snoeprol toch dienen moet tijdens de kerkdienst. Vooral ook de
moderne snoeprol, met de krakende omhulsels. Het gebeurt ook niet meer bij het
begin van de preek en na de tussenzang (die was daar misschien toch ook nog wel
goed voor). Nee, men ontrolt nu soms continue, het een na het andere. Wie zal
er nu steekhoudend kwaad van zeggen? Het museum laat ook zien dat er kwalen van
alle tijden zijn, die niet altijd te rijmen zijn met de verschuldigde eerbied
en aandacht. Het wordt nog erger als men preken en dominees als een vorm van
snoepgoed aanmerkt, omdat juist die man of die preek net iets beter smaakt dan
de rest.
Wat een museum dan allemaal al niet kan vertellen. En dat ligt daar ook het
bordje over de kledij van de dames. Vrouwen en meisjes worden verzocht met
gedekte hoofde en eerbaar gekleed de kerkdiensten bij te wonen. Zo ongeveer.
Wat zal de rondleider daarvan zeggen? Natuurlijk zal hij nog wel weten te
zeggen dat er nadelen waren verbonden aan zo’n verzoek in het portaal. Men
knoopte er soms de vreemdste conclusies aan vast, die ik niet ga opsommen. Maar
hoe zal de schare er uitzien in 2040? Hoe ziet de gemeente er nu uit op een
mooie zomerdag? Zal de hoed misschien niet in het museum terechtkomen, of zal
straks de wereld deze alleen nog maar hebben overgehouden voor hoogtij en
plechtstatigheid? Eigenlijk was dat verzoek helemaal niet zo misplaatst als men
wel wilde doen geloven. Vrijheid en blijheid is ook niet alles. Het zondagse
pak en de eenvoudige (dat moet ook gezegd worden!) stemmige kledij is een
kerkdienst waardig. Natuurlijk waren en zijn er ook gemeenten waar zo’n bord
aan de wand in het portaal niet nodig is. Gelukkig maar.
De oude klederdrachten hadden veel voor misschien? Deze muntten vaak uit in
stemmige kleuren, zoals wit en zwart. Als ik van Harderwijk uit over de
Zuiderzeestraatweg reed in de richting Zwolle, zag ik rond de aanvangstijd van
de kerkdiensten overal in de dorpen de schilderachtige dracht van mannen en
vrouwen langs de weg, op de fiets.
Ik moet het museum uit. Ik zie in de verte nog meer liggen: een tekstbriefje,
met allemaal psalmen…. Een preekboekje van 16 of 20 pagina’s. Zal dan de preek
ook al in het museum terechtkomen? Zeker wel, díe preken in ieder geval wel. Om
van de inhoud nog niet te spreken. Preken met een toepassing, waar de mensen
voor gingen zitten, preken die echt wegwijzers waren naar Christus. Natuurlijk
kan dat ook veel korter. Het zou wel met een zin kunnen, zoals in Johannes
3:16. Maar die preken geven aan dat men er de tijd voor nam. En dan kom je
vanzelf wel terecht bij de zandloper van heel vroeger, op de preekstoel. De
overheid telde soms het aantal zandkorrels uit.
Als ik het verhaal nog eens overzie, kan ik er best wel van schrikken dat men het heeft over een refomuseum. Misschien moet die gedachte ons wel wakker schudden, want het is (gelukkig) nog geen 2040. Het is nu nog 2008. We hebben nog allerlei dingen over, die nog niet echt hun plaats achter het glas gekregen hebben. En de Heere zegt: Houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. Dat is de les van het museum.
HET VERLEDEN 2008
Drs. Bart Wallet
schreef in het RD op uitnodiging over een onderwerp dat de laatste tijd in zijn
ogen onderbelicht is geworden. Wallet levert zijn bijdrage onder het thema:
Geschiedenis heeft geen gezag.
We kennen Wallet ook als scribent in ons kerkelijk orgaan "De Wekker”.
Daarom trok zijn betoog mijn aandacht. Ook omdat het onderwerp uitnodigt om
erover mee te denken.
heiligenverering
De kern van zijn
betoog heeft een Bijbelse achtergrond. Ook Gods Woord waarschuwt tegen het
bouwen van de graven der profeten en het vermaant ons: "Weest niet gelijk
uw vaders” (Zach.1:4).
De zaligheid is in geen andere naam. Geen Mozes of Abraham, zoals de Joden
daarin roemden tegenover de Heere Jezus. Een beschuldiging tegen Stefanus
luidde dat hij lasterlijke woorden had gesproken tegen Mozes en tegen God
(Hand.6:11). Deze volgorde is een verkeerde. De Heere staat boven alles
en allen. De RK kerk kent haar heiligen, maar hebben wij deze ook? Onlangs
beantwoordde iemand deze vraag bevestigend.
Er is een tijd geweest dat Calvijn het absolute einde was van alle tegenspraak.
Dat geldt feitelijk ook van heel veel oude schrijvers, al maakt de
verscheidenheid onder hen het niet altijd gemakkelijk om een centrale mening te
distilleren uit hun geschriften. De opmerkingen van Wallet dienen een goed
doel. Hij voert daarbij weer een andere reden aan dan wij misschien zouden
doen. Het verleden kan ons gijzelen, zo merkt hij op en hij acht de toekomst
daarbij zeker net zo belangrijk. Persoonlijk zou ik liever denken aan de grove
zonde der Joden die Abraham en Mozes plaatsten tegenover en vooral ook boven de
Heere Jezus. In dát geval gaat het helemaal verkeerd. Daar waarschuwt Gods
Woord ook voor. Niet "Mozes en God”, maar "de Heere en Mozes Zijn
knecht” (Ex.14:31). Dat is de goede volgorde.
Mensen uit het verleden gaan te veel gezag krijgen, als het gezag van de Heere
afneemt. Het verleden is niet heilig, maar God is heilig. Zouden in een preek
met afwijkende gedachten maar enkele namen vallen zoals van Brakel en van der
Groe, dan zou dat velen geruststellen.
Mogelijk denkt ook u met mij met een zeker heimwee terug aan de tijden die
gingen. Niet zo jachtig als nu, meer authentieke personen onder Gods volk dan
tegenwoordig, meer glans aan het geestelijke en kerkelijke leven, een meer
kinderlijk geloof in de waarheid en de betrouwbaarheid van Gods Woord, dit
alles hoort bij de verleden dagen. Toch zouden wij met elkaar niet zonder meer
kunnen leven in die tijd. En evenzeer zouden onze ouders of grootouders, die
misschien al lang heengingen, nog terug kunnen met deze tijd. Trouwens, een
enkel mensenleven kan dodelijk vermoeid raken van alles wat gebeurt en
verandert. Dat ligt ook opgesloten in de bekende uitdrukkingen dat de vromen
uit het Oude Testament stierven "oud en der dagen zat”. Is de vloek op de
zonde, namelijk het sterven, ook niet in zekere zin een weldaad? Niemand, zeker
niet Gods kinderen, zouden hier altijd willen blijven. De mens leeft graag,
maar dan betreft het niet de verwording van het menselijk leven door de zonde,
maar dan gaat het om het ware leven, namelijk het kennen van de Heere.
de weg terug
Dat neemt niet weg,
dat het verleden ook een bron van gewenst onderwijs genoemd kan worden, mits
goed opgevat. "Gedenkt de vorige dagen”, zo lezen we in Hebr. 10:32. Ook
Wallet sprak over de goede kanten van het verleden. Voor de Hebreen was dat van
groot belang. Er waren wissels omgegaan in hun geestelijk verstaan van de
dingen, er was een breuk ontstaan met de dagen van weleer. De belijdenis der
hoop had zijn betekenis en glans verloren, de gebrachte offers voor de Heere en
Zijn dienst bleven thans achterwege, er waren slappe handen en struikelende
knieën die schade aanbrachten aan de zaak van het Evangelie. Op die
soortgelijke manier worden in de Schrift meerdere gemeenten herinnerd aan een tijd
die helaas passé was. De zeven gemeenten moesten in veel opzichten weer terug
naar vroeger: Uw eerste liefde werd verlaten, doe de eerste werken, houd wat
gij hebt, gedenk hoe gij het ontvangen en gehoord hebt….
De dichter wil gedenken hoe voor dezen ons de Heere heeft gunst bewezen. De
wonderen vanouds zijn van het grootste belang. De uiteindelijke spits van het
artikel van Wallet lijkt me dan toch af te wijken van deze toch wel
doorslaggevende lijn in Gods Woord. We behoeven het verleden niet over te doen
en we behoeven ook niet het geloofswiel uit te vinden of de leer vast te
stellen.
Concreet toegepast op onze situatie: het geloof van uw grootmoeder kan zeer wel
voor u mede ook een oproep zijn om terug te keren naar de bronnen der
zaligheid, die in uw opvoeding tot u gekomen zijn. Het is waar dat de
toepassing daarvan voor u en uw kinderen u stelt voor nieuwe problemen en die
zijn niet gering. U mag ook gerust onderzoeken of alles altijd wel Bijbels was
en wat dat niet was, kunt u bijstellen, maar onderzoek wel eerlijk en laat u
niet meeslepen door allerlei stemmen die zeggen dat het nu anders moet en dat
het niet meer kan zoals vroeger met "de oude antwoorden”. Dat is
gevaarlijke taal.
Het moet eerlijk worden opgemerkt dat de massa in Nederland ook binnen de
kerken allerlei verbindingen met voorheen doorgeknipt hebben. Oude ballast. Oud
brood en oude schoenen, zeker, daar leef je niet graag mee, maar oude wijn en
oude wijsheid heeft en houdt betekenis. Er is een internetsite die heet:
"Oma weet raad”; was het maar waar dat ons volk weer wilde beseffen dat
oma die nog naar de kerk ging en opa die dagelijks zijn knieën boog raad zouden
weten op allerlei moderne vragen. Veel moderne vragen waren er vroeger ook al,
maar die werden opgelost vanuit de vreze des Heeren. En daarmee hebben u en ik
het moeilijker dan vroeger, maar dat is eerder een teken van geestelijke
armoede dan van nieuwe inzichten.
In geestelijk opzicht betekent dit dat we toch nog maar eens moeten kijken naar
die namen van vroeger. Bekering betekent wederkeren, niet zonder meer naar
vroeger, maar naar de Heere; maar toch ook weer naar het oude leven met God.
Wij kunnen dat met elkaar zo maar niet en we willen het misschien ook niet,
maar zou het niet goed zijn? Hebt u misschien in uw eigen korte leven niet
oorzaak om eens om te kijken? Heb ik in mijn leven iets mogen ondervinden van
een nieuw begin dat de Heere heeft gemaakt, dan moet ik in ieder geval aan dat
uitgangspunt vasthouden. Ik ontmoet meermalen mensen die dat graag zouden
willen en die zelfs wel verlangen naar de dagen van eertijds, maar zij verkeren
in een zekere onmacht om daar te komen. Ik voel met hen mee. En dat geeft smart.
En tegelijkertijd kunnen zij het er nog redelijk mee uithouden en zijn ze niet
vastgelopen met deze dingen. De gemeente van Efeze had de eerste liefde
verlaten. Velen hebben dat ook zo gevoeld in hun beleving, maar ze zagen het
teveel als een lot of een noodwenig en onontkoombaar gegeven; dat zien we
dan verkeerd want de Heere stelde hen aansprakelijk: "doe de eerste
werken”.
De nieuwe tijden van heden maken ons wel onrustig want het gaat niet goed,
zoals velen zeggen, maar de moderne tijd is toch ook eigenlijk wel mooi en veel
ontwikkelingen komen ons eigenlijk ook wel weer goed uit. Zo drijven we alle langzaam
maar zeker af. Wallet pleit voor een inspiratie vanuit de toekomst. Dat zou
zeker wel een goede impuls kunnen geven. Denk maar aan het laatste oordeel op
de wolken des hemels, of aan het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel.
Hoedanig behoorden wij dan te zijn in heilige wandel en godzaligheid. Maar er
is dan toch ook continuïteit met het verleden. Laat ons onze wegen onderzoeken
en doorzoeken en laat ons wederkeren tot de Heere. De verloren zoon moest de
weg terug gaan; daar had hij jarenlang geen zin in gehad want dat was toch wel
benauwend en eng, maar er kwam toch een tijd dat hij het graag deed. Hebt u
iets tegen op die wachtende Vader Die uitziet naar Zijn afgedwaalde kinderen?
Helaas hebben we dat vaak wel. Ook de oudste zoon had daar moeite mee. Hij zat
dagelijks met zijn vader aan tafel en toch koesterde hij diep in zijn hart de
begeerte om met zijn eigen vrienden, zonder zijn vader, feest te vieren. O, wat
zit de breuk diep in ons hart en wat kunnen de varkens ons nog onderwijzen betreffende
het grote verleden van ons leven. Wij dwaalden ieder als schapen en wij keerden
ons een iegelijk naar zijn weg; maar de Heere heeft ons aller ongerechtigheid
op Hem doen aanlopen. Daar ligt de enige hoop. In Hem, Die nooit veranderd is
en Die de Zijnen liefgehad heeft tot het einde. Dus zegt de Heere tot ons:
"Indien gij zult wederkeren, zo zal Ik tot u wederkeren”.
oude bronnen
Wat betekent dat nu
voor het kerkelijke leven? Noem ze op in een willekeurige rij: Luther, Calvijn,
de Cock, enz. Laat ik vooraan de rij mogen plaatsen: Jezus Christus. Alleen
vanuit Hem en Zijn naam krijgen zij betekenis, ook inzover zij Hem hebben mogen
dienen.
De oude Hervormde kerk was weliswaar een belijdeniskerk (met een vastomlijnde
belijdenis), gevormd in het verleden, maar later wilde men ook een belijdende
kerk worden. Op eigentijdse wijze verwoorden wat in het verleden was
vastgesteld. Men hielde de belijdenis quia (omdat) en quatenus (voorzover) deze
overeenstemde met Gods Woord. Daar hoort u de wissel en het landschap
verandert. Dat leek toen typische Hervormd en we werden daar destijds tijdens
de opleiding duidelijk voor gewaarschuwd. Maar mijn broeders uit die tijd
zullen het me toestemmen dat veel waar we toen in negatieve zin over hoorden
spreken, nu gemeengoed lijken in sommige kringen van onze eigen kerken. Dat
doet dan wel pijn. Dat voelt aan als een verloochening. Van mensen, maar
bovenal van de Heere en Zijn dienst. Kunnen we onder de indruk zijn van onze
antwoorden in de 21e eeuw, waarvoor Wallet pleit? Thorbecke zei: Wacht op onze
daden. De daden van de moderne belijders moeten nog wel komen. Er is nog niet
zo heel veel van gezien.
De historie van onze kerken zal ons niet willen gijzelen. Hooguit wil de
geschiedenis ons raad geven. Het verleden is als een wijze leraar, die ons
waarschuwt voor gevaren en die ons wil doen wandelen op de weg van het
verstand. Toch maar blijven waarschuwen voor Arminius en ons leiden naar het
monument in Geneve. Ik voel me persoonlijk ook absoluut nog geen
gijzelaar.
IK heb in een stad gestaan met twee gemeenten die beiden behoorden tot ons
kerkverband. Een eigentijdse gemeente en ook een meer consistente (gelijkmatig)
gemeente, die zichzelf wilde gelijk blijven. Ik heb meermalen gedacht: als
predikanten van honderd jaar geleden nog zouden kunnen preken, dan zou dat in
de laatste gemeente nog enigszins kunnen; de andere gemeente leek me daar toen
de grootste moeite mee te hebben. De een is vast niet beter dan de andere, maar
laten we liever verkeren met de wolk der getuigen dan met hen die "naar
verandering staan”. Hiermee is over niemand een oordeel uitgesproken. We lopen
allen het gesignaleerde gevaar.
En verder is het voor alle gemeenten maar moeilijk om een jubileum mee te
maken. Een dergelijk gedenkwaardig feit ontdekt ons aan ons verlies. Er is in
een eeuw zo heel veel veranderd. De weg der bekering ligt open en nodigt ons
uit. Het is een goede combinatie: oude sporen, nieuwe wegen. Heilzaam voor ons,
ook voor de jeugd. Zij zullen de eerste zijn om dat te erkennen. Johannes zei
het zo: Broeders! Ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij
van den beginne gehad hebt; dit oud gebod is het woord, dat gij van den beginne
gehoord hebt.
Het is goed om hierover na te denken. Het een vult het andere aan. Laten
we de bronnen van Abraham opgraven, dan zal de Heere ons ruimte maken, in het
beloofde land.
IN DE BRESSEN 2008
Opnieuw deed een theoloog van zich spreken. Ditmaal dr. F. Harinck, die onrust veroorzaakt binnen de Vrijgemaakte kerken. Hij brengt hulde aan de moderne afgoden (homoseksualiteit, positie van de vrouw, Roomse mis (dat is nieuw). Er zijn er de laatste tijd meer voorbijgekomen in deze rubriek. Wat zal ik er nu van zeggen?
Het kan gaan
vermoeien. Weer iemand die "omvalt” en de moderne tijd omarmt. We hebben
het zien gebeuren binnen de EO en de CU, het komt telkens weer voor in kerken,
we nemen het ook waar binnen de Evangelische beweging zelfs (Ouweneel), en zo
kan ik nog even doorgaan. Achter deze lange rij lopen u en ik misschien ook,
min of meer in de verte, maar we zijn er wel bij. Het is op de lange duur een
proces, dat ons allen bereikt. Zoals een kwaal langzaam maar zeker het gehele
lichaam aantast.
Gelukkig zien we ook steeds weer dat er protesten ontstaan. Binnen de GKV zien
sommigen Kuitert aankomen…. En daar niet alleen! Men is daar verontrust over.
Maar het woord "verontrusting” zelfs is ook aan slijtage onderhevig. Het
woord valt gedurig, maar het brengt geen keer in de situatie. De stroom gaat
verder.
Daarom heb ik hierboven gesproken over de bressen. Daaronder verstaan we
allerlei gaten en doorgangen in de muur van de stad Jeruzalem, die in tijden
van oorlog openvallen. Gevaarlijke breuken in de verdediging, waar de vijand
doorheen kan komen. De muur die moest verdedigen, heeft het begeven. Juist op
die plaatsen moesten soldaten zich opstellen.Maar juist daar zijn ze erg
kwetsbaar. Ze kunnen zo maar sneuvelen of gewond raken. In het boek Nehemia
leest u over het werk aan de muur. De muur vraagt telkens weer aandacht en de
vijanden spotten juist met de muur van Jeruzalem, die zelfs door een vos kon
instorten.
Van de valse profeten wordt gezegd dat ze de bressen niet hebben toegemuurd.
Lees maar Ezech. 13:5 "Gij zijt in de bressen niet opgetreden, noch
hebt den muur toegemuurd voor het huis Israels, om in den strijd te staan, ten
dage des HEEREN”.
Ze lieten de vijanden binnenkomen. Voor dat gevaar moeten we oppassen. Wij ook.
Daarom verbind ik enkele algemene conclusies aan het verschijnsel van
ontbinding en verval, dat zich telkens weer aandient.
Het Reveil
Het steeds weer
wijzen op allerlei bressen brengt misschien ook een negatief effect, namelijk
gewenning. Het moet nu eenmaal zo gaan. Verder ziet ook niet iedereen die
speciale gevaren. Ook daarover bestaat verschil. Ik merk echter toch dat er
meerderen zijn, die duidelijk waarnemen dat er een sluipend verval aanwezig is.
Een kever die knaagt aan de gebinten van de kerk. Ik noemde de Wekker, ik las
recent nog van dr. Visser uit den Haag dat hij aangaf hoeveel kerken er in de
grote stad verdwenen zijn, een verschijnsel dat zich nu over het gehele land
verspreidt. Ik heb dat zelf schrijnend in Utrecht ervaren toen ik daar predikant
was. Er zijn er velen dat nadenken over het geestelijke ontbindingsproces. Men
onderneemt pogingen om zich teweer te stellen, om in de bressen op te treden.
Ik heb daartoe de vorige keer ook een aanzet gegeven, speciaal voor onze
kerken. Terug naar de roots.
Ik wil hier nu de naam van het Reveil noemen en ik wil daaraan enkele gedachten
ontlenen. Ik lees in Wikipedia hierover een korte samenvatting: "Het
Réveil (1815-1865) is een internationale opleving van het christelijke denken
in het negentiende-eeuwse Europa. In Nederland is Willem Bilderdijk de vader
van Het Réveil. Onder andere Isaäc da Costa, Samuel Wiselius, Willem de Clercq
en Groen van Prinsterer waren zijn leerlingen. Ook in andere landen van Europa
is van een opleving sprake, met name in het oosten van Frankrijk, Zwitserland,
waar de beweging ontstond en het zuiden van het huidige Duitsland. Het Réveil
heeft invloed gehad op staatkundig terrein. Mede door haar toedoen zijn aan het
einde van de 19e eeuw de anti-revolutionaire en christelijke historische
partijen ontstaan. Ook voor allerlei concreet maatschappelijk werk is Het
Réveil van belang geweest. Ten slotte kreeg de christelijke zending vanuit Het
Réveil belangrijke impulsen. In Engeland waren William Wilberforce, John Wesley
(oprichter van het Methodisme) en Thomas Chalmers belangrijke
vertegenwoordigers van deze opleving”. Dat laatste is voor mij nieuw.
Dit reveil stond geen afscheiding voor. Bestaande verhoudingen bleven
ongemoeid. Het richtte zich ook niet alleen op de kerken, maar ook op de
maatschappij. Twee trekken die van groot belang kunnen zijn. Een nieuwe
kerkelijke afscheiding zou weinig soelaas bieden. Daar kunnen we geen heil van
verwachten. Maar er zou wel een brede beweging kunnen ontstaan, die in de
bressen kracht zou kunnen ontwikkelen door vooral geestelijke vernieuwing.
Kerkelijk, maar ook maatschappelijk. Men kan in de preek allerlei zaken aan de
orde stellen, maar als de maatschappelijke gevolgen niet worden gezien, loopt
het allemaal vast. Er is maatschappelijk ook veel aan de hand.
Neem de eigen Reformatorische "zuil”. Laatst konden we een artikel lezen
over de evangelische "zapcultuur”. De mooie en aardige dingen uit de
Bijbel oppakken en de rest laten liggen. Een opmerkelijk verschijnsel, waar we
nog eens op terug kunnen komen. Maar deze cultuur doet zich in even sterke mate
voor onder ons, dus ook binnen d e Reformatorische gezindte. Soms denk ik dat
dit woord ook uitgehold is. Wat is nu Reformatorisch? We hebben allerlei
Reformatorische organisaties. De bekendste is misschien het RD; maar ik denk
ook aan bijvoorbeeld het Reformatorisch onderwijs. Op die terreinen hebben we
veel bereikt. We kunnen er niet genoeg dankbaar voor zijn. Toch zullen velen
met zorg kennis nemen van alles wat zich in deze sectoren voordoet. Er worden
bressen geslagen. Het RD krijgt steeds meer en bredere aandacht voor de wereld
om ons heen. Paginagrote aandacht voor mensen die er andere ideeën op na
houden. Eigentijdse theologie scoort kennelijk. Dat zou nut kunnen hebben, mits
vergezeld van pincipiële commentaren. Wie in de afgelopen veertig jaar de EO
heeft zien veranderen, neemt soms dezelfde verschijnselen waar, nu dan in het
RD. Er werd al op gewezen dat het jongste onderzoek over gospelmuziek toch
tekenend was voor zowel ons overigens gewaardeerde dagblad alsook voor ons
eigen onderwijs. We schuiven te veel op en we passen aan. Een naïeve belangstelling
en soms verwondering voor de wereld. Zoals ook de kerk nog maar één roeping
lijkt te hebben, namelijk de wereld in te trekken, met de opdracht van het
Evangelie.
de geschiedenis
Rond de reeds
genoemde persoon van Harinck klinkt in de GKV de waarschuwing dat men achter de
Synodaal Gereformeerde kerken aanloopt. Die vrees leeft ook binnen onze eigen
kerken. Maar ik denk dat die ontwikkeling van toen ook typerend is voor heel de
Gereformeerde, Reformatorische wereld. Er lijkt een trendbreuk op te treden. De
Gereformeerde kerken waren eens een indrukwekkende vesting. Alles bloeide.
Kerken liepen over. Kuyper had een scherpe blik op de wereld. Hij wilde de
wereld onderwerpen aan het Koninkrijk Gods. En wat kwam er van terecht? Ondanks
alle goede bedoelingen zakten na korte tijd de Gereformeerden als een
kaartenhuis ineen. Een snel om zich heen grijpend proces. Geen kerk heeft zulk
een ernstig proces van ontbinding meegemaakt als deze kerken, ondanks de grote
bloei.
Welnu, ook de Reformatorische wereld vertoont bloei; we hebben prachtige
organisaties op bijna elk gebied. Er is een behoorlijk zuiltje ontstaan.
Prachtig dat we zoveel mogen doen aan reformatorisch onderwijs. Mooi dat we
elke dag nieuws krijgen dat enigermate Bijbels gekleurd wil zijn. Maar de les
van Abraham (de Geweldige, zo werd hij zelfs genoemd) mogen we niet vergeten.
Het kan ons Reformatorisch volksdeel gaan overkomen, wat we lezen van
Nebukadnezar: "Maar toen zich zijn hart verhief, en zijn geest verstijfd
werd ter hovaardij, werd hij van den troon zijns koninkrijks afgestoten, en men
nam de eer van hem weg” (Dan.5:20).
Onze uiterlijke bloei gaat niet samen met geestelijke opleving. Daarom is er
een reveil nodig, als weleer, dat zegen heeft verspreid in ons land. Het bewoog
zich dwars door alle kerken, het zocht de kracht in de levende omgang met de
Heere. Ook nu zijn er in alle kerken nog mensen, die de actuele ontwikkelingen
met zorg waarnemen. Maar wordt het geen tijd dat zij samen de handen ineenslaan
en terwijl zij kerkelijk gewoon blijven wat ze zijn, dwarsverbindingen, zowel
landelijk als vooral ook plaatselijk aanbrengen, om elkaar en de dienst des
Heeren vast te houden? We zouden allen biddend moeten gaan nadenken over een
Reveil anno 2008.
Enkele opmerkingen: Ik heb niet het oog op allerlei uitwendige en wettische
vernieuwingen, die een valkuil zouden kunnen vormen. Het zou voor de hand
kunnen liggen dat we het nog eens sterker gaan zoeken in het uitwendige. Maar
de kostuums behoeven niet zwarter te worden en allerlei hernieuwde aanscherping
van de regelgeving heb ik niet in gedachten. Op die terreinen moeten we
misschien ooit ook alerter zijn. Maar daar ligt het uitgangspunt niet. Ik denk
aan geestelijke herleving, aan wat we lezen in Rom.12: 1 en 2: "Ik bid u
dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat u uw lichamen stelt tot een
levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke
godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door
de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en
welbehaaglijke en volmaakte wil van God zij”.
Hier gaat het om de vernieuwing van uw gemoed. Het behoort dan van binnenuit te
komen. De kerk kan lijken op die persoon die me gisteren met tranen aangaf dat
ze bekeerd moest en wilde worden, maar die vroeg naar het hoe. Hoe kan dat
ooit. Zulke mensen komen we gelukkig ook nog tegen. Als dat eens het beeld van
de kerk mocht zijn! Hopelijk zijn ze er velen in de kerken en de gemeenten, die
dit beseffen. Die haken naar de vernieuwing uws gemoeds… En: de ontfermingen
Gods. Dat zijn de bronnen. Daar moet het vandaan komen. Het is dan ook een Gode
welbehaaglijke offerande, die naar God toe plaats vindt. Niet meer vanuit enige
menselijke afweging.
De vrucht zal dan zijn dat we deze wereld niet gelijkvormig worden. Laten we
allen daar biddend over nadenken. Laten we hopen dat zulk een reveil, als toen,
zou mogen ontstaan. Geen revolutionaire aanpak, maar een werk op geboden
knieën. Denkt u en jij daar persoonlijk ook over na. Laat dat in alle kerken
verstaan mogen worden; in de Vrijgemaakte kerken en in de Gereformeerde
Gemeenten en overal, want het is ook over nodig. Dan gaat in vervulling wat we
lezen in Jes. 58:12: "En die uit u voortkomen, zullen bouwen de oude
verwoeste plaatsen; de fondamenten, van geslacht tot geslacht verwoest, zult
gij oprichten; en gij zult genaamd worden: Die de bressen toemuurt, die de
paden weder opmaakt, om te bewonen”. Bij de Heere zijn alle dingen mogelijk.
Niet dus een nog kleiner Reformatorisch zuiltje, maar een stad op een berg en
een licht op de kandelaar. Christus stond in de bressen en daar roept Hij Zijn
volk. Om des huizes des Heeren onzes Gods wil!
IN GESPREK 2008
Tweemaal werd in de pers binnen een korte periode gesproken over de antithese. De heren Hagoort en Knevel gebruikten de term in artikelen, die verschenen in het RD. Ze namen afstand van de antithese, zoals deze voorheen gestalte kreeg en voerden een pleidooi voor de houding van de huidige generatie, namelijk die van dialoog en authenticiteit. Met name de EO maakte de omslag van de antithese (tegenstelling) naar de dialoog (gesprek).
We hebben het dan
over de verhouding tussen kerk en wereld; is er een absolute tegenstelling
tussen beide, of zijn we als kerk met de wereld in gesprek (en omgekeerd: is de
wereld met de kerk in gesprek)? Men sprak ook in termen van een gesloten
houding naar de wereld en een open houding naar wereld en cultuur. De omslag
wordt manifest in de EO. Maar daar niet alleen. Ook het volksdeel, waartoe wij
ons rekenen, lijkt bezig te zijn met diezelfde overgang.
Men duidt het verleden aan als de tijd van de antithese; we zouden beter kunnen
spreken van het isolement. Als de huidige trend "gesprek” genoemd wordt,
is die term te verhullend. Er is veel meer aan de hand dan het voeren van een
gesprek. Hagoort gebruikt de term "dialoog” en deze term lijkt dicht aan
te liggen tegen het compromis. Ik herinner me uit mijn studententijd dat men
over ’t algemeen niet veel goede woorden over had voor het woord "dialoog”.
Het is opmerkelijk dat de tegenwoordige moderne mens de opvattingen uit die
tijd zo snel vergeten is, ook binnen onze eigen kerken. Er is in ieder geval
voor het woord "dialoog” geen enkele Bijbelse onderbouwing. Dat moeten wij
ons allemaal aantrekken. Ik heb het echt niet alleen over de evangelische
kringen, het speelt levensgroot ook binnen onze eigen muren. We zijn hiermee op
de verkeerde weg.
Beide scribenten, behorend tot de meer evangelische zuil, lijken daarbij uit te
gaan van de situatie van nu. De tijdgeest, de waan van de dag, bepaalt op die
manier de verhoudingen; zo ligt het nu eenmaal, onontkoombaar, zegt men. We
horen zo vaak, ook in reformatorische kringen, dat we met de rug tegen de muur
staan. Dat blijkt bijvoorbeeld inzake Internet. Dit lijkt de brug te gaan
worden tussen ons en de wereld. Daar moeten we op inspelen. Er lijkt geen
verzet mogelijk te zijn. Men heeft het nu eenmaal nodig voor het werk. Te
weinig duidelijk wordt dan door ons opgeroepen tot een Bijbelse bezinning. Het
is misschien al het gevolg van die omslag, dat we minder rekenen met de normen
van Gods Woord en meer met mode en trends, die mensen zelf bepalen.
Mij houdt de vraag bezig in hoeverre men zich voor deze omslag kan beroepen op
de Schrift. Spreekt ook Gods Woord op die manier over onze houding tot de
wereld? Vinden we in de Bijbel meer sporen van het gesprek dan van de
antithese?
Ik zet enkele
Schriftgegevens op een rij. De dagen, voorafgaande aan de zondvloed, laten
aanvankelijk een sterke antithese zien tussen de twee linies, namelijk die van
de zonen van God (Seth) en de zonen van de wereld (Kaïn). Genesis 4 toont een
absolute scheiding, beter te benoemen als isolement dan als antithese.
Het gaat verkeerd als de beide lijnen door elkaar gaan lopen, als het gesprek,
de dialoog ontstaat. Dan verschijnen bijvoorbeeld de gemengde huwelijken ten
tonele. Het wordt dan: geen vlees en geen vis. Daarom was Abraham er ook zo
beducht voor dat zijn zoon zou trouwen met een Kanaänitische. Ook voor
terugkeer van Izak naar Ur. "Wacht u dat ge mijn zoon niet weer daarheen
brengt”. Die neiging tot terugkeer vinden we ook bij Israel in de
woestijn. Terug naar de vleespotten. De scheiding ongedaan maken.
Zowel Mozes als Jozua waarschuwen het volk voor omgang met de omringende volkeren:
Weet voorzeker, dat de HEERE, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor
uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen ulieden zijn tot een strik, en tot
een net, en tot een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij
omkomt van dit goede land, hetwelk u de HEERE, uw God, gegeven heeft
(Joz.23:13). Reeds Bileam had ervan gesproken dat het volk alleen moest wonen.
De ballingschap is het oordeel van God over de verbreking van Gods verbond en
het dienen van de afgoden der volken.
Ezra en Nehemia zijn diep ontsteld als ook na de ballingschap weer hetzelfde
verschijnsel zich voordoet: vreemde vrouwen en een gemengde spraak. Juist in
die dagen is er in sterke mate behoefte uitgesproken voor de antithese. Dat was
trouwens ook in Babel al zo. De bekende Daniël en zijn vrienden hielden zich
verre van de spijzen en de cultuur van Babel. Daniël werkt weliswaar aan het
hof van Babel, maar hij handhaaft in zijn optreden duidelijk de eigen
geestelijke identiteit. Denk verder ook aan de drie jongelingen die weigerden
te buigen voor het beeld in het dal Dura.
Op grond van deze feiten kunnen we niet anders concluderen dan dat het de grote
verzoeking is voor het volk om versmelting te zoeken met de vreemde volkeren en
de vreemde goden. Gods verbond biedt voldoende leefruimte en draagt vele
beloften in zich. Daaraan moet het volk zich positief binden. Des Heeren deel
is Zijn volk. Daar komt het voor ons en onze generatie op aan. Leven uit het
verbond. Veelzeggend is de belofte in Zacharia 8:23 Het zal in die dagen
geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen der heidenen, grijpen zullen,
ja, de slip grijpen zullen van een Joods man, zeggende: Wij zullen met ulieden
gaan, want wij hebben gehoord, dat God met ulieden is . Dan grijpt de kerk niet
de slip van de wereld, maar dan ziet de wereld geluk en zegen in de kerk. Ds.
Heerma placht te zeggen: toen de wereld kerks werd, werd de kerk werelds. Men
kan het eerste willen bereiken, maar terechtkomen in het laatste. Deze lijnen
uit Gods Woord spreken alle dezelfde taal. We moeten daarom ons wachten voor de
doorbraak, het verbreken van het isolement.
Maar hoe staat het dan in het Nieuwe Testament?
Hoe sprak de Heere Jezus? Sprekend over de heidenen, zei Hij: Word dan hun niet
gelijk Matth.6:8)! De schatten van het Koninkrijk Gods overtreffen verre de
rijkdommen van de wereld. Als Christus het gesprek voerde met mensen, leidde
dat tot bekering (Samaritaanse vrouw). In Zijn gesprekken met het Joodse volk
ging Hij doorgaans anders met zijn hoorders om dan wij dat in onze dagen doen
(Johannes 5 t/m 9). Geen sprake van een dialoog, waarbij bepaalde zaken tegen
elkaar worden uitgewisseld. Van toen af gingen vele van Zijn discipelen terug
en wandelden niet meer met Hem (6:66). Zijn spreken was uitermate confronterend.
Maar was Hij niet bewogen met zondaars? Zeker, en daarin behoren wij Hem na te
volgen; het belette Hem echter niet te zeggen: Ga heen en zondig niet meer.
Deze duidelijke taal wordt onder ons zo menigmaal gemist.
Een sprekend voorbeeld vinden we ook in Handelingen 17, als Paulus verblijft op
de Areopagus in Athene. Paulus zoekt ook het gesprek met de Grieken, maar hij
doet dat op een duidelijke manier. Opmerkelijk is hier dat de problemen aan
beide kanten van de tafel liggen. Paulus wordt verontwaardigd als hij de
menigte afgoden ziet in de stad (Hand.17:16). De Griekse wijsgeren van hun kant
strijden met hem. Het gesprek blijkt een twistgesprek te zijn. Deze
realistische setting missen wij in onze situatie te vaak. We accepteren te
makkelijk de van God vervreemde wereld. We roepen ook veel te weinig het
ongenoegen van de wereld op. Er bestaat een vriendelijke, maar niet een
eerlijke verhouding. De apostel heeft zeker zich ingespannen de mensen tegemoet
te komen. Niet door alleen te zeggen dat God liefde is, maar door uit te komen
bij het eindgericht. Inmiddels heeft hij al gezegd dat de afgoden der Grieken
geen goden zijn. Zijn preek roept ook niet veel meer dan spot op. En dan staat
er: "en alzo is Paulus uit het midden van hen weggegaan” (vers 33). Zo is
met name dit gedeelte absoluut geen voedingsbodem voor de optimistische kijk,
die velen hebben op de verhouding kerk en wereld.
Het woord " wereld” heeft in Bijbels spreken een negatieve klank, terwijl
het Griekse woord (kosmos) van huisuit juist wel een goede klank heeft. Wereld
staat gelijk aan het gevallen menselijke geslacht. Paulus spreekt erover dat de
wereld hem gekruisigd is en hij voor de wereld; hij spreekt over de droefheid
der wereld, die de dood werkt. Duidelijk blijkt dit ook uit meerdere plaatsen
uit de brieven. Ik denk aan de Efezebrief: In welke gij eertijds gewandeld
hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van
den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid (2:2); en in
2:12: Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap
Israels, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en
zonder God in de wereld.
In hoofdstuk 6 bepaalt de apostel onze positie tegenover de geestelijke
boosheden van die en onze tijd. Hier horen we toch een heel andere visie dan de
meer positieve invulling van de term in onze tijd.
Paulus vermaant verder de gelovigen niet gelijkvormig te worden, maar juist van
binnenuit vernieuwd te worden (Rom.12:1,2).
Wat zou de apostel Johannes bedoelen als hij zegt: Haat ook de rok, die met het
vlees besmet is? Ook hij trekt duidelijk de breuklijn met de wereld.
Als we verder zoeken naar gegevens uit het Nieuwe Testament, zouden we ook
kunnen denken aan het laatste Bijbelboek. Door heel Openbaringen loopt de
strakke scheidslijn tussen licht en duisternis. Vergeten we immers de factor
van de duivel en de hel niet. Hoe duidelijk is hij aanwezig in onze tijd. Hij
kan en zal in de tempel als een god zitten. Hij strijdt tegen het levende Kind.
En hoe staat de kerk erbij in die laatste dagen?
De kerk wordt gereduceerd en de kerkverlating neemt hand over hand toe. Of is
het juist geen kerkverlating, maar speelt er nog iets anders? Als namelijk de
tempel moet worden gemeten, blijft de voorhof buiten beschouwing want het is de
heidenen overgegeven en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig
maanden (11:1). Niet alleen en allereerst kerkverlating, maar een overval
vanuit de hel op de voorhof van de kerk; en alles wat de voorhof bevolkt, valt
buiten het heiligdom en zal de kerk verlaten.
Willen wij dus in onze tijd naar het Woord luisteren? Ik vrees dat in de
Schrift een oordeel wordt geveld over de kerk van Nederland, ook over ons allen
persoonlijk. Maar in de dialoog ligt zeker geen oplossing. Een dialoog is meer
dan een gesprek. Houd wat gij hebt. Leer weer leven uit Schrift en Belijdenis,
waarin rijkdommen te vinden zijn. Geef die belijdenis niet op. Het is geen
wisselgeld. Er is alleen hoop in de doorwerking van de Heilige Geest, Die dorre
beenderen levend kan maken. Zo kan de kerk weer een zoutend zout worden. Dan
ontstaat een eerlijk gesprek, zoals in Athene.
Men heeft in kringen van bijvoorbeeld de EO grote bewogenheid met de wereld
getoond en vandaaruit is het gesprek opgebloeid. Dat gebeurde uit oprechte
motieven, die we allen moeten zoeken. Maar er is nu te veel optimisme. De kerk,
wij allen, zijn wereld geworden. Hoe wordt dat anders? Alleen door weder te
keren tot de Heere. Dan ontstaat de droefheid naar God, die een onberouwelijke
bekering werkt tot zaligheid.
INTERNET 2008
In het RD hebben mensen uit verschillende kerken met elkaar gesproken over het internetgebruik. Vanuit onze kring was br. A.J. van der Wekken uit Leerdam erbij betrokken. Uit dit gesprek kwamen enkele opmerkelijke conclusies naar voren. Eén daarvan is dat mensen verwachten dat de kerk tracht aan te geven waar de grenzen liggen. Wat kan wel en wat kan niet?
Het is een zorgelijke
ontwikkeling dat in de rechterflank van de Gereformeerde Gezindte een tweeslachtige
houding bestaat inzake internet. Het werd in het gesprek van hierboven gezegd
door dhr. Kroon (GG) dat het onderscheid tussen privé- en zakelijk gebruik
moeilijk aan te geven is. Als ik van der Wekken goed begrijp, zou hij de
bestaande regels daarentegen willen versterken of zo nodig aanscherpen, terwijl
Kroon pleit voor gewetensvorming. Dat laatste wordt dan niet strak bepaald door
voorschriften en regels, maar we moeten in dat geval van binnenuit, vanuit de
innerlijke bekering omgaan met de media en zodoende ontdekken wat kan en niet
kan. Ik hoop dat ik de bedoeling goed weergeef.
In de Gereformeerde Gemeenten werd ten aanzien van de TV een ander standpunt
ingenomen. TV-bezit was meermalen een zaak van kerkelijke censuur. Onthouding
leek altijd de veiligste weg. Dat standpunt kwam ook voor in een bepaalde kring
in onze kerken. In andere delen van onze kerken voelde men meer voor een
geestelijk en onderscheidenlijk gebruik (gewetensvorming dus). In de GG werd
het standpunt gehuldigd: geen TV, terwijl in onze kerken een schuchter en
aarzelend gebruik van dit medium hier en daar werd aanvaard.
Dhr. N. Verdouw, die ook aan het gesprek deelnam, merkte op: "„Stringente
regels geven ouders die voor 100 procent willen volhouden om zo lang mogelijk
internet buiten de deur te houden een steun in de rug”, stelt Verdouw. „ Als
kerk moeten we ons vierkant achter zulke ouders scharen. Daarom zijn er
duidelijke regels nodig. Daar horen sancties bij. Tegelijkertijd moeten we onze
ogen niet sluiten voor de werkelijkheid. Daarom kiezen we als projectgroep voor
een tweesporenbeleid: we adviseren geen internet te nemen. Maar als een gezin
toch een aansluiting moet hebben, laat het dan een zo goed mogelijk filter
kiezen. Daarin zijn we inderdaad opgeschoven. We mogen blij zijn dat er goede
filters beschikbaar zijn als mensen niet langer om internet heen kunnen.”
Hij geeft aan dat men feitelijk wat is opgeschoven. Van onthouding en
uitsluiting naar een goed filter. Het is goed naar zijn woorden te luisteren.
Een volgende stap is echter: van een goed filter naar persoonlijke
gewetensvorming, zoals Kroon aangaf. Dat gaat weer verder en lijkt meer vrij te
laten. Wat Kroon zegt, verdient op zichzelf waardering. Gewetensvorming, een
denken vanuit het geloof en met het filter van de bekering, dat is idealiter
gezien, een goede weg. Inzake de TV ging men er echter van uit, dat de mens van
nature altijd de verkeerde keus doet en dat we niet te veel moeten vertrouwen
op de mens, die zelfstandig geen goed onderscheid kan maken. Niet alleen bij
Kroon zijn de bakens dus wel wat verzet, ik merk om me heen dat men in bedoelde
kringen nu niet altijd meer spreekt van onthouding en afstand, zelfs niet
expliciet van het kliksafe-filter; men gaat meer uit van de gedachte dat
Internet nu eenmaal niet meer in te dammen is. Naar mijn mening moetenw e ook
wat bescheidener omgaan met de zucht naar informatie? Moeten we alles weten wat
er te koop is? Nemen we zo niet de hele wereld op de nek, een veel te zware
last voor ons en onze kinderen? Terughoudendheid op dit punt lost heel wat
vragen op.
Velen, die gekant waren tegen de TV, omarmen nu de technische hoogstandjes van
Internet. Het ontbreekt aan echte duidelijkheid, mede ook vanwege allerlei
zakelijke behoeften. Dat lijkt me een levensgevaarlijke ontwikkeling. Want we
moeten eerlijk zijn: velen hebben zich nooit geoefend in het omgaan met
wereldse invloeden. Wie zich tot nu toe onthielden van de TV, worden nu extra
bedreigd. Niet zelden gebeurt het dat zij die de TV buiten de deur hielden (overigens
een goed besluit!), extra blootgesteld zijn aan de verzoeking, als zij hoe dan
ook nu in aanraking komen met de wereld der media. De geest heeft geen
antivirus ontwikkeld.
We moeten beducht zijn voor een vertrouwen dat de mens de dingen kan onderscheiden.
In het bewuste gesprek stond ook de opmerking dat bekering het beste filter is.
Dat is waar, absoluut, maar waarom zouden we ook vanuit de bekering niet
gebruik maken van filters, die voorhanden zijn?
Ditzelfde argument speelde indertijd in de discussie rond begeleide
confrontatie op Reformatorische scholen. Kan de jeugd het aan als er
confrontaties geboden worden met de wereld der verzoekingen?
Ik vermoed dat van der Wekken zijn vrees heeft willen verwoorden voor al te
veel ruimte. Hij vroeg zich af of we de regels moeten gaan aanpassen nu immers
Internet zo ingebed is in de maatschappij? Hij heeft naar mijn mening terecht
gepleit voor een handhaven van bepaalde regels. Misschien zegt hij dat omdat
wij in de CGK leergeld gegeven hebben met de TV.
Ik meen dat dr. Stolk in "De Wekker” ook duidelijk gepleit heeft voor
regels ten aanzien van het gebruik van DVD’s.
Nu de behoefte duidelijk werd uitgesproken dat de kerk op dit terrein haar stem
laat horen, doen we er goed aan ook hier in te haken op de gehouden discussie.
Ik mocht onlangs preken in een gemeente over zondag 31 (Sleutelen des
hemelrijks). Eén van die sleutels is de kerkelijke tucht. Op een oude plaat
over de brede en de smalle weg kon de tekenaar nog precies aangeven wat
verkeerd was. Wat zouden wij nu als gevaren langs de brede weg aangeven? IK
denk dat er heel wat dreigingen niet meer als zodanig onderkend worden. Wat
zijn nu concreet de dingen die niet aanvaard kunnen worden? De moeilijkheid is
daarbij ook, dat er overal ook nog wel iets goeds zit. Het (weinige) goede
trekt velen over de streep, maar het kwade wordt daarmee ook
binnengehaald.
Maakt TV gebruik consurabel, of het gebruik van Internet? Heeft het te maken
met kerkelijk opzicht? Niet als een zaak van de kerkelijke ban, maar wel als
noodzaak van vermaan. Hoe gaan we met deze dingen om? Ik heb in de pastorale
praktijk waargenomen dat de TV gretig werd ingehaald en gebruikt. Tot schade
van het geestelijke leven. Als uitzonderingen heb ik ook mensen gekend die TV
hadden en die daar, naar ik mocht vertrouwen, zorgvuldig mee omgingen.
De kerk heeft de roeping om in prediking en pastoraat te waarschuwen tegen
misbruik maken van de media. Internet behoeft niet buiten de deur gehouden te
worden, maar waarom voeren we niet klip en klaar en zonder restricties en
slagen om de arm het pleit voor een deugdelijk filter? Ik heb huwelijken in de
gemeente stuk zien vallen door Internet. En wat te denken van een site als
Hyves, waar iedereen maar allerlei flodderige ideeën kan plaatsen? Soms etaleert
men echtscheiding en andere intieme zaken open en bloot voor Jan en alleman.
Een mentaliteit als van bladen zoals Story en Privé gaan op deze manier ook
een deur vinden in ons leven? Het is onbegrijpelijk dat zelfs refomensen
providers gebruiken, die geen enkele sluis aanbrengen tegen de zonde en de
wetteloosheid of die een net gebruiken met veel te ruime mazen.
Daarom ben ik bang dat op dit punt de fundamenten van het geestelijke leven
ondergraven worden. Feitelijk ligt er iets anders, een diepere oorzaak, aan ten
grondslag. Bekering is inderdaad het goede filter. Dus alleen zij die een tere
omgang hebben met de Heere en Zijn Woord, beschikken over een filter. Maar
juist zij zullen zich temeer wachten voor de gevaren en verzoekingen. Leid ons
niet in verzoeking. En als men dát filter nu nog mist?
Gewetensvorming kan alleen plaatsvinden vanuit het werk van Gods Geest. Dat
mogen we als hoopvol signaal meegeven. We moeten hier niet denken vanuit de
wet. Een wettisch mens kan allerlei zaken doen en laten, die toch voortkomen
vanuit een geheel verkeerd beginsel. Dat gevaar hoort u misschien in het
gebruik van regels. Een wettische houding komt feitelijk alleen maar voort uit
zelfliefde. Als de goede werken door God niet zijn voorbereid, zijn het geen
goede werken. Als de Refowereld een identiteit opbouwt buiten het geloof in
Christus om, dan verzwakt het gebinte van de kerk en wordt het huis doorlekkende,
zo zegt de Prediker.
Alleen een levend geloof kan bewaren voor de verzoeking. Het zou mogen zijn dat
de verleiding van deze tijd ons te meer doet vluchten tot Hem Die een
verberging is tegen de vloed en de schaduw van een rotssteen in een dorstig
land. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Hoe droevig als jonge
mensen wordt voorgehouden dat geloof en bekering toch onbereikbare zaken zijn.
Waar moeten zij het dan van verwachten? Laten we hen de weg wijzen en
vrijmoedig spreken over het vluchten tot de Heere Jezus. De apostel vermaant de
Romeinen dat ze niet gelijkvormig worden aan de wereld, maar hij spreekt dan zo
helder vanuit de bron van de ontfermingen Gods. Dat is de enige mogelijkheid.
Maar dan is er ook een positieve vervanging: dat ge uw leden stelt tot een Gode
welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. Er zal niets
bestand zijn tegen de vloedgolf van deze moderne wereld dan alleen het gaan van
de Weg. Als we dat geloof in Christus nog missen, lopen we acuut gevaar.
Tenslotte nog een
laatste opmerking: Als u op internet in de zoekregel intikt: Bewaar het Pand,
dan treft u temidden van veel gegevens ook een site aan waar jongeren
discussieren over kerk en….. dominees. Je kijkt dan wel even op wat daar te
lezen staat. Loop je als predikant wat buiten je schoenen, dan moet je daar
maar eens zien hoe je misschien wel onderuit gehaald wordt. Vrijmoedig wordt
gesproken over kerken en dienaren. Het doet mij denken aan mijn kinderjaren. Ik
was nog maar heel jong toen ik al schriften had met foto’s van kerken en vooral
ook van predikanten. Dat zal bij meerderen het geval geweest zijn. We spraken
soms over dominees zoals nu de wereld eindeloos door kan praten over de
voetbalhelden. We wisten ook op de naam af wie wel en wie niet meetelde. Die
vaardigheid ben ik lang geleden kwijt geraakt, gelukkig. Weten we het van
onszelf weel echt?
Ik verbaas me dan dat er ook nu nog een jeugd is die vrijmoedig spreekt over
kerkelijke zaken, zelfs over voorgangers. Aan de ene kant ben ik daar blij mee.
Maar als ik een goede raad mag geven: toch maar niet discussieren over de gaven
van de dominee. Vast en zeker: de een zou er hoogmoedig van worden en een ander
zou alle moed verliezen, als ze lezen hoe mensen over hen denken. Dat zou niet
zo moeten zijn. Paulus ging door goed en kwaad gerucht. Hij hechtte niet aan
het oordeel van mensen. Dat moeten wij ook maar niet doen. En we willen ook
maar zo veel mogelijk terughoudend zijn als we spreken over anderen, wie het
ook zijn. Er blijft nog zo heel veel over, waar we het wel over kunnen hebben.
2008
ERFGOED
Het haar 2008 is gewijd aan het religieus erfgoed. Op 1 april werd het
(ludieke) idee gelanceerd een Refomuseum te stichten, waarin voor de eigen
mensen alsook voor de buitenwacht informatie zou worden verstrekt over ons
volksdeel. Het plan was echter niet serieus bedoeld, zo bleek later. Beide
berichten echter brengen ons terug naar de geschiedenis van de kerk in
Nederland.
uiterlijk
De duizenden kerken
in Nederland vertellen alle een verhaal, dat waard is gelezen te worden. Hun
geschiedenis voert ons terug naar een tijd, geheel anders dan de onze. De
bouwkunst en de architectuur waren totaal verschillend van de huidige stijl van
bouwen; vooral ook de geestelijke drijfveren van de mensen uit het grijs
verleden tonen beschamend aan hoeveel wij inmiddels al verloren hebben.
Het is op zichzelf een goede gedachte dat ook de overheid aandacht en geld
besteedt aan restauratie van oude kerken. Wie echter een kleine rekensom maakt,
kan wel becijferen dat de lasten hiervan in de toekomst wellicht te zwaar
worden voor de staatskas en natuurlijk ook voor de kerkelijke gemeenten. Toen
de restauratie van de Grote Kerk in Harderwijk jaren geleden gereed kwam, moest
men onmiddellijk al weer gaan sparen voor de volgende onderhoudsbeurt.
Oude kerken, klein of groot, spreken in de eerste plaats van de ongekende
inspanningen van ons voorgeslacht. Hoe groot moet de betrokkenheid bij de
geestelijke en eeuwige dingen geweest zijn in oude tijden. Het maakt duidelijk
dat onze voorouders de dienst van God zeer hoog achtten. Het leven met God
beheerste het gehele publieke leven. Men had er in veel gevallen alles voor
over. We kunnen ons in onze tijden nauwelijks meer voorstellen welke inspanningen
men zich troostte voor het Koninkrijk Gods. Voor onze overheid en voor ons volk
hebben deze gebouwen een culturele waarde. Voor ons geldt nog een andere
dimensie, namelijk de geestelijke diepte van dit alles. Natuurlijk boeit de
uiterlijke vorm ons ook ongekend. Wie de bouwstijl van destijds vergelijkt met
de moderne gebouwen van onze tijd, beseft dat hij wordt teruggeplaatst in een
andere wereld. Ik zou niet weten hoe ik de stijl van nu zou moeten typeren. Mij
dunkt dat we qua bouwstijl beland zijn in een volkomen karakterloze tijd. Dat
verraadt ook iets over de innerlijke motieven van het mensdom nù.
De geestelijke achtergronden echter verdienen te meer onze aandacht en
opmerkzaamheid. De stenen spreken.
In Amsterdam is de Oude Kerk de bekendste kerk. Deze kerk wordt omgeven door
een wijk, waarin criminaliteit en prostitutie hoogtij vieren. Zo is het anno
2008. Stellen we ons echter voor dat de gehele stad ooit werd beheerst door de
Gereformeerde prediking. Kort na 1600 werd de bouw van de grote kerken ( Nieuwe
Kerk, Westerkerk, Zuiderkerk, Noorderkerk, Lutherse kerk) in de stad begonnen;
deze kerken en vele andere werden gebouwd voor de Gereformeerde eredienst. Het
zijn stuk voor stuk monumentale gebouwen. Veel bekende oudvaders hebben deze
stad gediend als predikant.
De Oude Kerk is ook het oudste gebouw van de stad. Evenals in de dagen van Izak
werd eerst het altaar ( de kerk) gebouwd en daarna kregen de put en de tent
aandacht. Dit gebouw werd gebouwd rond 1300, opgetrokken in de eerste kleinschalige
vorm; ver voor de Reformatie dus. Verdiep u even in de geschiedenis van zo’n
kerk en u zult verwonderd zijn over de geestelijke spankracht van de inwoners
van de stad. Deze gebouwen zijn echter niet alleen gebouwd met bijna
bovenmenselijke inspanning, maar ze werden door de eeuwen heen ook onderhouden.
En de stad wemelt van de kerken. Dat is niet alleen in Nederland zo, u treft de
majestueuze bouwwerken evenzeer aan in de ons omringende landen, zoals Engeland
en Duitsland. De kerken in het buitenland zijn vaak nog groter en machtiger in
aanzien.
Hoe heeft Gods Woord het leven van ons volk en van Europa gestempeld. En dat
gold van alle steden en dorpen van Nederland. Het geestelijk verval heeft zich
vooral de laatste eeuw voltrokken. Wat kan het hard gaan. Tel nog eens een eeuw
verder en hoe zal het er dan uitzien? Zijn de godshuizen dan vervangen door
moskeeën?
geestelijk
Ik heb het nu al niet
meer over kerken en gebouwen. Ons voorgeslacht heeft geleefd onder de beademing
van het Woord. Loop nu eens rond in een stad als Amsterdam en de herinneringen
worden alleen nog gevormd door de stenen; deze spreken een geestelijke taal,
terwijl de mensen het hebben over de afgoden. Zo is er een enorme tegenstelling
gegroeid tussen de mens en zijn oude omgeving,tussen verleden en heden. Onder
de kansels van veel kerken worden tentoonstellingen gehouden, die pijnlijk
laten zien dat we leven bij gebroken bakken.
Het is echter zo, dat de moderne mens van nu toch nog beseft dat er grote
schatten schuil gaan in het religieus erfgoed. Religieus erfgoed echter behelst
meer dan alleen een gebouw van hout en steen, hoe sprekend ook. Het echte erfgoed
bestaat in de schat van de kerk van alle tijden, namelijk het Woord van God.
Wij zijn in zekere zin de erfgenamen van deze schatten. Ons voorgeslacht heeft
het ons nagelaten. We hebben ons dan af te vragen wat wij ermee doen. De
verloren zoon bracht zijn goed door en kwam uiteindelijk bij de varkens
terecht. Waar brengen de rijkdommen van Gods Woord ons? Als nu de wereld nog
spreekt van een religieus erfgoed, bestaande in de kerkelijke cultuur van
vroeger, hoe gaan wìj als kerkvolk dan om met het geestelijke erfgoed, dat ons
werd toevertrouwd? Er is een latijns werkwoord, waar twee woorden van zijn
afgeleid: cultuur en cultus. Het eerste woord heeft te maken met wat mensen op
het gebied van kunst hebben opgeleverd, terwijl het tweede woord spreekt van de
verering van God. Deze beide begrippen behoren een eenheid te vormen, maar
helaas is de band daartussen geheel verbroken in onze dagen. Als de kerk zou
zwijgen, gaan de dode stenen spreken. Misschien zijn wij bijna tot die
werkelijkheid genaderd. De stenen spreken metterdaad, ook tot ons.
Ze spreken van de grote wolk van getuigen, waarover Hebreen 12 spreekt. Het
waren mensen, die niet op een voetstuk geplaatst behoeven te worden. Het waren
zondige mensen, evenals wij allen. Ook daar spreekt de geschiedenis van. Denk
maar aan de schepen, die de wereldzeeën bevoeren, op zoek naar koloniale
schatten en rijkdommen. Die kant was er in Amsterdam evenzeer. Maar wie de
graven zou bestuderen van de tienduizend mensen die bijvoorbeeld in de Oude
kerk begraven zijn, die zou er heel veel bekenden tegenkomen. Dat is de
taal van de gebouwen. Ziet gij deze schone gebouwen, zo vroeg de Heere Jezus.
Ook Hij had oog voor kerk en godshuis. Hij verkeerde er reeds als 12-jarige,
Hij moest zijn in de dingen Zijns Vaders en Hij kon spreken over de ijver voor
Gods huis. Dat betekende voor Hem meer dan het uiterlijke. Hij heeft een tempel
van levende stenen gebouwd en dat gebouw is oneindig veel schoner dan alle
aardse bouwwerken.
Er zijn in de geschiedenis schilders geweest, die vanuit innerlijke motieven
kerken vastlegden op het doek die hun tijd hadden gehad. De kerk was in hun
werken vervallen tot een ruïne. Temidden van allerlei modern leven wilden ze
uitspreken dat de kerk verworden was tot een bouwval. Daarbij lieten ze de kerk
niet weg, maar maakten ze er een puinhoop van. Zo ver is het met de uiterlijke
gebouwen nog niet gekomen. Maar de geestelijke kerk des Heeren is in Nederland
en in vele landen rondom ons wel tot een bouwval geworden. Dat is niet nieuw.
Meerdere psalmen spreken van het gruis van de kerk.
Het is het schrikbeeld van de toekomst. Wat zal er van de kerk overblijven? Zo
bezien zullen we de kerk niet meet moeten zoeken in uiterlijk vertoon; al is
die kerk als tot niets geworden, er zal zijn een blijven een kerk van
zevenduizend zitplaatsen. Voorheen waren er in de steden de schuilkerken, die
vanwege vervolging en geweld zich terugtrokken uit de samenleving.
Oostbloklanden hebben die schuilkerken in grote getale geherbergd. Ook nu
bestaat de kerk nog, ook in de grote steden zelfs, maar de verhoudingen zijn
drastische gewijzigd. Maar het mocht zijn dat de kleine kracht van de
kerk
gezien wordt door ons volk. Dat kan ons bewaren voor wanhoop en het geve moed
aan onze jeugd.
Wat er ook met de uiterlijke kerk gebeurt, de Heere blijft Dezelfde. Hij
spreekt dat de poorten der hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen. Maar we
hebben daarbij een dure roeping. Zoals de kerken gerestaureerd moeten worden,
zo hebben we steeds weer reformatie nodig. Reformatie van de levende stenen,
die samen het geestelijk huis vormen. Wat zal er met de kerk gebeuren?
Ik preekte onlangs in een gemeente, waar jaren geleden misschien achthonderd
mensen kerkten, terwijl het er nu ongeveer honderd zijn. Iemand zei me toen dat
de mensen vroeger allemaal uit gewoonte gingen, terwijl dat nu beter was, men
ging uit overtuiging. Maar de opkomst in de middagdienst riep twijfels daaraan
bij mij wakker. Zal het overblijfsel van nu ook langzaam de weg van de
ontkerkelijking volgen, of is er werkelijk sprake van een levende rest? God
alleen weet het antwoord op die vraag.
In de dagen van Haggaï stonden er mensen rondom de fundamenten van de kerk. De
oude mensen weenden, de jeugd juichte. De ouderen hadden de tempel van Salomo
gekend, luisterrijk en schoon om te zien. Daarbij vergeleken was het nieuwe
fundament klein en onaanzienlijk. Toch zou die tempel heerlijker zijn vanwege
de komst van Christus. Uiterlijke vormen geven de doorslag niet. Alleen de
aanwezigheid van de Heere, daar gaat het om. Maar droefheid en blijdschap zijn
zeer vermengd. We kunnen er niet gerust op zijn, dat onze generatie vanuit een
levende overtuiging leeft en handelt. Ga dus goed en geestelijk om met het
religieus erfgoed. Herstel de breuken, hoed u voor instortingsgevaar. Dat is
Gods werk, maar de profeet riep de mensen ertoe op. Brengt hout aan uit het
gebergte en bouwt dit huis. De meeste liepen echter voor hun eigen huis, zo
lezen we. Bouw dit huis in Zijn geestelijke kracht. Heb die kerk lief. Laten
Gods knechten een welgevallen hebben aan haar gruis. Geef de Heere de hand en
komt in Zijn heiligdom.
De wereld bekommert zich om een stenen gebouw en wil het behoeden. Hoeveel te
meer hebben wij niet ontvangen aan heil en zaligheid, om de kerk te stutten en
te schragen. Echte reformatie zal altijd weer leiden tot liefde voor de
kerk.
En wat dat museum betreft: men sprak van allerlei voorwerpen uit het verleden.
Maar hoevelen hebben de Gereformeerde belijdenis ook niet weggelegd in het
museum en bij hoevelen ligt de Bijbel er ook al? En het psalmboek? Je bent bang
dat er veel ruimte nodig is om de oude schatten ten toon te stellen, die
evenwel hun tijd gehad hebben. Moge God dat verhoeden!
BESLISTHEID 2009
Tegenwoordig treffen
we in elke kerk dezelfde bonte variëteit van mensen en richtingen aan. Daardoor
lopen er dwarsverbindigen tussen die kerken, die onderling verbinden.
In elke kerk zijn grote groepen vooruitstrevende en modern denkende christenen
te vinden. Hoe is dat zo gekomen? Wellicht hierdoor omdat ze vanwege de moderne
tijden allemaal dezelfde krant lezen of kijken naar dezelfde TV-programma’s.
Internet zal deze massale beïnvloeding nog versterken. In alle kerken dezelfde
invloeden van de moderne tijd, zoals EO of ND. Er gaat dan echter ook in
diezelfde kerken een tegenstroom ontstaan; er komen ook mensen die zeggen: dit
hebben we niet bedoeld en zo willen we het niet; dit gaat verkeerd. Er zijn
mensen in dezelfde auto die tegengestelde handelingen uitvoeren: de een trapt
op het gaspedaal, de ander op de rem; hier zet iemand de knop op power en een
ander draait hem uit. Dat kost veel geld en het is niet efficiënt, het
roept irritatie op en de auto is op weg naar een ernstig ongeluk. Zo bezien is
het niet verwonderlijk dat er in elke kerk hardlopers zijn, terwijl er ook zijn
die op een bank langs de weg uitrusten van de jachtige tijden. De invloed van
de wereld scheert alle kerken over één kam. De een vindt dat heel gewoon (je
moet met je tijd meegaan), de ander is verontrust ( de wereld niet gelijkvormig
worden). Ieder heeft voor zijn houding soms ernstige en zwaarwegende
argumenten. Ik heb nu maar twee stromen genoemd, maar u kunt er met gemak wel
meer vinden. Er zijn in elke kerk verstandschristenen en ook gevoelsmensen. Er
zijn bijna ook wel in elke kerk verbondsdrijvers, er zijn daartegenover ook
mensen die slechts denken vanuit de verkiezing. Nu is dat altijd wel ten dele
zo geweest, maar de breuklijntjes zijn door de moderne openheid wel verscherpt.
Natuurlijk heeft elke kerk nog wel een eigen geschiedenis en een eigen gezicht,
maar er is veel genivelleerd.
Het Ligt zelfs nog gecompliceerder. G. Roos (hij is een achterneef van mij,
vandaar misschien…) spreekt de vrees uit in het RD van 21 maart j.l., dat
bijvoorbeeld een reformatorisch orgaan zich in de tweede en volgende generaties
zelfs bewust kan gaan keren en afzetten tegen de uitgangspuntern van de
stichters van het eerste uur. Hij heeft het dan over de EO. Maar hij waarschuwt
ook het Reformatorisch Onderwijs en het RD voor hetzelfde verschijnsel. Citaat:
Dat is wel schokkend. Zo grilllig kan het toegaan als de hitte des daags en de
koude des nachts erover heen komt. Het volk diende de Heere zolang Jozua en de
oudsten leefden. De geschiedenis bestaat uit golfbewergingen, die met de waan
van de dag omhoog en omlaag gaan. Dat zit dan in de lucht en je doet er weinig
tegen. U hebt vast wel gemerkt dat er t.a.v. het Reform. Onderwijs de laatste
tijd een discussie op gang gekomen is, waarin de vrees wordt gehoord dat we een
ernstige vervlakking beleven en bewerken. En dit is niet alleen mensenwerk,
maar het is werk van geestelijke machten. Paulus onderkende dat en bewaakte de
grens (Gal.1). Luther stond onvervaard zijn man. Kohlbrugge hield vol, ook toen
de kansels dicht gingen. Al deze mensen kenden het onderscheid en stonden in de
bressen. Maar in onze tijd hebben we te maken met de zuigkracht van nuanceren
en relativeren. Waar loopt de grens? Voor de jeugd, voor de kerk, voor de
prediking?
Beslistheid heeft te maken met overtuiging. Jeremia kende dat: Heere, Gij hebt
mij overreed en ik ben overreed geworden. Hoe kon Paulus zoveel ophef maken
over een luttel feit als de besnijdenis? Omdat hij wist dat daardoor het kruis
van Christus werd bedreigd. Dat kwam voort uit geestelijk onderscheiden. Die
gave wordt bij velen, bij ons grotendeels gemist. De kerk zou eens opnieuw
gereset moeten worden. Prachtig, zo’n resetknop aan je telefoon. Loopt de zaak
in het honderd, dan kun je terug naar de oorspronkelijke instellingen. Dat zou
de een prachtig vinden, terwijl zijn buurman liever zou doorgaan met
avonturieren. Gedenkt echter waarvan gij uitgevallen zijt en bekeert u, zo
spreekt de Heere Zelf.
Wat nu te doen? We
zien gebeuren dat geestverwanten in verschillende kerken elkaar zoeken. De een
zoekt het bij de Vrijgemaakten, de ander bij de Hersteld Hervormden. Iemand
stelde het zo: we kunnen allemaal maar het beste als CGK met de Vrijgemaakten
in zee gaan, want ook daar heb je bevlogen hardlopers, maar er staan er ook bij
de noodrem. Dat is waar en we willen zeker wel die onderlinge verbindigen
respecteren, maar getalsmatig zijn er in de GKV niet zoveel mensen die iets
hebben met bevinding. Ze zijn er zeker wel, maar het lijkt een kleine
minderheid te zijn. Maar op zichzelf kan het steeds meer gaan voorkomen dat we
buiten de eigen kerk veel meer geestverwanten aantreffen dan binnen de eigen
kerk. Dat geeft spanningen en ontsporingen. Het kan leiden tot ontbinding van
een kerk, zoals ik vrees dat het met ons kan gaan gebeuren. De kerk wordt
zodoende een eilandenrijk. Of ieder gaat doen wat goed is in zijn ogen, want er
iss geen koning in Israel, er is geen leiding meer, de Kerkorde heeft zijn tijd
gehad. Men heeft meermalen gedacht aan het Independentisme. Dat lijkt een goede
oplossing? Iedere plaatselijke gemeente open en vrij naar elke richting die
aanspreekt, met zo weinig mogelijk binding aan het eigen kerkverband.
Ja, wat nu te doen? We zitten met die veelheid aan kerken en dat is al erg. Het
is erger dat die kerk helemaal niet meer zo is, zoals de naam op de geval
aangeeft. Het zou kunnen zijn dat de Heere de kerkelijke verdeeldheid wil
oplossen doordat er nieuwe dwarsverbindingen ontstaan. Dan mogen we zingen een
vriend en metgezel te zijn van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen. Maar ik
zeg erbij: dat moet de Heere Zèlf doen. Waar geestelijke eenheid beleefd wordt,
vallen de muren weg. Als er binnen de kerk een reformatie zoiu mogen komen, dan
zouden allerlei wrijfvlakken zo maar verdwijnen. Maar ook dan gaat dat niet
zonder beleid.
Zolang dit niet zo is, hebben we als eerste een roeping voor de kerk, waarin we
geplaatst zijn. Een van mijn correspondenten vroeg me ook of we als BhP
vijvoorbeeld ook de gehele kerk dienen en zoeken. Dat is een goede vraag.
Moeten we ons centraler in de kerk opstellen en zodoende het vertrouwen van
meerderen winnen? Dat zou een menselijke en pragmatische uitweg zijn. Het
fundament ligt vast. Hoe kunnen we vanuit dat vaste fundament de kerk en de
gezindte dienen? Ik ga er dus vanuit, dat wij ten eerste een roeping hebben
voor onze naaste omgeving, onze eigen kerken. Ook hier kan gelden: Een ieder
blijve in zijn beroeping, daar hij in geroepen is (1Cor.7:20). Die positie is
niet makkelijk. Hoe kan iemand aan de noodrem trekken, terwijl de chauffeur gas
geeft? Of hoe lastig is het als je rijdt met de handrem aan? Ik signaleerde de
moeilijkheden reeds. We stappen niet uit de auto om de ander verder te laten
rijden. Het beginsel van onze kerken heeft waarde en kracht. Dat bewees de
preek van Prof. Kremer in het vorige nummer. Dat beginsel hebben we ook lief.
Het lijkt ons de meest Bijbelse vertolking van de weg der zailgheid. Vandaaruit
moet het dan toch ook mogelijk zijn de ander te overtuigen dat zijn navigatie
gevaar oplevert. Dan spreken we niet mee met hen die menen dat verscheidenheid
een goede deugd is. Het geeft niet dat we anders denken; in de hoofdzaak zijn
we het eens. In wezen is dat niet waar. Het Christendom moet niet te kennen
zijn aan een woud van meningen en ideeën. Het moet te kennen zijn aan dat éne
fundament en die éne Zaligmaker. Gods Woord zegt zelfs: Bedenkt hetzelfde (1
Cor.13:13). Dat is de roeping van ons allen. Sluit de gelederen.
Maar wie zo leeft, krijgt al spoedig de vraag: Denkt u dat u het alleen weet?
Dwalen dan al die anderen? Nee, dat kan ik me nauwelijks voorstellen. Dat is
een probleem voor een lid van een grotendeels anders denkende gemeente. Nee, we
zouden direct willen antwoorden dat we die indruk niet willen wekken. Het is
dan toch wel weer de vraag wat Paulus of Luther op die vraag zouden antwoorden.
Ze zouden stellig zeggen: Ik zeg niet het alleen te weten, maar ik weet het
wel. U moet dan zelf maar concluderen waar u staat en wat u weet, maar ik voor
mij, ik sta hiervoor. Wie zo beslist spreekt, kan het alleen maar van God Zelf
geleerd hebben. Hij heeft ook een brief uit de hemel gekregen met de woorden
van de verhoogde Christus Zelf, Die zeven brieven schreef aan de gemeenten. De
brief van het Woord. Ik zei al: we moeten het kunnen uitleggen. Dus rem en
gaspedaal niet tegelijk gebruiken, maar als eerlijke mensen met elkaar gaan
spreken. Ik heb heel veel kerkelijke gesprekken zien verzanden, maar hier ligt
toch wel een roeping. We hebben toch het profetische Woord. Zijn we daarin
onderlegd? Kunnen we het aantonen waarom we zijn zoals we zijn?
Vanuit de kern van het kruisevangelie. Vanuit Hem Die Zichzelf de Waarheid
noemt. In Hebreen 10:24 wordt gezegd: Laat ons op elkander acht nemen tot
opscherping der liefde en der goede werken. Het woord "opscherping” wordt
in het Engels weergegeven met "provoke”, provoceren. Dat woord heeft een
slechte klank. Maar het gaat om provoceren in liefde. Houd het woord
"scherp” maar aan. Dat moeten wij doen. Zo dat men de liefde voelt. Er
staat rond deze tekst viermaal de aansporing: laat ons. Eerst gaat het om het
bewandelen van de verse en levende weg, daarna over het vasthouden van de
belijdenis der hoop, dan over het opzien op elkander en tenslotte over de
onderlinge samenkomsten. De Hebreen leefden op een glijdende schaal.
Men zou mij kunnen vragen: U hebt lange tijd de kerk gediend; hebt u het zo
gedaan? Ik zou antwoorden dat er bij mij veel vreemd vuur is geweest en dat ik
ook vaak de plank heb misgeslagen. In zoverre voel ik me ook verantwoordelijk
voor de kerk. Alle mensenwerk, zeker ook het mijne, is vol gebrek. Nu zegt Paulus
niet dat hij de strijd goed gestreden heeft, maar dat hij de goede strijd heeft
gestreden. U moet er niet bang voor zijn dat u de sympathie van mensen
verliest. Mooi als het erbij komt, maar dat is niet het oogmerk. Luther en
Calvijn waren ook geen Reformatioren vanwege hun uitstraling, maar vanwege hun
duidelijkheid. Dat hebben wij in onze dagen nodig. Wees positief kritisch, want
de duivel gaat rond, ook als een engel des lichts.
VRIJE
MENING 2008
Wilders is in het nieuws. Ons land is in de ban van hem. Ook het kabinet zit met de film "Fitna” behoorlijk in de maag. Elk beroep op Wilders lijkt volkomen vruchteloos. Dus kan het zijn dat er een spannende tijd aanbreekt voor ons land. Zelfs zendingskerken in Islamitische landen vrezen voor de gevolgen. Het lijkt me goed enkele gedachten te verwoorden over deze kwestie.
Geert Wilders voert
een ideologische strijd. Hij neemt hiermee een stukje gedachtegoed van Fortuin
over. Beide hebben zich opgeworpen als verdedigers van onze Nederlandse
cultuur, zoals deze mede beïnvloed is door het christendom. Het streven is ons
niet onsympathiek; de manier waarop het gebeurt, is dat wel. Respect en
voorzichtigheid zijn bij Wilders niet in goede handen. Zijn woordgebruik is
stuitend. Dus kunnen we ons niet achter zijn banieren scharen.
Waar gaat het eìgenlijk over? Twee dingen vallen op. Het gaat, zoals reeds
gezegd, om de islamisering van ons land, waarvoor Wilders en zijn aanhang erg
beducht is. Daarnaast gaat het om een grondwettelijke discussie, namelijk over
het goede recht van de vrije meningsuiting.
twee maten
Wij constateren met
Wilders en veel anderen de dreiging inzake de overheersing door Moslims. Deze
dreiging heeft reeds Luther bezig gehouden. Hoezeer ik de manier waarop Wilders
zijn zegje doet, onder kritiek stel, we hebben wel iemand in zijn geest nodig
als klokkenluider. We moeten namelijk wel goed onderscheiden wat er momenteel
gaande is. Ik denk aan wat van der Staaij onlangs opmerkte over Wilders’
optreden. Het volgende bericht stond kortgeleden in de krant:
"Het kabinet maakt zich nu wel druk om de Koranfilm van Wilders, maar het
zou er goed aan doen islamitische regimes ook te wijzen op haatzaaiende en
antisemitische beelden die dagelijks via Arabische zenders worden vertoond.
Verhagen moet op een „assertieve manier” reageren op de heftige kritiek vanuit
Arabische landen op de film van Wilders. „Wat er dagelijks via verschillende
Arabische zenders in de wereld wordt vertoond aan Jodenhaat, demonisering van
Israël, het Westen en de VS, doet zeker niet onder voor een kort filmpje van
een Kamerlid”, aldus Van der Staaij. „Wijst de minister deze regimes op het
hypocriete van hun reactie? Nodigt hij hen uit –nu zij zelf de effecten van
kwetsende uitzendingen ervaren– om ook zelf te stoppen met haat zaaien en
opruiing via de media? ” De SGP’er meent dat de ontstane commotie een „goede
basis biedt voor een inhoudelijk gesprek over de manier waarop
bevolkingsgroepen over elkaar spreken.”
Van der Staaij plaatste een kanttekening bij de maatregelen die het kabinet
heeft getroffen om moslims te bewegen niet tot gewelddadige reacties te komen
na de Koranfilm. „Diverse kabinetsleden hebben de islam meermalen een
vreedzame, tolerante godsdienst genoemd. Is alle zorg dan niet overtrokken?” In
het verleden zijn dikwijls zeer stuitende films verschenen over het
christendom, voegde de SGP’er daar fijntjes aan toe. „Waarom is het kabinet
toen niet in actie gekomen? Waarom wél nu het over de islam gaat?” Tot zover
het RD.
Hier wordt in ronde woorden gezegd waar het eigenlijk op staat. Vele anderen
hebben er ook op gewezen dat onze overheid bezig is een knieval te doen voor
het beeld van de Islam. Schoenen uit in de moskee, kledingvoorschriften van de
Koran, angst voor de terreur van het Oosten en onbedoeld zelfs een sterk in de
kaart spelen ervan, het lijken allemaal normale zaken te zijn. Het gaat
tegelijk gepaard met allerlei reclame-uitingen waarbij het christendom op de
korrel wordt genomen. Dan geen protesten. Dan kan er plotseling veel meer. Dat
is mede eigen schuld. We laten alles gelaten over ons heengaan. We hebben ons
in de verste uithoek van de samenleving laten opsluiten. Het hangt ook samen
met het feit, dat het christendom nimmer zal grijpen naar geweld. Niettemin
wordt de vergelijking met de Taliban toch nogal eens gehoord als men spreekt
over refo-christenen.
Dus wordt er met twee maten gemeten. De media besteden overvloedig aandacht aan
de Islam. Het christendom wordt door velen feitelijk doodgezwegen of
schimpscheuterig ter sprake gebracht. Zelfs kan het voorkomen onder ons eigen
volk dat het een kerkenraad kwalijk wordt genomen als men iets denkt te moeten
zeggen over kleding tijdens de kerkdiensten. Zijn we in al deze zaken niet te
veel aangepast aan de moderne maatschappij? Zouden we juist niet onze eigen
identiteit moeten hooghouden? Heeft het kruis van Christus werkelijk onze
diepste achting en liefde? Paulus schaamde zich er niet voor. Helaas trachten
wij vaak de aanstootgevende lijntjes bij te werken tot een aanvaardbaar beeld.
We kunnen van de Moslims leren dat laagdrempeligheid en andere vormen van een
geestelijke uitverkoop ongewenst zijn. Het zijn tekenen van een voortschrijdend
proces van ontbinding en verwatering. Moslims laten ons beschamend zien dat
handhaving van de identiteit zowel qua vorm als inhoud, niet nadelig uitpakt.
één mening
Dan is er nog de
tweede lijn, namelijk die van de vrije meningsuiting. Veel commentaren van hen
die inhoudelijk niet aan de kant van Wilders staan, geven hem toch de ruimte
omdat iedereen moet kunnen zeggen wat hij denkt. De vrije mening is heilig. Tot
nu toe lag de prioriteit bij een ander grondwettelijk beginsel, namelijk bij
dat van de vrijheid van godsdienst. Nu wringt daar de schoen. De geëmancipeerde
moderne mens lijkt het beginsel van de vrije godsdienst in te ruilen voor dat
van de eigen mening. Begrijpelijk. Godsdienstvrijheid perkt de rechten van de
autonome mens in, de vrije mening maakt van de mens een ongekroonde koning, die
doen mag wat hij wil. De drang van Wilders om de Islam uit te kleden, zal vroeg
of laat overgenomen worden door hen die het christendom wensen te ontmantelen.
In die zin is deze discussie ook voor de kerken van groot belang. Daar wees van
der Staaij reeds terecht op.
Godsdienstvrijheid heeft voor ons als kerken grote betekenis. De kerk heeft
ongehinderd zich kunnen en mogen ontplooien; we mochten onze eigen invulling
geven aan zaken als kerk en Bijbel. Zelfs genoot de kerk bescherming en
beheerste Gods Woord zelfs onze maatschappij. De Statenvertaling is een
monument waaruit blijkt dat de Gereformeerde religie het in veel opzichten voor
het zeggen had in ons land. We mochten ons onderwijs inkleden naar de eisen van
Gods Woord. Alles zelfs gesubsidieerd. Terwijl er heel veel gezegd werd vanaf
de kansels, werden de preken nooit echt voorwerp van kritiek en censuur. Het is
heel opvallend, dat men wel de handen gretig uitstrekt naar de Koran, terwijl
de Bijbel nog in de luwte wordt gehouden. Eerlijk is eerlijk, de Bijbel
bestrijdt (vanuit een ander beginsel) de heerschappij van de mens en druist in
tegen allerlei moderne opvattingen. Maar desondanks is er nog steeds het
beginsel van de godsdienstvrijheid.
Maar wat gebeurt er als de vrijheid van meningsuiting de kerk zal gaan
overvleugelen? Dan is er in ieder geval niets meer heilig. Dan zal uiteindelijk
het beest macht ontvangen om godslasteringen te spreken tegen de hemel
(Openb.13:5). Dat zal samengaan met een nieuwe religie, waarvoor de tempels in
onze tijd al gebouwd worden; men zal namelijk het beest massaal aanbidden. De
mensheid, alle godsdienst afzwerend, heeft niet door dat er een nieuw soort
"atheïstische” godsdienst opkomt, namelijk de aanbidding van het beest.
Dat heeft alles te maken met de wens van heden om te kunnen zeggen wat je wilt.
Zeggen wat je wilt, ook doen wat je wilt!
Men zou kunnen menen dat dus ook de kerk daaraan rechten zou kunnen ontlenen.
Ook de Bijbel en het volk van de Bijbel mogen zeggen wat waarheid is. Ook de
kerk mag spreken en zij zou vrijmoedig mogen spreken van haar geloof en
overtuiging. Wat iedereen mag, mag de kerk dan toch ook?
Dat denkt u wel, maar dat gaat tegenvallen. We gaan nu al duidelijk beleven dat
de kerk nu juist niet mag wat iedereen mag. Daarin is onze maatschappij
absoluut heel inconsequent. Het oude verhaal van de intolerantie van de
toleranten.
Het spitst zich momenteel toe op de discussie over homofilie. Onze overheid is
bezig grenzen te overschrijden. Er zal geëist gaan worden van de christen dat
hij homofilie gewoon zal accepteren. Gewoon homo zijn, zo luidt de leus. Ook
het Reformatorisch onderwijs zal plaats moeten inruimen voor zaken als
homofilie. Minister Plasterk vaart mee met de Gay Pride in Amsterdam, het
ministerie van onderwijs incluis. Ik citeer opnieuw uit een krantenartikel,
ditmaal van de hand van ir. B.J. van der Vlies:
"Homoseksualiteit zou voor iedereen volstrekt vanzelfsprekend moeten zijn.
Dat stelt het kabinet. In de praktijk blijkt dat fors tegen te vallen. Niet
alle Nederlanders vinden dat, vooral ”orthodoxen” niet.
Voor orthodoxe christenen kan een homoseksuele relatie nooit vanzelfsprekend
zijn. Allereerst omdat dat in de Bijbel ook niet zo is. De Bijbel prijst ons
het huwelijk aan als een unieke gemeenschap van een man en een vrouw. Jezus
Zelf is heilig overtuigd van de heiligheid van die relatie. In de Bijbel is
geen enkele grond voor acceptatie van homoseksualiteit te vinden.
Ook de natuur verzet zich tegen homoseksualiteit. Feit is dat alleen man en
vrouw lichamelijk voor elkaar bestemd zijn. Alleen uit deze relatie kunnen ook
kinderen voortkomen. Veel Nederlanders ervaren daarom nog steeds een gevoel van
bevreemding bij homoseksualiteit, zoals ook wordt geconstateerd in de
kabinetsnota. De natuur staat ons niet toe idylles te koesteren bij zaken die
tegennatuurlijk zijn. Het blijft een buitengewoon verschijnsel.
Het kabinet daarentegen wil het buitengewone gewoon maken. Bevreemding mag niet
meer ervaren worden. Daarmee levert dit kabinet geen constructieve bijdrage aan
de omgang met homoseksualiteit. Het beschouwt een zaak als afgedaan die nooit
afgedaan kán zijn. Er is namelijk een voortdurend streven nodig naar respect en
liefde voor homoseksuelen, terwijl tegelijkertijd de homoseksuele praktijk niet
gerechtvaardigd kan worden. Die situatie is nooit vanzelfsprekend, laat staan
ideaal”.
En bedenk dan dat juist dit kabinet tweemaal een C in de aanbieding heeft. Ons
blad neemt momenteel artikelen over die handelen over dit onderwerp (Ds. Van
Aalst). Daarin komt de pastorale kant van de zaak ook duidelijk aan de orde. De
ijver van de overheid gaat echter bruggen te ver. We hadden het toch over
vrijheid van meningsuiting?
Ons volk is de waarheid kwijt. De geest van Pilatus herleeft. De waarheid ligt
ten diepste in Christus, Die op dat moment voor hem stond. Ik ben de Weg, de
Waarheid en het Leven. Gelukkig wie deze Waarheid in Hem heeft leren kennen.
Maar deze waarheid bestrijdt de vader der leugenen. De nieuwe grondwet van de
mensenrechten, van Nederland, van Europa zal uitvallen in het voordeel van de
vrije mens. En daarin ligt nu zijn diepste gebondenheid. Het teken van het
beest getuigt ervan. Welke vrijheid zoekt u? Beproef wel de geesten of zij uit
God zijn. Versta uw tijd. Ik meen dat Nietsche gezegd heeft: Ik neem christenen
niet kwalijk dat ze dat zijn, maar dat ze dat nìet zijn. Ze zeggen het wel,
maar zijn het niet. Indien de Zoon u zal hebben vrijgemaakt, zo zult ge
waarlijk vrij zijn.
Kerk en wereld 2008
Willow Creek Community Church in Carthago is de laatste decennia een belangrijke en toonaangevende trendsetter voor veel geestelijke leidslieden, die alles verwachten van nieuwe vormen en een nieuwe aanpak in de kerk. Dat geldt ook voor hen die de aandacht vooral willen verleggen van de bestaande kerk naar de ongelovige buitenwereld. Alternatieve gemeentevormen van ICF tot kerkplanting toe trekken steeds meer onze aandacht. Wat hiervan te zeggen?
correctie (1)
Ik wil beginnen te
stellen dat aandacht voor de wereld een must is voor de kerkelijke gemeente.
Gods Woord gaat ons daarin voor. Ik erken ook tenvolle dat wij met elkaar te
weinig wervende bewogenheid hebben voor de mens zonder God. De kerk moet zich
hoeden voor een slechts naar binnen gerichte houding. Maar met die laatste zin
ontstaat er al een zekere spanning. Is de kerk introvert (naar binnen gericht)
of extravert (naar buiten gericht)? Hoe is dat met u en met mij? Het mag geen
tegenstelling zijn. Niet het een of het ander. Beide lijnen zijn nodig. De
trein rijdt over twee sporen.
Voorzover ik het kan overzien, heeft Willow Creek model gestaan voor een open
benadering van de wereldling.Gemeenteopbouw en andere managementachtige
begrippen hadden er ook mee te maken. In diverse gemeenten ontstonden
groeigroepen die òf uitwendige òf inwendige (geestelijke) groei beoogden. Ik
denk dat veel soortgelijke acties getuigen van en stuk onvrede met de bestaande
orde in de kerk. Het gewone lijkt niet meer zo aan te spreken. Zo wil men de
bakens verzetten. Het artikel van Paas, door mij kritisch beoordeeld in het
vorige nummer van ons blad, is daarvan een duidelijk bewijs. Het bleek me dat
zijn gedachten de aandacht van velen trekken, in en buiten onze kerken. Zelfs
de Reformatorische Pers gaf zijn opmerkingen door, zonder commentaar.
Ik vind dat gevaarlijk. Het is kerkbedreigend. Veel mensen "tuinen” er
argeloos in. Ik ben me bewust hier een naar woord te gebruiken, maar ik doe het
toch wel. Dan weet u wat ik bedoel. Ik zeg hiermee niet dat zij die deze
ballonnen oplaten, bewust de kerk ondermijnen; ik neem natuurlijk aan dat men
het met de beste bedoelingen doet. Maar het riskante van zulke ideeën is dat
men dingen gaat veranderen en omzetten en daardoor vormen en hun inhoud gaat
prijsgeven, die dan ook voorgoed verleden tijd zijn. Ik bedoel: een tweede
dienst afschaffen of geheel omzetten, is ingrijpend. Doet men dat, dan bent u
die tweede dienst absoluut radicaal kwijt, voor altijd! Dat wordt te weinig
beseft, of men acht dit geen zwaar verlies.
Of kan dat toch wel? In Amerika misschien? Want Willow Creek komt van de
ommezwaai van destijds duidelijk terug. Men is er daar achter gekomen dat
gerichtheid op zoekers ten koste gaat van trouwe kerkgangers. Zoals ik laatst
las in een kerkblad dat ouderen erover klaagden dat veel diensten zoveel lawaai
en drukte voor de jongeren opleverden, terwijl zij zelf de gewone
Woordverkondiging moesten missen. Heel erg. Men gaat in Willow weer
bijeenkomsten houden waarin "zware Bijbelse en theologische kost”
terugkeren op het gemeentelijke menu. Het klinkt bijna Hollands. Ik hoop nu
maar dat zij, die gericht zijn op Amerika, deze ombuiging nauwlettend volgen.
Dat kan hoop geven voor onze kerken, van Zwolle tot Groningen enz.
correctie (2)
Ook op een andere
lijn werden deze problemen duidelijk gesignaleerd. Ik doel op een artikel van
dr. W. Dekker in de Waarheidsvriend. Hij is studiesecretaris van de IZB,
woorden die staan voor Inwendige Zending, uitgaande van de Gereformeerde Bond.
Ik geef ditmaal veel tekst door.
Hij vraagt zich af: "? Moet de kerk veel meer aansluiten bij het
hedendaagse spirituele verlangen, het ietsisme en allerlei vormen van nieuwe
spiritualiteit?”
Zijn antwoord: "Aanpassing is een heel riskante onderneming. De kans dat
de christelijke gemeente hierbij van binnenuit wordt uitgehold is groter dan
dat de buitenstaanders andere mensen worden. De afgelopen tientallen jaren zijn
daar in ieder geval in ons land een voorbeeld van geweest. Alle pogingen naar
buiten te treden en de wereld te ontmoeten hebben geleid tot een steeds verdere
aanpassing van de kerk aan de wereld en nauwelijks tot nieuwe bekeerlingen. Dat
is in ieder geval de constatering van prof.dr. G. Dekker, bijvoorbeeld in zijn
boek Van het centrum naar de marge (2006). En we kunnen het allen met eigen
ogen zien.
Daarom is het voor zending in onze westerse context beter opnieuw heel
duidelijk het vreemde en het tegendraadse van het christelijke verhaal onder
woorden te brengen, de breuk te benadrukken, de doop als een overgang uit de
oude wereld van alle eigen godsdienst en beleving naar de wereld van Christus.
Het christelijk geloof niet uit de doeken doen waar het gelijkenis vertoont,
maar juist waar het anders is. Dan snijdt het mes aan twee kan ten. Dan wordt
ook de bestaande gemeente opgescherpt in waar het eigenlijk om gaat, in plaats
van dat ze meegenomen wordt op een weg van uitholling en aanpassing”.
(….)
"Ik zie onder ons het gevaar dat wij alsnog de hoofdstroom van de kerk
vijftig jaar later volgen, dat wij te optimistisch kijken naar de kansen en
mogelijkheden om vandaag met het Evangelie in de wereld te staan en eventueel
ook nog de kerk weer te doen groeien. Nu niet aangewakkerd door
apostolaattheologie met vooruitgangsgeloof gemengd, maar door Amerikaans
evangelicalisme, vermengd met ideeën over maakbaarheid en opnieuw
vooruitgangsgeloof. We zetten de deuren en ramen wijd open om de grote slag
naar buiten te maken, terwijl de vraag zou kunnen zijn hoe wij zullen
overwinteren op Nova Zembla. Ik besef dat ik het heel zwart-wit zeg en dat ik
zo een soort behoudzucht in de kaart kan spelen die ik allerminst bedoel. Want
met behoudzucht komen we niets verder en angst mag nooit onze raadgever zijn.
Het Evangelie is de vreugdevolle boodschap voor alle Nederlanders, ook al
zouden er maar tien gelovigen meer zijn. Altijd is het dus tijd voor zending,
altijd is er reden het Evangelie aan ieder in verstaanbare taal bekend te
maken.
Alleen verstaan wij de tijden en gelegenheden? Wanneer wij de grote teruggang
van het christelijk geloof in Europa en het groeiende nieuwe heidendom
werkelijk serieus nemen, is het dan niet de hoogste tijd ‘het overige te
versterken wat sterven zou’, in plaats van te dromen van de grote slag naar
buiten en opnieuw in te zetten op groei? Met alle waardering voor het gelovige
elan dat de visienota "Leren leven van de verwondering” van de
Protestantse Kerk ademt, kan ik toch niet meegaan met de inzet op groei, die
daarin naar voren komt. Als er groei zal zijn, zal ik me zeer verblijden, maar
het zal ons als een toegift geschonken worden op het meest onverwacht en alleen
in de weg waarin we in de gemeente zelf tot een nieuwe navolging en een nieuwe
volharding komen”.
Dekker ziet wel een ander gevaar, namelijk dat we ons opsluiten in onszelf en
zodoende "zure Farizeeërs” zouden kunnen worden.
Dat gevaar sluimert inderdaad op de bodem van ons hart, juist bij hen die de
nieuwe orde van deze tijd denken te moeten afwijzen. Dus het sluimert concreet
op de bodem van mijn hart, want ik ben er hartgrondig van overtuigd dat we deze
eigentijdse aanpak moeten afwijzen. U hebt in mijn artikelen vast wel eens
gemerkt dat ik het lang niet altijd fijn vind om allerlei nieuwe ideeën maar weer
eens te moeten afwijzen. Ik zie dan ook wel dat gevaar, namelijk dat wij in
onze kring van Bewaar het Pand zouden kunnen verworden tot het gesignaleerde
gevaar van Farizeïsme.
Over de hele linie van ons blad is dat wellicht en hopelijk niet zo, maar mijn
taak in ons blad is wel gericht op het signaleren van verontrustende
verschijnselen. En gelooft u mij, ik behoef echt niet te zoeken naar zulke
verschijnselen, want ik zie ze overal om me heen.
Laten we ons dus bewust zijn, dat wij evenzeer onderworpen zijn aan de geest
van deze tijd, misschien weer op een heel andere manier, maar we zijn het wel.
En daarom heb ik ook al zo vaak gepleit voor een algehele reformatie van ons
allen en van de gehele kerk. Wij allen hebben God op het hoogst misdaan, wij
zijn van ‘t heilspoor afgegaan. We zijn niet uitnemender, ganselijk niet, om
het met de woorden van Paulus te zeggen. In dat bewustzijn durf ik alleen maar
te spreken over de breuken van de kerk.
Maar dan móet het toch ook wel echt. Zoals alle profeten het hebben moeten doen
en ook zoals de Heere Jezus het Zelf heeft gedaan.
Dr. Dekker geeft tenslotte ook, evenals de vorige keer dr. Paas, drie adviezen,
die hij opdrachten noemt. "De kerk te midden van het nieuwe heidendom
heeft drie opdrachten. De eerste is dichter dan ooit zelf bij Gods Woord leven
in een sterke discipline: zondagviering, vaste gebedstijden, onderzoek van de
Bijbel, gemeenschapsbeoefening met medegelovigen over alle kerkmuren heen,
intellectuele bezinning op het christelijk geloof, vooral met het oog op de
eigen leden, die hun geloof een plaats moeten kunnen geven binnen een heidense
cultuur.
De tweede opdracht is de liefde van God in Christus uitstralen naar allen om
ons heen, ongeacht ras, godsdienst of sociale status. Bidden voor alle mensen,
het goede doen voor alle mensen, georganiseerd of niet georganiseerd. Het gaat
er ten derde om te proberen het Evangelie door te geven aan mensen die daar
open voor staan. Dat betekent niet de boodschap toesnijden op de dominante
tendensen in de cultuur. Het Evangelie doorgeven betekent mensen uitnodigen de
schitterende kathe- draal van de Joodse en christelijke traditie binnen te gaan,
zoals vervat in het Oude en Nieuwe Testa- ment en in de grote christelijke
traditie daarna. Dat laatste lukt alleen wanneer we zelf verrukt zijn van de
schoonheid en de waarheid van deze traditie.
Er is geen tegenstelling tussen diep in de eigen traditie spitten en missionair
zijn. Integendeel. Mis sionair zijn we wanneer we dag na dag verbazing
uitstralen over de geheimen die ons zijn geopen- baard en wanneer we ons daar
dagelijks in oefenen. Wanneer de IZB zich daarom in de komende jaren nog meer
dan tot nu gaat richten op toerusting rond de kerkelijke verkondiging (!), dan
is dat geen terugtocht, omdat het echte zendingswerk te moeilijk is. Maar dan
gebeurt dat vanuit de overtuiging dat onze zorg nu is dat voor de gemeente die
er nog is de woorden Gods weer schitterende parels worden, waar ze zo verrukt
over zijn dat anderen vanzelf gelokt worden: wat heb je daar toch voor moois?
Onze eerste zorg is niet hoe het met alle heidenen verder moet, maar om Jezus
Christus te dienen en Hem na te volgen”.
Kerkelijke verkondiging, zondagsviering, dat zijn inderdaad wezenlijke kernen
van ons kerk-zijn. De wereld bereiken door juist te beklemtonen dat we putten
uit andere bronnen. Niet aanpassen aan de grillen van deze tijd, zoals haast en
drukke agenda’s, maar gewoon leven bij de eenvoud van de Schrift: "Zoek
eerst het Koninkrijk der hemelen en al deze dingen zullen u toegeworpen worden”,
en: "Eén ding is nodig”. Hoe eenvoudig. Hopelijk zijn we het daarover in
onzde erken eens.
ONTWAAKT 2009
"Binnen de
Verenigde Naties en de Europese Unie doen progressieve krachten er alles aan om
abortus en homohuwelijk in alle landen geaccepteerd te krijgen, stelde Austin
Ruse gisteren in een lezing op het World Congress of Families in
Amsterdam”.
Het is de moeite waard om nader kennis te nemen van wat door deze inleider werd
gezegd op het Wereldcongres over het gezin in Amsterdam. Zijn woorden, op te
vatten als een appel, moeten opwekken uit de slaap der gerustheid.
De reeds genoemde
Ruse sprak dus op het gezinscongres in Amsterdam. Trouwens, ook minister
Rouvoet was daar aanwezig. Toch mooi dat zoiets nog kan. Plasterk op de
homoparade, Rouvoet op het congres in Amsterdam. Er kwamen er al snel die
riepen dat dat laatste niet kon. De overheid mag zich niet inlaten met allerlei
levensbeschouwelijke uitingen en manifestaties. Als een overheidspersoon zich
uitdagend gedraagt en onbeschaamd de homo-ideologie wil opdringen aan ons volk,
is dat een verschrikkelijke zaak. Vice-premier Rouvoet kwam op voor een basisbeginsel,
het gezin, reeds zo oud als de wereld is. Dat is toch wel een groot verschil.
Daarom was het verblijdend, dat ook hij er bij was.
De toespraak van Ruse was principieel van toon, maar een tikkeltje Amerikaans.
In Amerika verschijnen boeken van diverse schrijvers, die zich sterk bezig
houden met de komst van de antichrist.
Ik heb enige jaren geleden het boek van Tim Lahaye, getiteld "Tegenstand”
gelezen; deze schrijver is bekend om zijn realistische en dramatische
schrijftrant. Zoals dat met meer Amerikanen het geval is. De opname van de
gemeente is prominent in dit boek aanwezig. Maar afgezien daarvan, het is te
waarderen dat deze schrijvers zich intensief bezig houden met de tekenen der
tijden.
Spreker Ruse deed me denken aan Lahaye. Hij sprak over een wereldregering, over
de wereldwijde bundeling van allerlei ondermijnende krachten en over
ongeschreven wetten die officieus voor alle volkeren en regeringen lijken te
gelden. Hij bedoelde te zeggen dat in de hele wereld en binnen allerlei
regeringen en organisaties demonische krachten aan het werk zijn om de ene wereldorde
te stichten, de regering van de antichrist. Er ligt een duivels plan ten
grondslag aan allerlei bewegingen, die zich fel keren tegen het Woord van God.
Dan zien we niet meer alleen mensen en politici, maar dan zien we daarachter de
geopende poorten van de hel, die topdrukte beleven. Lees het in Efeze 6:12;
daar staat: "Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar
tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der
duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht”.
Die gedachten mogen ons wel wakker schudden en doen beseffen dat de wereldklok
verder loopt naar het onherroepelijke einde. Het thema van de eindtijd leeft
over de Oceaan meer dan onder ons.
In Nederland zijn we
veel minder met deze thema’s bezig. Dat is vreemd. Het kan te maken hebben met
het feit, dat we ons toch redelijk thuis voelen in onze maatschappij, dankbaar
genietend van de vele voordelen van onze welvaartsstaat. En waarom dan in
Amerika wel sterker aanwezig? Dat is bittere noodzaak, omdat, en dat bleek ook
op het gemelde congres, in Amerika een brede beweging van de grond komt, die de
nieuwe moraal (abortus, homohuwelijk, enz) met hand en tand wil verwezenlijkt
zien.
Daar schrikken we dan wel van. We hadden nog een vaag idee dat de normen en
waarden in Amerika redelijk veilig waren. President Bush was voor ons de
verdediger van de Bijbelse standaard. Obama is dat waarschijnlijk in het geheel
niet. Het bewind van Obama laat niet na duidelijke tegenstand onder de
Amerikanen op te roepen. Ook Amerika wankelt op de rand van een morele crisis.
Daar evenveel echtscheidingen als in Nederland bijvoorbeeld. Dat is zeer
verontrustend.
Losbandige ideeën over de wetteloze menselijke ontplooiing zijn er altijd
geweest. Denk maar aan de Franse Revolutie. Maar er was nog geen Internet. Elk
volk leefde nog voor zichzelf, los van anderen. Wij beleven de dagen van
schaalvergroting en technische ontwikkelingen, waardoor demonische boodschappen
met één muisklik ieder mens en ieder volk bereiken kunnen. Nieuwe
machtsconcentraties ontstaan, oude idealen uit Babel krijgen vorm, in De VN,
maar ook in de EU, in Europa. Nu er al maar landen toetreden tot de EU, zal het
steeds meer gebeuren dat we onze nationale en kerkelijke identiteit moeten
prijsgeven.
Het is onvoorstelbaar als we zien hoe Nelie Kroes allerlei multinationals en
reuzen in het land van de economie tot de orde roept; het is moeilijk te
verteren als de EU bepaald hoeveel paling er gevangen mag worden. Je vraagt je
dan af: wie regeert er eigenlijk? Den Haag of Brussel?
Maar het wordt nog weer erger als de Unie zich ook gaat bemoeien met het
vrouwenstandpunt van de SGP in Nederland en met de homowetgeving. De woorden
van onze Amerikaanse spreker krijgen dan een angstaanjagend effect.
Dan zijn we inmiddels toch aangeland midden in de situatie van Openbaringen 13:
"En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke
wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest. En
zij aanbaden den draak, die het beest macht gegeven had; en zij aanbaden het
beest, zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve?
En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen en gods lasteringen te
spreken; en hetzelve werd macht gegeven, om zulks te doen, twee en veertig
maanden.
En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en
Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen. En hetzelve werd macht gegeven, om
den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht
gegeven over alle geslacht, en taal, en volk.
En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet
zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de
grondlegging der wereld.
Indien iemand oren heeft, die hore”.
Heel deze beschrijving van de antichrist maakt duidelijk dat het hier gaat om
een religieuze wereldmacht. Dat blijkt uit de woorden: aanbidden, het spreken
van godslastering en de oorlog die het beest de heiligen zal aandoen. Het beest
zal zelfs de heiligen overwinnen. Benauwend zal het zijn als deze goddeloze
macht heerschappij zal hebben over alle geslacht, en taal en volk. In Israel en
in Iran, in Rusland en in Amerika, in Nederland en in Cuba. Maar ook in
Amsterdam en in Staphorst, in de kerken en in de wereld.
Zien wij in onze dagen iets van deze antichristelijke machten opkomen? Kunnen
wij in allerlei beschaafde staatshoofden, die pleiten voor de rechten van de
mens, iets van het beest herkennen? Vergis u niet. De profeet van het beest, namelijk
het beest uit de aarde, had hoornen als het Lam, maar het sprak als de draak.
De antichrist zal wellicht ook gesierd zijn met humaniteit en hij zal de mond
vol hebben over de gelijke rechten voor alle mensen. Hij zal de mensheid aan
zich binden door uitgebreide hulpprogramma’s voor de armen, door een
wereldcampagne tegen Aids te leiden, door de oorlogen zo mogelijk uit te bannen
uit de wereld. Behalve dan die ene oorlog, waarover we al gelezen hebben.
Hij lijkt messiaanse trekken te vertonen. Het woord anti in de naam antichrist
betekent niet alleen tegen, maar ook: in plaats van. De antichrist zal in de
plaats van Christus willen optreden. In het trio (de drie beesten: de draak
[12:3], het beest uit de zee [13:1] en het beest uit de aarde [13:11]) zien we
een duivelse nabootsing van de drie-eenheid. Ook daarin dus is het godsdienstig
karakter van de antichrist te zien.
In de dagen van Johannes had deze profetie vooral betrekking op de keizers van
Rome. In hen werd reeds veel zichtbaar van de antichristelijke macht. En wat
heeft Rome een geweld gebruikt tegen de christenen. Later heeft men er een
andere invulling aan gegeven, toen men meende in de paus van Rome de antichrist
te zien. Al deze machten hadden ook metterdaad gelijkenis met het beest. Zo zal
het mogelijk zijn in elk tijdsbestel bepaalde lijnen te zien lopen naar
Openbaringen 13: Hitler, Mao, Lenin, Stalin, Mugabe, enz. Johannes spreekt over
allerlei antichristussen, die er zijn. Maar dè antichrist zal nog geopenbaard
moeten worden.
In Amerika tracht men een eigentijdse invulling te geven, zoals ook Ruse dat
deed op het gezinscongres. Het is goed dat we daarnaar luisteren. Als we zien
waar de kerk in Nederland druk mee is, dan valt hier best wat te leren. Het
stelt ons schuldig dat we zo weinig bezig zijn met de grote toekomst van de
Zoon des mensen en daarbij weinig aandacht hebben voor de tekenen der tijden.
De kerk van Nederland houdt zich niet zelden op met onbenulligheden en
binnenbrandjes, die de aandacht van de wereldbrand afleiden.
En toch zien we hoe ook in Nederland de antichristelijke machten zich sterk
maken. Welke plaats de Islam daarbij zal innemen, is nu nog een verborgen zaak,
maar we zien wel dat de Moslimbeweging wereldwijd sterk is en aan invloed wint.
We zien het in Nederland op kleine schaal. De tegenstand tegen de kerk groeit.
De onverdraagzaamheid neemt toe. Terwijl ons volk Allah lijkt te omhelzen,
ondanks de wrede uitstraling van de Islamieten, wordt de vrouw die het Kind
gebaard heeft steeds heviger vervolgd, wereldwijd; het heeft er alles mee te
maken dat Israel het mikpunt wordt, straks ook van Amerika.
En we zien met verbijstering dat allerlei christelijke organisaties daaraan
meewerken. Men wil het beest aanbidden. Slechts één categorie is daarvan
uitgesloten, namelijk zij die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.
Dan zal de verkiezing blijken te zijn de enige en laatste hoop van Gods kerk.
Ik ben uitvoerig ingegaan op de verschijning van de antichrist om de
actualiteit daarvan voor onze tijd toe te lichten. Onze ogen moeten geopend
worden voor de geestelijke achtergronden van krantenberichten en politieke
conferenties. Niet alleen vanwege de ernst, ook vanwege de hoop, die er uitgaat
van het Woord.
Hoe gruwelijk immers die tijden ook zullen zijn, we lezen herhaaldelijk dat aan
de antichrist macht gegeven is, van God. Hij staat erboven. En na het
dramatische gebeuren in Openbaringen 13 volgt er iets heel anders in het
volgende hoofdstuk; daar ziet Johannes het Lam staande op de berg Sion met de
verzegelden die de naam Zijns Vaders geschreven hebben op hun voorhoofden. Wat
een groot onderscheid. De helse bestialiteit zal niet overwinnen. Het Lam (welk
een andere aanduiding dan die van het beest en de draak) toont de serene rust
die er eens heersen zal in het Rijk van Christus.
Het zal voor u en mij
nodig zijn dat we ons alleen bezig houden met die toekomst. Dat zegt niet
alleen de Bijbel, dat zegt ook de krant. De media, de TV, Internet, zíj zeggen
het niet. Zij lijken middelen te worden, in de hand van de valse profeet, die
maken dat men het beest, de antichrist aanbidt. Zo lijkt het. Zo is het ook. Er
is een ongelofelijke propaganda in onze tijd. Prins Willem Alexander klaagt
over de hinder van de paparazzi. Maar zijn klacht is kinderspel vergeleken met
de antibeweging tegen de kerk en tegen Christus, in het nieuws en op het
journaal, bij de omroep en in de kerk. De valse profetie zal er in mee doen. En
dat is nog het moeilijkste om te onderscheiden. Hoe kunnen we het echte spreken
van het Lam onderscheiden van het beest, dat hoornen heeft "als het
lam” maar dat echter spreekt als de draak. De profeet van het beest zal
ook op de kansels staan en hij zal de openbaring van het Lam vertonen in zijn verschijning.
Op dat onderscheiden komt het aan. Ook de Heere Jezus heeft voor die valse
profetie gewaarschuwd. Hoe spreken wij, hoe preek ik? Die vraag komt naar ons
toe. De Heere opene onze ogen voor de ernst van deze dingen. Indien iemand oren
heeft, die hore. In dat korte zinnetje, ook uit Openbaringen 13, ligt alles
opgesloten. Om te horen, moet iemand oren hebben. Dat is één waarheid. De
andere is: als we die hebben, hoor dan ook! In dat horen, ligt de zaligheid.
Obama 2009
Nee, niet Darwin. Daar had ik misschien wel aandacht aan moeten geven. Er kan best nog meer bij. De kranten hebben tot nu toe een indrukwekkend aantal pagina’s geproduceerd over de Darwinologie; een eindeloze reeks artikelen, die ons al maandenlang bezig houdt. De kerkelijke pers blijft hierbij niet achter, dus ieder is overtuigd van de actualiteit van Darwin. Een stroom artikelen over de evolutie. Hoe lang gaat dit nog door? Kunt u het allemaal volhouden en bijhouden? Zo’n Darwinjaar is dus ook niet alles. Darwin wint het misschien nog van Calvijn, zelfs bij ons. Maar er kleven nadelen aan zo’n bovenmatige aandacht.
Ik wil mijn gevoelens
nader toelichten. Ik heb me afgevraagd wie er het meest gebaat zou zijn met al
die aandacht voor schepping en/of evolutie. Ik las laatst dat Wilders profijt
heeft van alle negatieve belangstelling in de pers. Dat blijkt ook in de
opiniepeilingen. Verdonk had nog niet zo lang geleden ook een massa
sympathisanten, maar haar gebrek lijkt me te zijn dat ze de laatste tijden zich
op de achtergrond houdt. Dat kost stemmen.
Als dit voor Darwin ook geldt, dan heeft de evolutie niet te klagen. Natuurlijk
kunnen we ons afvragen of het dan niet goed is, dat ook de schepping tegelijk
zo veel aandacht krijgt? Dat is dan waar, maar dan geldt dit voor hen die
onbekend zijn met de Bijbelse scheppingsleer.
Wij hebben, als we het tenminste gevolgd hebben, alle argumenten nu al (het is
nog maar net April) meermalen gehoord. En het jaar is nog lang niet om. Arme
journalisten, die steeds opnieuw moeten zoeken naar nieuwe ideeën hierover. Al
dis discussies maken dat sommige dingen blijven hangen. Zoals bijvoorbeeld de
oude aarde. En nog veel meer. Er zijn daarbij al heel wat bekende christenen,
die meegedeeld hebben dat zij van standpunt veranderd zijn, ten nadele van de
Bijbelse boodschap. Dat blijft niet zonder gevolgen! Daar zijn dan ook nog de
creationisten, maar die doen het in het oog van de meesten helemaal verkeerd.
Juist zij roepen de verontwaardiging van dominees en theologen wakker. Zij
willen de schepping bewíjzen. Ik kan daar niet zo verontwaardigd over zijn. Ik
waardeer het als er zijn, die het geloof willen steunen met argumenten. Geen
bewijzen, maar argumenten. Ik ben blij dat er mensen zijn als dr. Paul en
anderen, die staan voor datgene wat zij geloven. Hellenbroek sprak op deze
wijze ook van de Godsbewijzen.
Ik vrees dus dat deze publiciteit heel schadelijk is. Er wordt gerommeld aan de
fundamenten. Het doet me een beetje denken aan de campagne van iemand als
Kuitert, die destijds de Gereformeerde kerken doortrok met zijn ideeën. Door al
die aandacht is het proces van het verval versneld. Zo zal het ook ons vergaan?
Er zijn mensen die ervan in de war raken. Mogelijk zijn er massa’s die ook
persoonlijk een omslag maken. De Gereformeerde Gezindte is al bezig met de
objectieve (!) zaken van het geloof. Het gaat nu niet over toe-eigening of over
de verbonden, maar het gaat over de fundamenten. Zekerlijk, de fundamenten
worden omgestoten (Ps. 11:3a).
Maar er zijn toch scholieren en studenten die ermee te maken krijgen? Jawel, en
een zeker meeleven met hen is op zijn plaats. Maar zoals het er nu aan toe
gaat, worden we helemaal overspoeld. Laten zij die het aangaat, alles bundelen
in een boek, dan kan ieder die het wenst, het lezen. Maar de pers zou over deze
dingen niet in deze mate de trompet moeten blazen.
Niet Darwin dus, maar
Obama. De kersverse president van het machtigste land ter wereld trekt
allerwegen de aandacht. Ook voor ons is het goed zijn gangen enigermate te
volgen. Dat lijkt me een Bijbelse roeping. Het Kerstevangelie begint met
Augustus; de keizer van Rome en de Koning van Bethlehem worden als in een adem
genoemd. Paulus kreeg met Nero te maken, met de stadhouders en dus is het voor
ons ook nodig dat we de politiek bijhouden, vanuit het evangelie van Jezus
Christus. In de dagen van het Oude Testament valt het op, dat de profeten,
zoals Jesaja en Jeremia, zo vaak ook het woord richten tot de omringende volken
en machten. Kores wordt genoemd "Mijn knecht”. De Heere zegt zelfs de
aangrijpende woorden over hem: "Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent”.
En lees zo de Bijbel maar door.
Amerika is niet alleen het machtigste land van de wereld, maar het is ook tot
nu toe het land, dat in sterke mate onder de kracht van het Evangelie heeft mogen
leven. Ik schrijf het in de verleden tijd, want er waren berichten dat het
Christendom in Amerika afneemt in invloed. Het was toch een geruststellende
gedachte, dat er daar over de Oceaan in de grote politiek zoveel aandacht mocht
bestaan voor het geloof in de enige God. President Bush heeft daar, bij alle
verkeerd ingeschatte beslissingen, het zijne aan bijgedragen.
Het is misschien al een teken van teruggang geweest, dat Obama verkozen kon
worden. Het volk wist natuurlijk al voor de uiteindelijke stemming dat Obama
feitelijk een heel ander mens was dan zijn voorganger. Dat is ook gebleken. Nog
maar nauwelijks binnen de muren van het Witte Huis, werden allerlei regels ten
aanzien van de grote ethische vraagstukken (abortus, homoseksualiteit)
versoepeld. Verleden week heeft de president de grote ommekeer nog opnieuw eens
onderstreept door in Turkije te verklaren dat de gevoelens van de Moslims diep
verankerd liggen binnen het Amerikaanse volk. Bovendien heeft hij als zijn
mening gegeven dat Turkije lid zou moeten worden van de Europese Unie. Hij
schaarde zichzelf min of meer ook onder de grote sympathisanten van Mohammed.
Hier gaan dus grote wissels om, die de trein een andere richting insturen. Deze
ommekeer zal niet zonder gevolgen blijven.
Daarbij komt dat Obama gezegend is met grote gaven en veel charmes. Meestal komt
hij heel sterk over en wint hij ook daarom al de sympathie van de massa.
Zijn optreden is in ieder geval koren op de molen van de linkse pers, die
in Nederland al zo sterk vertegenwoordigd is. Daarbij is Obama een neger. Dat
is op zich geen negatieve factor. Zo dikwijls als ik met negers in aanraking
kom, valt het me op dat er heel veel Christenen onder hen zijn. Bovendien
hebben zij onze sympathie vanwege de jaren, waarin slavernij en uitbuiting aan
de orde van de dag waren. Obama is een neger die begiftigd is met veel gaven.
In een land als Amerika, waar zoveel negers wonen, is het niet verkeerd dat de
president nu uit hun kring voortkomt.
Zijn persoon echter zal voor de gehele wereldpolitiek een belangrijke factor
zijn. Zeker ook nu de wereld met name door de Moslimbevolking in een soort
houdgreep wordt gevat. Is het tactiek van Obama, dat hij de retoriek van de
agressie inwisselt voor het zoeken naar een andere toon, die meer op verzoening
gericht is? Dat zou kunnen en het zou dan geen wezenlijke verandering behoeven
te zijn. Maar zo ziet het er niet naar uit.
Als we de dingen
geestelijk willen benaderen, moeten we vooral bedenken dat we leven in de
eindtijd. Zeker in onze tijd zullen er allerlei antichristelijke machten
opstaan, die het wereldtoneel gaan beheersen. In mijn jeugd stond het voor
ieder vast, dat de Antichrist zou voortkomen uit de kring van het Communisme
(Rusland en Stalin). Toen deze macht min of meer van het toneel verdween, kwam
de Islam sterk op. Nog steeds vormt deze macht de belangrijkste bedreiging voor
het Westen. Dat komt vooral, omdat deze religie geen verzoening, maar haat
lijkt te prediken. Haat tegen het Christelijke Westen. Wij in Nederland hebben
daar tot nog toe niet veel last van, maar vergeten we niet dat miljoenen Christenen
hun geloof met de dood hebben moeten bekopen. Eerst door Rusland, later ook
door totalitaire Islamitische regimes. Ik noem hierbij ook het Joodse volk. De
atoomraketten van Teheran vormen een groot gevaar voor de Joodse staat.
Amerika heeft tot nu toe gezorgd voor stabilisatie van de grootmachten. Het
land kwam op voor de vrijheid van Joden en Christenen. Lijkt nu het evenwicht
verstoord te gaan worden? Ik sprak over antichristelijke machten. Dè antichrist
als persoon, zoals Gods Woord ons hem tekent, is nog niet zichtbaar geworden.
Maar Gods Woord spreekt ook over anti-Christussen, antichristelijke machten dus
die zekere trekken vertonen van de antichrist. Het is nog veel te vroeg om hier
de naam van de nieuwe president van Amerika te noemen, maar we moeten wel alert
zijn en letten op de tekenen der tijden.
Er staan grote belangen op het spel. Allereerst voor de Verenigde Staten zelf.
Het lijkt onontkoombaar dat in de boezem van dit volk de verdeeldheid over het
beleid zal groeien. Ook de vorige president nam voor ons gevoel
beslissingen die te denken hebben gegeven en waardoor het Amerikaanse volk
zware offers moest brengen. Onze verbondenheid met de VS komt natuurlijk ook
voort uit het feit, dat velen van onze volksgenoten zich daar in het verleden hebben
gevestigd. Hoe zal de toekomst zich voor hen ontwikkelen? Kerkelijke leiders in
de VS hebben de wending in de politiek reeds eerder opgemerkt en opgeroepen tot
veel gebed, ook voor de president. Dat lijkt me een goed voornemen. Ook voor
ons is dat een zaak van het grootste belang. We moeten bidden voor allen die in
hoogheid zijn gezeten. Want de wereld gaat er heel anders uitzien. We zien
immers ook binnen de EU een snel proces van ontkerstening om zich heen grijpen.
Ook de EU gaat een macht vormen, meer gericht tegen God en Zijn geboden dan
voorheen. Binnen ons eigen volk zien we de aversie van de massa losbranden
tegen de Heere en Zijn dienst. Als ook Amerika ons daarbij als steun ontvalt,
wordt het donker in de wereld.
Maar deze ontwikkelingen gaan niet buiten het voorzienig bestel van God om. Aan
Christus is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Zoals in oude
tijden, zo zal de Heere ook nu spreken van Obama, "Mijn knecht”. Hij moet
meewerken aan de plannen van de hemel. En wij zullen ermee moeten gaan rekenen
dat er tijden komen, waarin nieuwe Nero’s en Hithler's opstaan, die de vrouw
die het Kind gebaard heeft, zullen doen vluchten in de woestijn. Als dat echt
werkelijkheid gaat worden, zal er veel veranderen. Maar vergeet niet dat er nu
reeds miljoenen christenen in verdrukking leven. En zij zijn gelukkiger dan
wij.
Met dit alles voor ogen, volgen we de gangen van Barack Obama en zijn regering.
De vaart der volken mag ons niet ontgaan, omdat juist zaken als Internet en
technische vooruitgang een steeds groter beslag gaan leggen op de mensheid.
Ooit zal geen enkel mens meer het recht hebben om God te dienen naar Zijn Woord
en het eigen geweten. Dan zal men niet meer kunnen kopen en verkopen. Dan komt
de vrouw in de woestijn terecht. En daar zal ze gevoed worden door de trouw
Gods. We hopen en bidden dat Amerika met zijn nieuwe president een overtuigde
koers zal zoeken tot behoud van de vele christelijke waarden, die het land en
de wereld nog bezit. Gebeurt dit niet, dan krijgt het rijk van het beest uit de
aarde een steeds duidelijker gezicht. Het stelt ons allen voor de vraag of we
bereid zijn om de Heere radicaal en absoluut te dienen. De Koning van Pasen
heeft de dood en dus alle machten overwonnen en Hij heeft Zijn discipelen de
opdracht gegeven de wereld te doorkruisen met Zijn evangelie. Dat biedt een
heerlijk perspectief voor de toekomst.
DOORGAANDE ONTWIKKELINGEN 2009
De laatste weken zijn er opvallende uitspraken gedaan over dr. S. Paas en zeer recent ook over Andries Knevel. Het viel mij op, omdat deze namen voor de lezers van ons blad niet onbekend zijn. Ik heb eerder vraagtekens geplaatst bij hun opvattingen; let wel, bij hun opvattingen, niet bij hun persoon. De zaak is van belang. Nu dus even geen huisbezoek, maar aandacht voor deze ontwikkelingen.
Rond de persoon van
Andries Knevel is inmiddels heel wat stof opgewaaid. Hij erkende nu anders
tegen het Bijbels getuigenis over de schepping aan te kijken dan in het
verleden. Geen piramide, maar een mozaïek. Hij bedoelde de gedachte van het
hellend vlak te weerspreken. Drs. A.J.van Delden en J.J. Frinsel, later ook
dhr. Mateboer, oudgedienden van de EO, trokken hierover aan de alarmbel. Deze
koerswijziging betreft volgens hen ook de EO als omroep. In december 2007 schreef
ik een artikel over Knevel onder de titel: Evolutie. Het ging toen niet over de
evolutieleer, maar over ontwikkelingen bij Knevel. Dr. W.J. Ouweneel werd in de
pers mede in verband gebracht met de uitlatingen van Knevel. Beide zijn zij
invloedrijke trendsetters in het geestelijke en kerkelijke landschap van
Nederland. Een andere persoon, ook meermalen door mij genoemd, is dr. S.
Paas, eveneens lid en tevens ook kerkelijk werker van onze kerken en een
vruchtbaar publicist, die allerwegen de aandacht trekt. Ik heb vraagtekens
geplaatst rond een artikel van Paas in ons Jaarboek. Maar ook eerdere uitingen
van Paas werden indertijd voor het voetlicht gehaald.
Wat blijkt nu? Diverse Vrijgemaakte predikanten hebben openlijk bezwaar
aangetekend tegen de benoeming van Paas aan de opleiding van de GKV.
Opvallend. Mensen uit meer progressieve groeperingen zijn verontrust. Mensen
uit onze eigen kringen delen deze verontrusting niet of nauwelijks blijven
afzijdig.
De lezers van ons blad moeten weten dat ons bestuur en de redactie van ons blad
de laatste tijd allerlei kritische geluiden bereikten. Niet verkeerd bedoeld en
in een goede setting geplaatst. En als broeders van dezelfde kerk is het ook
heel goed om met elkaar eerlijke en open te spreken over bestaande verschillen.
Ik wil dus op geen enkele manier verwijten maken aan diegenen die richting BhP
bezwaren inbrachten. De broederlijke verhoudingen hebben er mijnerzijds
absoluut niet onder geleden. De duidelijkste aanleiding tot de genoemde
afkeuring lag rond de publicatie van een ander, namelijk dr. W.A. den Boer.
Maar de afwijzende stellingname van meerderen betrof toch een algemene onrust
ook over andere zaken en personen.
Wat daarbij echter wel tot nadenken stemt, is het feit, dat we onder elkaar de
grootse moeite gevoelen om elkaar te overtuigen van de noodzaak tot kritisch
nadenken over verschuivingen binnen de kerk. Het stelt teleur dat we binnen
onze eigen kringen gevoelens van vervreemding opmerken, over en weer, terwijl
er dan bijvoorbeeld binnen de GKV mensen zijn die herkenning
oproepen.
Verontrusting in kringen van de Vrijgemaakten, bij dhr. Frinsel, bij dr.
Meijering (Remonstrants theoloog), soms bij mensen uit de Gereformeerde kerken,
en waar blijft dan de "Refozuil?” Het is als in een hele lange trein:
mensen voorin zien de opdoemende gevaren terwijl reizigers achterin er
geen weet van hebben; ze zien het (nog) niet.
De voorzitter van de Gereformeerde Bond, Ds. H.J. Lam, noem ik ook in dit
verband. Hij besprak het inmiddels bekende boek van Dr. Meijering: Het roer
moet om! Ds. Lam stelt de klemmende vraag: Moet ook onder ons het roer niet om?
Die vraag speelt door zijn hele artikel heen.
IK benadruk de paar woorden " onder òns”. In dat besef hebben we steeds
willen schrijven. Die twee woorden slaan op onze kerken (in ons geval), maar
ook op onze gemeenten rond ons blad en ook op onze en mijn positie binnen de
kerk. Wij, u en ik, wij moeten tot bezinning komen, in onze kerken, in onze gemeenten,
ieder in zijn of haar eigen leven. Ik geef een lange zin van Ds. Lam door:
"Laten we in elk geval zo eerlijk zijn onszelf af te vragen of we
niet in het emancipatieproces zitten dat twee generaties geleden de
Gereformeerde kerken kenmerkte en nu bezig is bij de gereformeerd
Vrijgemaakten. En dat onderhuids ook in de afgescheiden kerken ter rechterzijde
gaande is”.
Ook onder ons zijn deze waarschuwende geluiden hier en daar wel gehoord, maar
de karavaan trekt redelijk gerust verder. Het is in onze kerken, breeduit
genomen, geen nijpend en dreigend probleem, er is geen eenparig besef van de
crisis. Het signaleren van deze symptomen vraagt wijsheid en die wijsheid
hebben ook wij lang niet altijd; ik erken dat opnieuw. Maar waar blijft de stem
van zovelen, die beter zouden moeten weten? Onder ons leeft teveel het aarzelend
gedogen. Maar misschien kunnen de genoemde stemmen ons de ernst van de situatie
doen inzien. Er is over de breedte van onze kerken een sluipende, maar tegelijk
ook een snel om zich heengrijpend verwoestend vuur bezig, dat weinig meer
overlaat van onze Bijbelse beginselen. Wie zo eens enkele kerkdiensten
beluistert op Internet, beseft met mij wat er aan de hand is. U kunt ook
terecht op de site "Een in waarheid” (GKV), waar schokkende video’s te
zien zijn. De idee van de glijdende schaal of het hellende vlak krijgt dan
grote actualiteit. Trouwens, ook in een mozaïek kan er zoveel veranderd worden
dat een lam een wolf wordt (Joh.10:12). Het verraderlijke ligt in de omslag die
velen maakten. Men begon in Bijbelse verbondenheid, gaandeweg echter veranderde
men van standpunten en stelde men de opvattingen bij. De EO is een grote zegen
(geweest); er werd naar geluisterd, van dag tot dag; langzaamaan zijn de
posities verschoven met het gevaar dat u en ik argeloos meegaan.
Wat mij ook opviel in
de verontrusting van van Delden is de waarschuwing die hij speciaal richt aan
het Reformatorisch Dagblad. Waarom doet hij dat? Het onderstreept mijn betoog
van hierboven.
Drs. van Delden noemt het RD wellicht in dit verband vanuit een gevoel van
onrust. Nu moet ik zeggen dat de zaak van de evolutie in grote lijnen in de
krant goed gebracht wordt. Er zijn duidelijke signalen die spreken van
verbondenheid met het Bijbels getuigenis. En natuurlijk geldt dat ook van heel
veel andere artikelen die dagelijks onze aandacht vragen. Maar er zijn bij de
rol van de pers toch wel heel wat vragen te stellen. In een vrijgemaakt bericht
trof me een ongezouten opmerking over het aandeel van het Ned. Dagblad (ook
binnen onze kerken veel gelezen) in het kerkelijke afdrijven binnen de GKV. De
pers kan daarin heel veel betekenen, ten goede en ten kwade.
Het RD steekt ongetwijfeld gunstig af bij allerlei ander krantengerommel. Toch
lijkt het me goed dat van Delden het RD noemt. Ze moeten achterin de trein ook
weten wat er voorin aan de hand is. Helemaal gerustgesteld kunnen we absoluut
niet zijn over ons dagblad. Hier moeten we net zo goed de vinger aan de pols
houden. Er gaat best heel wat mis, ook in de kolommen van het RD. Gaat de
openheid zo ver, zoals onlangs, toen een schrijveres op de opiniepagina het
idee verdedigde dat de mens toch gerust van de aap af kan stammen? Ik denk dat
de krant trouwens de opiniepagina heel goed in beeld moet houden. Hoe vaak
hebben ook mensen als Knevel e.a. niet de gelegenheid gehad op veel te grote
schaal om hun gedachten onder ons te verbreiden? En vaak zonder commentaar. Er
is over het algemeen een brede openheid naar bijvoorbeeld de evangelische
beweging. Natuurlijk, het hoort tot het takenpakket van een dagblad om aandacht
te hebben voor alles wat er gebeurt. Ik wil ook niet ontkennen dat er veel is
in evangelische gemeenten, waarmee wij ons verbonden kunnen voelen. Maar beseft
de journalistiek wel altijd de grote waarde van de Gereformeerde belijdenis;
staat deze niet alom en blijvend op de tocht in genoemde kringen? Waarom
niet eens geput uit de artikelen van ds. De Heer in de Saambinder, waarin goede
voorlichting wordt geboden over de evangelische richting?
Ook bij het RD merk ik een zekere naïviteit op. Ik proef een benadering van
allerlei verschijnselen in de geest van: er zijn daar toch ook wel goede
dingen; en bij ons is het toch ook allemaal niet volmaakt? Dat is een goede
insteek en niemand kan de waarheid ervan ontkennen. Maar ik ben heel niet
gerust over het bewaken van het geestelijk erfgoed, dat er nog is. Wijlen br.
Jan de Vries, destijds lid van de gemeente in Damwoude, merkte eens op dat de
krant veel te groot werd. Het gevaar wordt dan dat de organisatie draaiend moet
gehouden worden. Dan hebben we het Darwinjaar en het Calvijnjaar nodig, om
daarmee alle ruimte buitenproportieëel op te vullen. En noch het een, noch het
ander brengt soms veel goeds.
Hoe werd geschreven over de gospelmuziek? Welke kerkelijke lectuur komt op tafel,
als u de rubriek "Kerkelijke Pers” bekijkt? Hoe taxeert men de
situatie binnen onze kerken en hoe kritisch of niet-kritisch is men naar
allerlei eigentijdse verschijnselen? Als u Visie veertig jaar leest, zoals ik,
ben je bang voor parallelle ontwikkelingen rond het RD. Zeker, op grote
afstand, maar toch in dezelfde trein. Zoals wij allen.
Hopelijk brengen al deze verschijnselen ons aan de troon der genade. De
worteloorzaak van alle verval ligt in het persoonlijke leven. De Heere kan ook
tegen u en mij zeggen dat we ons om veel dingen bekommeren, maar dat slechts één
ding nodig is. Maar, zult u zeggen, de problemen liegen er niet om en ze doen
zich aan ons voor. Ik bedoel echter dat we alle dingen vanuit dat ene nodige
moeten beoordelen. Zoek eerst het Koninkrijk van God en al deze dingen zullen u
toegeworpen worden. De vreze des Heeren laat licht vallen over het gehele
leven. De godzaligheid is tot alle dingen nut. Daar ligt bij ons allen de
uiteindelijke oorzaak. Daar sta ik dan niet buiten en u ook niet. Dr. Meijering
heeft gesteld dat zijn generatie, mijn generatie blijkbaar er niet in geslaagd
is om de geestelijke kracht der dingen door te geven. De kern der zaak, het
geloof in Christus, beleefd in een arm zondaarsleven tot rijkdom en grote
blijdschap, ligt onder het stof. Die leegte gaan we dan opvullen met allerlei
kerkelijke zaken. Daar gaan we het dan over hebben en de vele kerkelijke hete
hangijzers worden gretig op onze tafel gelegd. We moeten er toch wat mee? Zeker
wel, maar vanuit de bediening van Gods Geest, niet vanuit kerkelijke rapporten
en krantenartikelen. Niet vanuit de tijdgeest maar vanuit de Geest der
aanneming. Feitelijk zou de tijdgeest ons daarheen moeten drijven. Dan zijn
plotseling allerlei moeiten opgelost. ’t Rechtvaardig volk zal welig groeien,
daar twist en wrok verdwijnt. Het is het probleem van de gebroken bakken, van
de koperen schilden, van de nieuwe lap op een oud kleed.
Laten we biddend meeleven met allerlei mensen die op gladde plaatsen staan. De
Conservatieven in Amerika spraken al heel snel (het was ook al heel snel
zichtbaar) hun teleurstelling uit over maatregelen die Obama trof, kort na zijn
installatie. Maar men riep op tot gebed. En dat gebed vermag veel. Ook nu nog,
ook onder ons. Maar om te gaan bidden, moeten we eerst de problemen en de
schuld zien. Zo wast de ene hand de andere.
Laten we in onze kerken tot een breed gesprek mogen komen over deze dingen. Nog
eens Ds. Lam: "Onze gemeenten ontwikkelen zich namelijk volop. Dat blijkt
bijvoorbeeld uit de bezinning op de liturgie, die in veel plaatsen gaande is.
En uit het uiterlijk van de gemeente, met name ’s zondags. En misschien wel met
name uit de prediking”. En dus: het roer moet om. Het gebeurt als de Heere gaat
spreken. Laten we daarom bidden en smeken. Dan alleen is er hoop.
Ons gebed zij: " Wek Uw macht op voor het aangezicht van Efraim en Manasse
en kom tot onze verlossing; o God, verschijn blinkende”. Smeek om die
verschijning, om die blinkende, overtuigende verschijning van de Drieënige God.
O, daalde ’t heil uit Sion spoedig neer!
TRADITIONALISME 2009
U schrijft op uw
weblog dat u het „ al decennialang ervaart als een bijzondere opdracht van de
Heere God te werken onder bevindelijk gereformeerden om hen te bevrijden van
het verschrikkelijke juk dat een extreem doorgetrokken predestinatieleer op hen
legt, Amen.”
In Dr. W.J. Ouweneel hebben we te maken met iemand die een zekere roeping
gevoelt om te werken onder de groep, waartoe u en ik ons rekenen. Het is
derhalve goed nader kennis te maken met de man, die in een interview in het RD
van 6 juni jl. opmerkelijke uitspraken doet, zoals de hierboven vermelde.
In De Wekker van
enkele maanden terug wijdde Prof. Maris reeds een drietal artikelen aan de man,
die bovenstaande zinnen heeft geschreven. Uit deze artikelen bleek, dat
Ouweneel in de loop van zijn leven een proces van grote veranderingen heeft
meegemaakt. Veranderingen, die hem vervreemd hebben van de oorspronkelijke
uitgangspunten, die hij jaren geleden verkoos.
Het artikel in het RD kan opmerkelijk genoemd worden. Hij zegt daarin o.m. dat
God mensen helpt hun eigen timiditeit (verlegenheid) te overwinnen. Ouweneel
heeft dat doel voor zichzelf ook ongetwijfeld bereikt. Hij maakt de stralende
indruk van iemand die vast overtuigd is van het gelijk van zijn visie.
Geen vraagtekens, maar zeker weten!
Ik plaats enkele kanttekeningen. Niet zozeer om een twistgesprek met hem aan te
gaan; wel om onszelf kritisch te toetsen aan wat hij over ons zegt.
Opmerkelijk dat een evangelisch leider een roeping heeft voor bevindelijk
gereformeerden. Voor de gehele Gereformeerde Gezindte. Die roeping vervult hij
met succes, want hij heeft velen uit die kring bereikt met zijn boodschap,
volgens zijn zeggen. Het gaat vooral om het verschrikkelijke juk van een extreem
doorgetrokken predestinatieleer. Hij ziet dit juk heel breed onder ons
aanwezig. Ik vermoed dat Ouweneel de Gereformeerde en Bijbelse leer van de
uitverkiezing als een extreme opvatting beschouwt. Ook ik weet natuurlijk dat
er wel eens extreem gedacht wordt over de verkiezing. Hoewel, wanneer weet je
nu genoeg over de kansels van Nederland om zo’n algemeen oordeel te kunnen
vellen? Wat weet Ouweneel daar nu feitelijk van? Daarom is zijn oordeel op zijn
minst toch wel onvoorzichtig en onzorgvuldig. Ook in strijd met de regels hoe
christenen met elkaar omgaan. Hij betrekt de informatie kennelijk van mensen
die het zo ervaren. Maar dat vraagt dan eerst zorgvuldig onderzoek. Ik ben
ervan overtuigd dat in onze kerken geen extreme standpunten verhandeld worden
op de kansels. Een andere zaak is het om te spreken over het werkelijk vrije
genadekarakter van het evangelie. Het eenzijdige werk Gods, dat indirect
voortvloeit uit de leer der uitverkiezing. Dat wordt soms verkeerd opgevat. Men
zou juist hieruit moeten opmaken dat het dient tot verruiming van het heil, als
het eenzijdige werk van de Drieënige God verklaard wordt. Ik merk ook helaas
dat sommigen dit juist zien als een inperking van de mogelijkheden om te delen
in de zaligheid. Maar dat is dan een verkeerd gebruik en ik vrees dat ook
Ouweneel hieraan teveel geloof hecht.
Ik blijf het opmerkelijk vinden dat Ouweneel spreekt over een roeping die hij
gevoelt voor de bevindelijk Gereformeerden. Ik zou denken dat de Heere ieder
geplaatst heeft in zijn eigen roeping. Ieder heeft een roeping op zijn eigen
terrein, daar waar God een mens geplaatst heeft. Moeten we hier niet spreken
van een verkeerde vorm van inmenging in andermans zaken? Momenteel lijkt de
evangelische wereld de handen vol te hebben aan de eigen interne problemen. In
Darbistische kringen bestaan grote spanningen tussen vooruitstrevende en de
meer behoudende groepen. Daar zal toch ook best wel behoefte bestaan aan wijze
leiding en stuurmanskunst?
Een volgende zin als deze roept vragen op: " Ik merk dat voorgangers
in de gereformeerde gezindte moeilijk raad weten met wat jongeren in de
evangelische kringen opdoen.” Kan men anders verwachten? Zouden we zo
maar voetstoots de eigen belijdenis moeten opgeven voor de zaken die op de
evangelische markt aan de man gebracht worden? De roes en de waan die
aanvankelijk bij velen leefde over de ruimte in de evangelische groepen
wordt de laatste tijd wel getemperd door trauma’s die mensen in die kringen
oplopen? We hopen dus als voorgangers echt te blijven staan voor de
Gereformeerde leer. Lezer, staat u daar ook voor? Hebt u een vaste overtuiging
van wat God van ons vraagt? Hebben we zicht op de gezonde woorden van de
Schrift? We hebben als voorgangers èn als gemeenten die overtuiging hard
nodig.
Ja, die Gereformeerde belijdenis………
Als ik het daarover heb, kom ik op een ander punt wat me opviel in het betoog
van Ouweneel. Hij werd door de interviewer bevraagd op de grote ommekeer die er
in zijn denken heeft plaats gevonden. Dat ging als volgt:” Uw denken vertoont
opmerkelijke verschuivingen.
Twintig jaar geleden was u vurig creationist, tegenwoordig noemt u zichzelf
scheppingsagnost. Van uw huiver voor gebedsgenezing is niets meer over. Denkt u
nooit: Wanneer neem ik de laatste bocht?
„Waarom zou ik? Dan zou ik bang moeten zijn voor mijn eigen ontwikkeling. Dat
ben ik niet. De veranderingen in mijn denken en de gevolgen ervan voor mijn
handelen zie ik als een verrijking voor mijn leven. Er was eens een hoogleraar
die bij zijn afscheid zei dat hij slechts op twee onderdelen van de theologie
zijn standpunt had herzien. Dat vind ik onbestaanbaar.
Mensen hebben mij wel voor de voeten geworpen dat ik bij Kuitert uitkom. Dan
denk ik: Kom op, zeg, de essenties van het geloof zijn bij mij nooit in het
geding geweest. Over de exegese van het Woord kunnen we verschillend denken,
maar dat betekent niet dat ik vraagtekens plaats bij het feit dat het Woord
openbaring van God is. Traditionalisme heeft als belangrijke pijler: waar
blijven we? Die ”waar-blijven-we”-angst leidt ertoe dat mensen zeggen: Laten we
nergens aan tornen, want als je aan één dingetje morrelt, gaat alles omver.
Zo’n gedachtegang slaat nergens op.”
Hij lijkt vrij gemakkelijk de ene gedachte in te ruilen voor een andere. En
natuurlijk ervaart hij dat als een verrijking; dat zal altijd zo zijn met ieder
die iets nieuws denkt gevonden te hebben. Het probleem houdt mij en anderen
natuurlijk ook op zijn tijd bezig. Is het onder ons slechts kramp of
behoudzucht, traditionalisme zoals hij dat noemt? Dat er en kramp kan ontstaan,
moeten we allen erkennen. Dat gevaar zal ons ook zeker bedreigen. Maar ik kan
daar ook weer niet al te bang voor zijn. Als ik moeiteloos zou meelopen in de
massale wensen van deze tijd om de zaken eens helemaal ondersteboven te werpen,
zou ik meer reden hebben om mezelf eens onder handen te nemen. De geschiedenis
leert dat juist de mensen die op zijn tijd onverzettelijk waren, de kerk
bewaard en gediend hebben. Ik behoef geen voorbeelden te noemen. En als ik aan
de Schrift vraag of ik er goed aan doe als ik vasthoud aan wat we geleerd
hebben, dan denk ik toch dat de Heere ons maant tot het vasthouden aan de
gezonde leer en aan de belijdenis (1 Tim.1:3; 1 Tim.6:20; 2 Tim.1:14; Tit.1:9;
Hebr.4:14; Openb.3:3). Er staan heel veel meer teksten in de Bijbel om te
bewaren hetgeen ons is toevertrouwd. Ik meen te mogen stellen dat traditie (in
de goede zin) in Gods Woord betere papieren heeft dan vernieuwing, of het moest
zijn de vernieuwing van het hart. Velen die naar verandering staan, zullen
direct reageren door te zeggen dat ze de leer willen bewaren, maar dat zij
tegelijk flexibel willen zijn in allerlei vormen. Dat zegt ook Ouweneel.
We moeten zeker onderscheiden tussen onopgeefbare zaken en
randverschijnselen. Maar laten we wel bedenken dat ook onder bevindelijk
gereformeerden allerlei minder belangrijke zaken in de loop der jaren gewijzigd
zijn. Je kunt het geen starheid noemen als nu het snelverkeer de zondagse
diensten dienen moet; kleding kan zeker een zaak van wetticisme zijn, maar ook
de kleding is gemoderniseerd en aangepast; de pers, radio en Tv hebben
duidelijk bezit genomen van de onze mensen. Ik zou veel meer kunnen noemen van
allerlei zaken, die inmiddels een aanpassing hebben ondergaan. Waarin zijn we
eigenlijk nog wèl star?
Is het starheid dat we niet meedoen met de aanpassingen van allerlei liturgische
gebruiken in de dienst? Waarom doen we dat niet? Is er nu zoveel op tegen? Nee,
dat niet altijd, maar we hebben waargenomen dat juist daardoor de inhoud op den
duur werd aangetast en dat de grip op de mensen en op de waarheid daardoor
juist, als een tegengestelde reactie, verslapte. Het heeft nergens en nooit
gediend tot het beoogde doel, integendeel, het heeft de kerk afgebroken. Dat
maakt mij en anderen heel voorzichtig en behoedzaam, zo hoop ik, om deze
stappen te zetten.
Ik las laatste een opmerking van iemand die zei dat christelijk gereformeerd
niet iets was van kerkorgels en zwarte pakken. Daar moet ieder het mee eens
zijn, net zoals we het eens kunnen zijn met het gezegde dat een goede maaltijd
niet bestaat in de aanwezigheid van een zilveren bestek. Toch ruil ik dat
bestek dan nog niet om voor een chinees stokje. Vormen hebben een belangrijke
functie. Een gouden ring kan heel veel echt goud bevatten, maar als de vorm
niet stijlvol en karakteristiek is, doet het afbreuk aan de ring.
Het kameolongedrag heeft veel meer om het lijf dan alleen een wat andere
presentatie. Velen, die jaren geleden door Ouweneel opgevoed zijn in goede
lijnen, zien hem nu in die dingen omvallen.
Als ik het interview goed lees, klopt de titel helemaal met de inhoud. Ouweneel
wil mensen verlossen van hun timiditeit, hun verlegenheid. Hij zelf heeft dat
proces met succes doorstaan. Hij maakt de indruk van een self made man. Geen
spoortje twijfel of de verandering in zijn leven wel van God is. Het lijkt meer
op een onbekommerd freewheelen in het veld van de onbegrensde mogelijkheden.
Ik lees van Gods volk dat zij juist door de arglistigheid van hun hart bang
zijn voor een schadelijke weg. Ze hebben daardoor juist in sterke mate behoefte
aan ontdekkend licht. Veranderingen kunnen wijzen op innerlijk verval (denk aan
de gemeenten der Galaten en Hebreeën). Onder de zeven gemeenten in Openbaringen
waren er verschillende die een verkeerd proces van veranderingen doormaakten.
Hier ligt een ernstig verschil met de evangelische richting. Daar kan men
spreken van de mondige christen, terwijl onder ons de tollenaargestalte meer
leeft en ook blijft leven tot op het sterfbed.
Tenslotte: ik heb deze regels geschreven om onszelf af te vragen of het
allemaal waar is wat Ouweneel ons heft voorgehouden. We moeten onszelf op
deze zaken onderzoeken. Ik concludeer dat we moeten openstaan voor correctie,
ook van Ouweneel. Maar we moeten dan wel op goede gronden van de noodzaak ervan
overtuigd worden. Het geldt ook voor ons allen: ga niet te makkelijk in op
eenzijdige kritiek. Zoek niet de fouten en tekorten alleen bij anderen. Ga
ernstig om met de dreigende gevaren van deze tijd en houd u bij het Woord. Wees
vooral overtuigd van wat waarheid voor God is!
Sprekend over Ouweneel, kunnen we de vraag stellen: welke Ouweneel bedoelt u?
Die vraag hoef ik bij Mozes of Paulus niet te stellen.
Zeker is ieder in ontwikkeling, maar we moeten wel het pand bewaren, want
het is ons toevertrouwd. Zalig zijn zij die het Woord Gods horen en bewaren.
ONDERWIJS 2009
De laatste tijd is het Onderwijs, met name het Reformatorisch Onderwijs, nogal eens in het nieuws. Ik wil er enige aandacht aan geven omdat ook onze lezers ermee te zaken zullen hebben, hetzij als leerkracht, hetzij als ouders die hun kinderen dagelijks naar school sturen. Omdat hier door meerdere politieke partijen zelfs een verkeerde inmenging van overheidswege wordt gevreesd, moeten we met elkaar op dit terrein ook waakzaamheid tonen.
Recent ontstonden er
spanningen rond een voorgenomen ontslag van een leraar aan een school in Emst;
de problemen hadden te maken met het voornemen van de leerkracht om zijn
homoseksuele geaardheid enige ruimte geven in de praktijk. Er werd van beide
zijden, naar ik begrepen heb met beider instemming, gezocht naar een passende
afvloeiing.
Binnen de muren van de Reformatorische school bestaat hier en daar al langer
een zekere onrust, en dan wel op een ander terrein; ik doel op de wettelijke
verplichting om een Medezeggenschapsraad (MR) op de school in te stellen. In
het bedrijfsleven kent men dit verschijnsel al veel langer. Het gaat om een
vorm van inspraak en beleid door de verschillende geledingen die de school
bevolken.
Toch niet onbelangrijk. De MR stond reeds op stapel in 1982 in een eerste
aanzet; in 1991 kwam er nieuwe aandacht voor de zaak. Maar er was altijd nog
een ontheffing mogelijk voor individuele scholen. Nog geen stringente eis dus.
Het Reformatorisch Onderwijs heeft vrijwel unaniem gebruik gemaakt van de
regeling tot ontheffing. Dat is nu echter veranderd. Dit jaar wordt de MR
onontkoombaar verplicht gesteld voor alle scholen. In deze MR nemen ouders en
leerkrachten zitting en zij hebbend e taak de handelingen van het bestuur te toetsen
en zonodig om te buigen.
Toen de mogelijkheid van ontheffing er nog was, werd er gebruik van gemaakt
omdat men hierin een afwijking zag van het Bijbels gezagsprincipe. De wetgeving
gaat uit van de autonomie van de moderne mens: hij beslist zelf over zijn
leven. Men zag praktische gevaren: ouders van kinderen die een wat andere visie
hebben op bijvoorbeeld de grondslag van de school, krijgen zodoende een handvat
om de grondslag te veranderen. Die mogelijkheid is reëel te noemen. De MR kan
zich bij een conflict wenden tot een onafhankelijke (grondslagneutrale) geschillencommissie
en wat gebeurt er dan? Weliswaar bestaat er een afgezwakte vorm van
medezeggenschap, want men kan in plaats van instemmingsrecht de MR ook een
adviesrecht toekennen. U voelt het verschil in de beide aanduidingen. Een
advies gaat niet zover als een verplicht instemmingsrecht. In het laatste geval
is er geen sprake van ontsnapping.
Maar de kern van het bezwaar destijds lag vooral in de gedachte dat het gezag
volgens Gods Woord berust bij de wettelijke gezagsdragers, in dit geval het
bevoegd gezag (schoolbestuur). Het absolute gezag berust bij God en onder Hem
en in gehoorzaamheid aan Hem bij de officiële gezagsinstanties. Destijds dus
steeds van de hand gewezen op principiële gronden. De scholen werden daardoor
geadviseerd en begeleid door het VGS (Vereniging voor Gereformeerd
Schoolonderwijs).
Het is opmerkelijk dat er niet zoveel openbare aandacht aan deze zaak wordt
gegeven. Maar voor de scholen geeft het hier en daar wel de nodige
spanning. Ouders zal dit ook niet ontgaan zijn. Waarom spanning?
Men voelt het als een loslating van principes als nu toch een MR wordt
ingesteld, terwijl dat enkele jaren terug op principiële gronden werd
afgewezen. Het moet gezegd worden dat de VGS deze wissel vrij moeiteloos heeft
genomen. Maar ook het KOC (Kersten Onderwijs Centrum, een
schoolbegeleidingsdienst voor scholen van de GG Uitgetreden en verwante
groeperingen) ziet in deze koerswijziging (waarin bepaalde wijzigingen worden
aangebracht) geen onoverkomelijke bezwaren.
Degenen die ook nu nog bezwaar hebben tegen een MR, hebben er moeite mee dat we
nu vanwege wettelijke verplichting de uitgangspunten die toen golden, loslaten.
Passen we ons niet te makkelijk aan bij de ontwikkelingen van de tijdgeest? Op
andere terreinen is al zoveel bijgesteld maar moet dat nu ook in het Onderwijs?
Dreigt hier de vrijheid van onderwijs niet in gevaar te komen?
Hoewel ik zelf niet een absoluut tegenstander ben van invoering van een MR, kan
ik me de bezwaren van anderen tegen deze zaak heel goed indenken. Het moet ons
wel te denken geven dat we de (principiële) bezwaren van toen nu vergeten
lijken te zijn. Gelden ze niet meer of ligt de zaak anders? Men ziet hierin het
zoveelste bewijs dat we over de volle breedte van de Gereformeerde Gezindte
bezig zijn ons geruisloos aan te passen aan de maatschappij waarin wij leven.
Dat bezwaar van ouders en besturen moeten we wel heel ernstig nemen.
Waarom dan toch bij mij geen doorslaggevend bezwaar? Om de volgende redenen: 1.
De afwijzing van de jaren 1982 en ’91 kwam voort uit het feit dat de
mogelijkheid van ontheffing bestond; om alle problemen intern te vermijden lag
gemakshalve afwijzing dus voor de hand. Men heeft zich destijds niet diepgaand
op de zaken gericht. 2. Wijziging in de statutaire beginselen van de school
liggen buiten de bevoegdheid van de MR; de MR bemoeit zich vooral met
zaken van leermethoden, personeelsaangelegenheden en benoemingen. 3. KOC en VGS
hebben samen bij de minister weten te bereiken dat het reformatorisch Onderwijs
zelf een beroepscommissie mag instellen, tot wie men zich bij verschil van
inzicht kan wenden. 4. Besturen zullen bij aanname van personeel per
ondertekening van de sollicitanten moeten vragen om zich uitsluitend te wenden
tot de eigen commissie. 5. Ook nu bestaat er een mogelijkheid van beroep op een
onafhankelijke rechter; dus wat verandert er precies? 6. Besturen zullen nu hun
toelatingsbeleid duidelijker vorm moeten geven en waar nodig moeten
aanscherpen.
Niettemin blijft er een latent gevaar in deze wetgeving. Afdichting daarvan is
in feite niet mogelijk. Maar gehoorzaamheid aan de overheid is ook een eis der
Schrift en deze moet opgebracht worden zolang we niet in conflict komen met
Gods Woord.
Nu is er sindsdien
een communicatie ontstaan tussen de minister van Onderwijs en het Reform.
Onderwijs inzake eventuele discriminatie van bijvoorbeeld homofiele
leerkrachten. Er is ongetwijfeld verband tussen de wet MR en de huidige
commotie rond homofiele leerkrachten. Als zaken uit de hand lopen, kan het gaan
gebeuren dat een MR in allerlei gevallen toch problemen kan verroorzaken. Dat
blijkt n u in de problemen waarmee het bestuur van Emst te maken heeft. Deze
zaak is een uitvloeisel van de houding van de minister van Onderwijs, Plasterk.
We moeten helaas zeggen dat deze minister de schutspatroon is van de gehele
homoseksuele beweging. Zo duid ik gemakshalve maar helaas ook noodgedwongen de
doordrammerige houding van allerlei homo-organisaties maar aan. De minister
neemt in het geheel geen enkele afstand daarvan. Een voorbeeld: in Moskou werd
verleden week een songfestival gehouden, waaraan Nederlanders ook meededen.
Onze landgenoten waren er als de kippen bij om de homorechten ook in Moskou uit
te dragen. Er zou gelijktijdig met het festival een demonstratie gehouden
worden t.g.v. de homobeweging. De zaken werden werkelijk op de spits gedreven.
Wie de ronduit lasterlijke woorden van deze deelnemers uit Holland hebben
gehoord, zullen zich met mij erover verbaasd hebben dat dan Plasterk, de
minister, tegen hen zei: Heel Nederland staat achter jullie! Dat is toch wel
zeer provocerende taal. Bewust en schijnbaar bijna opzettelijk strijkt hij
hiermee in tegen de haren van ons volksdeel. Gelukkig horen we van de drie
christelijke partijen een protest richting de minister over zijn beleid inzake
de homorechten aan de scholen.
Ook nu wil ik me nadruk zeggen dat ik op geen enkele wijze gemakkelijk wil
denken over de strijd die mensen persoonlijk moeten voeren als zij worstelen
met homoseksuele gevoelens. Maar hier is heel wat anders aan de hand. Hier
wordt bijna gedaan (en dat is mode in Nederland) alsof homoseksualiteit de
gewoonste zaak van de wereld is. Je zou bijna gaan denken in Holland dat zaken
als de seksualiteit binnen het huwelijk een afwijking is. Het is goed te
bedenken dat het stadsbestuur van Moskou de homodemonstratie heeft verboden
omdat dit beginsel de zeden ondermijnt. Wat moeten de Moscovieten wel niet
denken van het vrije westen!
Men zou van oordeel kunnen zijn dat onze schoolorganisaties In eerdere
gesprekken met de minister te diep hebben willen buigen voor hem. Die gedachte
is door meerderen destijds ook uitgesproken. Het gaat er nu om dat de rug recht
blijft. Gelukkig heeft dhr. Vos van de VGS zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over
de activiteiten die nu reeds na de bekendwording van de zaak Emst door diverse
organisaties werden ondernomen contra het Reform. Onderwijs.
Er mag toch op dit gebied geen onduidelijkheid bestaan. Wat Gods Woord zegt
over homoseksualiteit blijft toch kracht van wet houden. Zeker, in
barmhartigheid toegepast, zoals dat ook in Emst is gebeurd. We weten hoezeer de
EO slagzij heeft gemaakt inzake de acceptatie van homoseksualiteit (denk aan de
handelingen rond Boomsma). Het RD wees erop, dat het wel heel vreemd moet
worden geacht, dat de schorsing van deze medewerker van de EO reeds vroegtijdig
werd opgeheven. Een uiterst bedenkelijk signaal. De schoolbesturen die een
brief van Plasterk hebben ontvangen, zouden kunnen overwegen een antwoord op te
stellen waarin onze uitgangspunten nader toegelicht worden vanuit Gods Woord en
waarin de Bijbelse lijn wordt gehandhaafd.
Ik zie in aanvaarding van de wet MR nog geen noodwendig teken van een buigen
voor de tijdgeest; tenminste, op dit moment niet. Het lijkt me wel een
aanliggend gevaar. Maar acceptatie van het homobeleid van de overheid lijkt me
zeker en stellig een zaak die te ver gaat.
Misschien vind u het vreemd dat in ons blad over deze zaken wordt geschreven. We moeten echter wel bedenken dat wij allen hiermee te maken hebben. Ontwikkelingen in de kerk krijgen de nodige aandacht, maar vergeten we niet de gevaren die ook van buiten ons bedreigen. Ik acht het dus wel echt nodig dat u als ouders, bestuursleden en leerkrachten gesteund wordt door het meedenken in de dagelijks problemen waarmee u te maken krijgt. Een zaak als deze zou er ook aan kunnen meewerken dat ons volksdeel wakker wordt, in de volle, diepe en geestelijke zin van het woord. Dat is toch immers hard nodig. Moge de Heere ons allen daartoe kracht en wijsheid, moed en standvastigheid geven.
PS.
Het is al weer geruime tijd geleden dat de ambtsdragerconferentie werd gehouden
over het huisbezoek. Er is geen vervolg gekomen. Het bestuur heeft mij enige
tijd geleden gewezen op de mogelijkheid om mijn gedachten gebundeld uit te
geven. Ik heb dat tot nu toe niet gedaan. Nu echter heb ik een voorzichtig
voornemen ontwikkeld om zo mogelijk hierover iets te publiceren. Er bestaat op
dit gebied niet zo heel veel. Er lijkt me behoefte aan te zijn. Mijn vraag is:
willen onze ambtsdragers, die vragen hebben over de praktijk van het huisbezoek
deze aan mij kenbaar maken, zodat ik deze zou kunnen verwerken in de uitgave?
Op die manier kunnen we met elkaar meedenken.
Nihilisme 2009
Er was dezer dagen veel nieuwsaanbod. Moeilijk om daaruit een keus te maken. Ik noem het bericht over de teloorgang van de jeugdkerken, de uitspraak van de Raad van State over het recht van scholen om homo’s te weren, het artikel over het Nihilisme (Nietzsche) en op de opiniepagina de mening van dr. van de Belt over de verhouding Reformatorisch en Evangelisch. Sprekende onderwerpen.
Over het Nihilisme
sprak men met dr. A.A.A. Prosman uit Hoogeveen, die enige jaren geleden
promoveerde op de gedachten van Nietzsche (Geloven na Nietzsche).
Laatstgenoemde filosoof wilde een antichristelijke tijdrekening laten ingaan op
30 september 1888. Bijkomende tragiek was echter dat Nietzsche enkele dagen
daarna ernstige tekenen van krankzinnigheid vertoonde.
Dr. Prosman meent dat we de tijd waarin we leven onvoldoende peilen. Als het
goed is, moeten we onze tijd verstaan. Er zijn de tekenen der tijden en
die moeten we trachten waar te nemen. Maar in verband daarmee is het ook van
belang onze eeuw te doorgronden. Welke machten spelen er in deze tijd? Hoe
ontwikkelt zich het Godsgeloof? Wat zal ervan overblijven in de loop der
tijden? In welke richting gaat de koers van Nederland, Europa en de wereld?
Belangrijke vragen. Hoe komen we daarachter? Gods Woord is de voornaamste bron.
Maar daarbij moeten we ook weet hebben van wat er in onze maatschappij aan de
hand is. De krant komt dan ook in beeld.
Prof. Wisse was, zoals bekend, goed ingevoerd in de wereld van de wijsbegeerte,
de filosofie. Hij begon eens een tijdrede met de uitroep: God is dood, leve dan
nu de mens! En na die woorden was het even stil. Een veelzeggende uitspraak,
die de hoorders direct de oren deed spitsen. Daarna verklaarde hij dat deze
kreet een gedachte was van de filosoof Nietzsche. Deze had de gedachte van
"God is dood” heel stellig geponeerd. De korte uitroep van Prof. Wisse
geeft de bedoelingen van Nietzsche kort en beknopt weer. Deze sprak over de
Übermensch, die zichzelf moest ontplooien, nu het geloof in God was
weggevallen. Wie zich in zijn gedachten verdiept, krijgt het beklemmende gevoel
dat zijn huiveringwekkende uitspraken in onze tijd tot leven zijn gekomen. Zijn
uitspraak over de dood van God is voor hem de constatering dat het bestaan en
het spreken Gods niet meer merkbaar is, zoals dat voorheen wel het geval was.
Natuurlijk kunnen we zijn gedachten over God niet overnemen, maar we voelen er
ook wel iets van aan dat God in onze wereld afwezig lijkt te zijn. Misschien
zelfs mede ook in de kerk, omdat de kerk toch ook de invloed van de tijdgeest
ondergaat. Ik weet niet meer waar het verhaal vandaan komt, maar u kent het
misschien ook wel: een gids leidde een groep mensen door een oude kerk, met
grafstenen op de vloer. Een kind was er bij die vroeg: Meneer, waar hebben
jullie God begraven? In die kinderlijke misplaatste gedachte lag evenwel en
stukje bezinning opgesloten. Is God levend aanwezig in de kerk? De vorige keer
heb ik geschreven over de nood van onze kerken en heeft ook daarmee niet te
maken dat we zo weinig meer van de levende bediening van Gods Geest opmerken?
Deze Nietzsche heeft dat volkomen verkeerd uitgewerkt, maar hij sprak ook de
merkwaardige beschuldiging uit dat wij, alle mensen, meegewerkt hebben aan de
dood van God. Dat nadert de kruisiging, waarin de mensheid zich heeft willen
ontdoen van de Zoon van God. Psalm 2 krijgt daarin een diepe betekenis: Laat
ons Zijn banden verscheuren en Zijn touwen van ons werpen! Zo komt de
beschuldiging tot ons, ook in onze dagen, dat wij telkens weer opnieuw de Zoon
van God kruisigen. Dat is een vreselijke zonde. Maar het onthult op de meest
diepgaande manier dat wij van nature allen dezelfde kant uit kijken.
De genoemde Dr.
Prosman gaf enige gedachten over Nietzsche en het Nihilisme. Hij stelt dat we
maar nauwelijks door hebben wat dat Nihilisme inhoudt: „Wat je vandaag ziet, is
dat veel mensen het gevoel hebben dat er iets gaande is. Maar wat? We zien de
symptomen: individualisering, het wegvallen van veilige verbanden als huwelijk
en gezin, normvervaging, verseksualisering, verslaving, zelfverrijking. Maar
het zijn symptomen; het is niet de ziekte zelf. Het is als met het topje van de
ijsberg: wat je ziet, is niet het belangrijkste. Het is zelfs gevaarlijk als je
je alleen daarop richt. Wat zit er onder het oppervlak? En daarop antwoordde
Nietzsche, als ”arts van de cultuur”: Daaronder bevindt zich het nihilisme.”
De aanduiding Nihilisme heeft het bekende woord "nihil” in zich. Dat woord
betekent: niets. Deze stroming gaat er feitelijk van uit dat er niets is,
d.w.z. er zijn geen normen en waarden, er is geen God, er is geen hogere
werkelijkheid. Dit Nihilisme neemt ook politieke vormen aan. Het gehele leven
wordt er door bepaald en gestempeld. Het leven is nog niet geheel door dit
Nihilisme veroverd, maar het is er wel door aangetast. Dit Nihilisme is op weg
om de hand te leggen op de gehele wereld. Het zal nauw verbonden zijn met het
antichristelijke denken, waaraan de ideeën van Nietzsche ook ontsproten. En dat
is ernstig. We zien dat in politieke partijen, maar we mogen er niet blind voor
zijn dat flarden van deze gedachten de kerk binenenwaaien. De tijdgeest heeft
ons ook min of meer in haar ban.
Wij nemen deze zaken dan vooral waar als een verminderd spreken van God in ons
leven. Ook in de kerk. God komt op afstand te staan. Prof. Graafland sprak van
Godsverduistering. Hij wilde daarmee ook iets aangeven van het gevoel dat God
afwezig is, maar hij gebruikte een ander kader. God is er wel, zoals de zon er
ook altijd is, maar er kunnen zoveel wolken voorbij komen, dat we de zon niet
meer voelen.
Kunt u iets van zijn
gedachten begrijpen? Misschien bent u van mening dat er gepreekt wordt, we
zingen onze psalmen, we gaan naar de kerk, we zijn niet zonder geloof. U noemt
nu echter alleen uiterlijke dingen. Het ware geloof zit dieper. Probeer eens
door de gevels van kerken heen te kijken. We zien dan dat in veel levens van
christenen toch eigenlijk het Woord van God weinig meer te zeggen heeft, dat
veel preken zonder kracht zijn, dat velen afvallen van het geloof, dat de weg
naar de binnenkamer bij de meesten ontoegankelijk is, dat bijvoorbeeld ook in
het maatschappelijke bestel God vrijwel geheel afwezig is. Het volk van Israel
heeft dat ook in haar tijd gevoeld (Jesaja 63:15v): "Zie van den hemel af,
en aanschouw van Uw heilige en Uw heerlijke woning; waar zijn Uw ijver en Uw
mogendheden, het gerommel Uws ingewands en Uwer barmhartigheden? Zij houden
zich tegen mij in.
Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israel kent ons
niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is Uw Naam.
HEERE! waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart,
dat wij U niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws
erfdeels. Uw heilig volk heeft het maar een weinig tijds bezeten; onze
wederpartijders hebben Uw heiligdom vertreden. Wij zijn geworden als die, over
welke Gij van ouds niet hebt geheerst, en die naar Uw Naam niet zijn genoemd.
Och, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw
aangezicht vervloten”.
De genoemde Dr. Prosman sprak zijn verontrusting erover uit dat we de crisis
van de huidige tijd niet voldoende peilen. Wel symptoombestrijding, maar geen
grondige analyse.
We moeten beseffen dat de eigenlijke wortels van de problemen dieper liggen. En
zo kom ik weer terug bij wat ik de vorige keer schreef over de situatie binnen
de kerken.
Waar loopt het met de kerk op uit, waar komt ze terecht? Zal ze geheel
verdwijnen? Nee. Tot de laatste dag zal het geloof op aarde gevonden worden.
Dat neemt dan echter niet weg, dat bezorgdheid kan leven over de toekomst. Wie
die zorg nu echt gevoelt, mag zich getroost weten door het woord van Christus:
Ik ben met u, àl de dagen tot de voleinding der wereld. Deze belofte van
Christus is geen dood kapitaal om daar maar gerust op voort te leven. Dit woord
zal juist in de verhevigde aanvallen van de satan en in de verschijning van de
mens der zonde te meer kracht uitstralen. De wereld met dit dreigende Nihilisme
komt uit op het nulpunt, op niets. Nu zijn er nog de Ietsisten, die nog in iets
geloven; dit zal echter zeker gaan uitlopen op nihil, op niets. Daarom houden
we vast aan de belofte van de Zaligmaker, die geldt voor allen die levend aan
Hem verbonden zijn en ook voor hen die een vaste grond onder de voeten zoeken. Tegenover
dat "niets” staan "alle dingen”, die God in Christus aan Zijn kerk
schenken zal.
Het zou verder
mogelijk zijn dat de kerk grotendeels opgeslokt wordt door de evangelische
groepen. Dan kom ik nog even op het onderwerp van dr. Van de Belt. Zijn bedoelingen
zijn me niet helemaal duidelijk geworden. Hij schrijft: "Het zoeken naar
herkenning en wederzijdse verrijking blijkt veel moeilijker te zijn bij
evangelische christenen in Nederland. Er hangt een prijskaartje aan de
acceptatie van evangelische christenen. Reformatorische christenen moeten hun
exclusiviteit opgeven. Niet de exclusiviteit van de waarheid, maar wel de
exclusiviteit van de eigen veilige kring.
Reformatorische christenen moeten de rijke schatten van de gereformeerde
traditie inbrengen in die evangelische beweging, omdat evangelische christenen
kinderen van de Reformatie zijn. Sterker nog omdat het christenen zijn. De
echte vernieuwing is niet de evangelische aanpassing van de reformatorische
kerken, maar de reformatorische verdieping van de evangelische beweging”. Hij
wil en brug slaan tussen de beide genoemde stromingen. Geen evangelische kerk,
maar een Gereformeerde evangelische beweging. De vraag is hoe dat ooit kan
gebeuren. Moet de kerk uittreden naar buiten, zelfs naar de vrije groepen, uit
haar veilige kring? Ik vraag me af of die kring nog zo veilig is? Onze
kerkelijke kring toch bepaald niet. Die van de Gereformeerde gezindte? Ook die
niet. Gelukkig wil hij niet breken met de exclusiviteit van de waarheid. Dus
dan moeten we toch houden wat we hebben? Is het niet naïef om te denken dat de
Evangelische beweging de Gereformeerde belijdenis zal aannemen? Juist daartegen
leven de grootst mogelijke bezwaren bij hen. Ik zou absoluut liever gewoon
Gereformeerd blijvende, trachten te leven zo dicht mogelijk bij de Schrift.
Zeker hebben we dan een roeping naar andere christenen en naar heel ons volk
zelfs. De beste lijn ligt daar waar we door een geestelijke opleving weer zelf
mogen leren leven uit de schatten van de Reformatie. Dan zal het gebeuren dat
de evangelischen de weg terug vinden naar de kerk van de Heere Jezus Christus.
Dat lijkt me de veiligste weg. Het andere heeft het gevaar in zich dat dat er
een vermenging ontstaat, waarbij we veel verliezen. Die vrees is niet zozeer
ingegeven door allerlei kritiek op de evangelische beweging, maar hopelijk wel
door verbondenheid met de belijdenis van de kerk der eeuwen. Daartoe is het
gebed van Israel uit Jesaja’s dagen meer dan ooit nodig. Jezus Christus is
gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid.
TECHNIEK 2009
Hoort dit onderwerp
thuis in ons blad? We houden ons toch niet bezig met machines en technische
snufjes? Techniek heeft toch niets te maken met geestelijke vragen?
Toch waag ik het ditmaal te schrijven over dit onderwerp. Ik werd daar
heengeleid door een artikel van Jan van Klinken in het RD. Het ging daarin o.m.
over dr. F. de Graaff, destijds predikant in Rotterdam en Hattem. De Graaff
hield zich bezig met onze cultuur. Mensen die daar inzicht in hebben, zijn
zeldzaam. Daarom graag uw aandacht voor de volgende overwegingen.
Dr. De Graaff schreef
in 1969 een boek, getiteld: Als Goden sterven. Een vreemde titel. Toch geput
uit de Bijbel. In Psalm 82 gaat het over goden: "Ik heb wel gezegd: Gij
zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten; Nochtans zult gij
sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. Sta op, o God!
oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien”.
Van Klinken is van oordeel dat dr. Graaff iemand was met een buitengewone
visie. Daarin val ik hem helemaal bij. Hij betreurt het dat er nu nooit meer
over hem gesproken wordt. Zo gaat dat: de wereld draait rustig door, de kerk
ook, ondanks allerlei profetische roepstemmen.
De exegese van dr. Graaff over Psalm 82 is aanvechtbaar. Onder de "goden”,
hier genoemd wil hij tussenwezens verstaan en geen rechters, zoals anderen dat
verklaren. Daarin is hij niet te volgen. Maar hij brengt onthullende
bedenkingen tegen de geest van onze tijd in stelling. De geïnteresseerde lezer
moet zelf het boek, als het nog te krijgen is, maar lezen. Ik heb hier de
ruimte natuurlijk niet om er diepgaand op in te gaan. Van Klinken bracht de
techniek ter sprake in zijn artikel in het RD (24/10).
Wij zijn geneigd de techniek te zien als een dood instrument, slechts een
hulpmiddel waardoor het leven makkelijker te hanteren is. De Graaff zag echter
in de techniek een demonische macht; in de techniek op zichzelf beschouwd. Wij
zien wel demonische machten in de inhoud van de techniek, maar niet in de
techniek zelf. Het is de vraag of dat juist is. Ik laat van Kinken even aan het
woord:
" De rode lijn in zijn denken is dat de mensheid pijlsnel op de afgrond
afkoerst doordat ze de toevlucht heeft genomen tot de techniek. Daarmee hebben
wij mensen de maat die ons door God is opgelegd, overschreden. We denken dat de
techniek een zegen is maar in werkelijkheid is ze een vloek die ons
uiteindelijk in het verderf zal storten. De techniek zal volgens De Graaff
onbeheersbaar blijken. De oude Grieken hadden dat al vroeg door. Er zijn sterke
aanwijzingen dat zij wisten hoe je stoom kon omzetten in kracht, maar intuïtief
moeten ze hebben aangevoeld dat de consequentie van deze ontwikkeling
bedreigend voor de mensheid zou kunnen zijn. Daarom lieten ze de toepassing
rusten.
De moderne mens lacht om de benepen reserves van de oude Grieken en
denkt het leven in al zijn facetten te kunnen (gaan) beheersen. De uitloper van
deze ontwikkeling is volgens De Graaff de computer. Toen hij daarover schreef
was dat nog een uit zijn voegen gebarsten rekenmachine, maar hij voorspelde dat
het apparaat steeds intelligenter zou worden en om die reden ons leven en ons
bestel zou gaan domineren. De Graaff zag de perfectionering van de techniek als
de laatste zet van de hinderaar ( satan) in een ultieme poging God schaakmat te
zetten.
Zijn critici hebben hem verweten dat hij de techniek lijkt te beschouwen als
een autonoom monster dat buiten toedoen van de mens een eigen weg gaat. De
Graaff ontkende dat overigens. Het is volgens hem inderdaad de mens die aan de
knoppen draait, maar de techniek heeft zo’n verleidelijk gezicht dat de demonische
kant daardoor gemakkelijk over het hoofd wordt gezien of op de koop toe wordt
genomen. Moeten christenen zich dan maar terugtrekken in een reservaat en een
gemeenschap vormen zoals de amish in Amerika hebben gedaan? Nee, daar zag hij
helemaal niets in. Het zich krampachtig afsluiten van de buitenwereld kon
volgens hem niet de bedoeling zijn. Wel bepleitte hij een leven zoals Daniël in
Babylon: meedoen maar wel afstand nemen”.
Een duidelijke weergave van de gedachten van de Graaff. Misschien op de laatste
conclusie na, want daarin wordt wel heel makkelijk geconcludeerd dat we moeten
meedoen. Vooral die afstand lijkt me een onwerkbaar begrip. De een neemt een
meter afstand en de ander tien kilometer. Dat maakt dan wel verschil. Over die
conclusie gaan de meeste discussies.
Toen ik dit stuk las, dacht ik aan mijn eigen ervaringen met het betreffende
boek van de Graaff. Ik heb dat lang geleden ook in handen gekregen en het heeft
me toen heel veel gezegd. Mijn artikel over het Nihilisme kwam ook voort uit gedachten
die de Graaff had aangedragen in dat boek. Daarom ga ik er nog even op door.
Is de techniek een
dood ding? Of is het een machtig middel in de hand van de duivel? Is techniek
demonisch geladen? Dat te stellen zou ons leven op haar fundamenten doen schudden.
Het zou een aardschok van de grootst mogelijke omvang betekenen.
Ik heb altijd horen zeggen dat de TV een dood ding is. Het is maar hoe je dit
medium gebruikt. Dat geldt van meerdere fenomenen in het moderne mediapark. Dat
gaf een alibi: er zit op zichzelf bezien geen kwaad in. Zo konden we allemaal
gretig de zegeningen van de techniek in gebruik nemen: de auto, de TV, de
muziek, de computer, internet, de telefoon, enz. Al deze middelen zijn
inmiddels in onze kringen geïnstalleerd.
Maar als het nu eens waar is, wat de Graaff daarover heeft gezegd? Ik schrijf
enkele regels uit zijn boek over, waarin het gaat om de computer: "Nog
altijd wordt het misverstand verspreid, dat de computer niet meer is dan een
menselijk hulpmiddel, dat geheel door de mens beheerst wordt. Men beweert, dat
uit de computer nooit meer kan komen dan wat de mens erin heeft gelegd, dat de
computer nooit origineel kan zijn. Deze beweringen gaan geenszins meer op. De
computer kan op omstandigheden reageren, die de mens niet voorzien heeft. Hij
kan ook ervaring verzamelen. De door een ervaring rijker geworden computer lost
een probleem beter op dan daarvoor. De computer heeft reeds het vermogen om in
een bepaalde situatie een keus te doen. Dat betekent dat de beslissing hoe
langer hoe meer in de macht van hem wordt gelegd”. In 1969 geloofde n iemand
dit. Nu echter weten we dat deze zinnen profetische woorden bevatten. De Graaff
constateert dat de mens een slaaf is geworden van de computer, van de techniek
dus.
Deze gedachte is aantoonbaar. Allerlei denkklussen laten we tegenwoordig
uitvoren door rekenmachine en computer. De tijd komt steeds dichterbij dat we
het zelf niet meer kunnen. Zo neemt de PC steeds meer taken en handelingen van
de mens over. De machine, zoals bijvoorbeeld de dragline deed dat ook en
daardoor verslappen de spieren van het menselijk lichaam en ontstaan er
allerlei lichamelijke klachten (hartinfarcten). De PC neemt nu het denken van
ons over en dus gaan onze hersenen een soortgelijk proces meemaken. Ze roesten
vast en gaan allerlei problemen veroorzaken (geestelijke kwalen). Computers
worden robots en deze zullen eenmaal kunnen opstaan tegen de mensheid en deze vernietigen.
Dat zou, afgedacht van wat Gods Woord zegt, zo kunnen gebeuren. Laatst meldde
de krant dat een mobiele telefoon, gericht op een gebouw of een mens,
onmiddellijk informatie geeft over dat gebouw of die mens. Niets en niemand is
dan nog veilig voor de terreur van de techniek.
Als de Graaff geweten zou hebben van de macht van een "mobieltje”, zoals
wij dat heel onschuldig benoemen, had hij daar zeker een nieuw boek over kunnen
schrijven. Ik geef u nog iets door over het onderwerp "gesprekstechniek”.
Natuurlijk een zaak, waar ieder het nut van inziet. Luistert u eens naar wat de
Graaff daarover geschreven heeft (ongeveer veertig jaar geleden!):
"Eén van de gevaarlijkste uitingen van de sociologie, waarin het
demonische karakter van de techniek duidelijk uitkomt, is de zogenaamde
gesprekstechniek, die de ware dialoog in wezen vernietigt. De moderne techniek
vervreemdt de mens niet alleen van zijn goddelijke oorsprong, maar ook van zijn
medemens. De gesprekstechniek leert mensen vrijblijvend met elkaar omgaan. Men
leert voor iedere waarachtige ontmoeting uit de weg te gaan. Op die wijze
worden botsingen voorkomen. Men leert dat niermand iets pertinent mag beweren.
Dat zou tot een echt gesprek kunnen leiden. Men moet iets voorzichtig
"stellen” en liefst in de vragende vorm met veel excuses en verzekeringen,
dat men slechts een uiterst persoonlijke visie heeft. Om alle schijn van
pertinentie te vermijden, moet men steeds het voorzichtig in de mist hullende
woord "ergens” gebruiken. Wanneer iemand de euvele moed heeft of beter
uitgedrukt de gesprekstechniek niet voldoende blijkt te beheersen, zodat hij
toch een weinig pertinentie toont, moet men hem streng op de vingers tikken en
zeggen:”…Is de zaak niet veel gecompliceerder dan u stelt?”
Profeten als Elia en Johannes de Doper, en trouwens alle profeten, ook de Heere
Jezus Zelf, hebben altijd zonder omhaal de dingen gewoon eerlijk gezegd. En
daarom werden ook zij op de vingers getikt en eindigde dit proces tenslotte aan
het kruis. Toen ik dit nog eens overlas op blz. 351 schrok ik er zelf van. Ik
zag in dat we inmiddels al deze dingen hebben aanvaard en er geen kwaad van
denken. Maar we kunnen ons ook in 2009 wel voorstellen waar de techniek ons
gaat brengen. De Graaff stelde reeds toen de mogelijkheid dat de computer de
mens eenmaal de onvermijdelijke raad zal geven dat de wereld vernietigd moet
worden.
Ik hoop van harte dat u zich nu niet meer afvraagt waarom ik over een onderwerp
als de techniek wilde schrijven. Hier ligt een terrein waar we ook als Reformatorische
gezindte volkomen bedrijfsblind zijn. Hier speelt de duivel met ons en we
hebben het zelf niet in de gaten. Dat is de ernst van de zaak. En bepaalde
leuzen, waarmee we meelopen in de stroom van de massa, wiegen ons in slaap. De
gevaarlijkste daarvan is wel dat de techniek een dood ding is. Ook wij vergapen
ons aan de nieuwste snufjes van de technische vooruitgang. We beseffen niet dat
we een spelletje spelen met vergif.
Ik laat u nog iets horen over de Televisie.
Het is te vinden in een ander boek van de schrijver: Anno domini 1000, anno
domini 2000, blz. 426.
" De televisie is een van de meest geraffineerde massavormers. De
televisie is de moderne slavendrijver bij uitnemendheid. Bij de televisie
behoeft men alleen nog maar te reflecteren. Iedere dialoog, iedere persoonlijke
verwerking wordt onmogelijk gemaakt. Alleen wie zijn ziel verdrongen heeft of
reeds heeft verloren, kan een televisieprogramma met genoegen volgen. De
huiskamer, die oorspronkelijk een tehuis was, is veranderd in een exercitieterrein
van de massamens. Zonder enige tolerantie wordt iedere avond de mens
opgeroepen. Slaafs is hij present en laat zich manipuleren. Alle onmiddellijke
ontmoeting wordt hem ontnomen”.
Ik zou zo door kunnen gaan. Let wel: hij wist nog niet van Internet, een middel
dat veel verder gaat dan de TV. Hij wist niet van het speelgoed van onze
kinderen, de GPS. Eigenlijk zijn we allemaal weg van het speelgoed van de
duivel. Dat is een harde conclusie, maar deze is wel waar.
Want de mens van Babel waant zich steeds machtiger en sterker tegenover Zijn
Schepper. Hij denkt dat hij God kan wegdenken en overbodig kan maken. Hij meent
dat hij zelf God is in het diepst van zijn gedachten, zoals Willem Kloos
dichtte. De dwaas zegt in zijn hart: Daar is geen God. Daar draait deze
maatschappij op uit. Maar duidelijk zal worden dat de mens zijn ziel en
zaligheid aan de duivel verkocht heeft. En dan zijn we precies uitgekomen op de
waarheid van Gods Woord over de val van de mens en de gevolgen daarvan.
Hoe komen we daar ooit uit? Alleen door genade en dat weten we allemaal. Genade
herstelt alles. Maar de techniek dan? Daar blijft toch ook de kerk mee zitten?
Die klok kan zeker niet meer terug. Maar genade leert de mens er op een
verantwoorde manier mee om te gaan. Daarin ligt de enige garantie. We zien er
echter niet bijster veel van dat de kerk dat ook metterdaad doet.
Door die genade zullen we des te meer Gods grootheid in de schepping inzien.
Het is genade als we de Heere zien in de dingen die ons omgeven. Ik stond eens
voor een verkeerslicht en toen zag ik een eend komen aanvliegen en in een sloot
terechtkomen. Dat ging heel soepel en zonder moeite. Ik dacht toen ook een
vliegtuig, een jumbo 747. Als u die van nabij ziet dalen of stijgen, vergaat
horen en zien u. We vinden dat allemaal een staaltje van groot technisch
vernuft. Maar die eend was er zesduizend haar geleden al. Die toont hetzelfde
principe. We vinden dat gewoon. Maar het is een even groot wonder, nog groter,
dan dat vliegtuig. Alleen moeten we dat weer gaan zien. En de conclusie is dan:
"O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde”.
VERSMALLING 2009
Prof. Antoon Vos wijt de kerkverlating vooral aan de verdeeldheid der kerken. Zo las ik het gisteren in de krant. Eén deel uit zijn betoog trof me vooral: "De grote klap voor Vos persoonlijk was dat hij in vijf jaar tijd de kerken in Utrecht leeg zag stromen. „Op een zondagavond in maart 1964 ging de bekende dr. Koolhaas, de voormalige synodepreses, voor in een kerk in Utrecht. Ik ging er op tijd heen om een goed plekje te krijgen. Twintig minuten voor aanvangstijd stonden er lange rijen te wachten. Maar wat gebeurde later? Na vijf jaar waren er in de meeste hervormde en gereformeerde kerken nog maar een vijftigtal kerkgangers. Hoogleraren als Van Ruler, Van Niftrik en Lekkerkerker hebben die vreselijke leegloop niet kunnen verwerken en zijn van ellende aan hartkwalen doodgegaan.”
De laatste komt hard
over. Als de genoemde hoogleraren inderdaad mede tengevolge van de teruggang
der kerken hun einde gevonden hebben, pleit dat niet voor de kerk maar wel voor
hen. Ze hebben dan tenminste leed gevoeld vanwege de nood van de kerk. Niemand
kan natuurlijk nagaan of zijn constatering waar is, maar Vos heeft ongetwijfeld
(hij was ook hoogleraar in Utrecht, waar van Ruler c.s. woonden en werkten)
enige grond om te stellen dat zij zich het lot van de kerk hebben aangetrokken.
En hoevelen zullen zich met hen niet ontzet hebben over die leegloop en afbraak
van kerken. Als jongen liep ik ook door de straten van Utrecht met mijn ouders
naar de kerk aan de Wittevrouwensingel, waar destijds ds. P. de Smit predikant
was. Ik weet dus van die drukke straten en de volle kerken. Toen ik vele jaren
later in diezelfde stad zelf predikant was, heb ik ook de moderne leegheid
moeten aanzien. In mijn jeugd zat ik eens in de Oranjekerk waar ds E. van Meer
preekte; hij werd de kansel opgedragen vanwege een verlammende ziekte. Hij was
eerst ethisch predikant maar later werd hij na een doorleefde bekering een
getrouw prediker. De kerk zat helemaal vol. Toen ik in Utrecht werkte heb ik
het moeten beleven dat ik op mijn fiets door de stad rijdend zowel de
Oranjekerk alsook de kerk waar dr. Bout regelmatig preekte (Julianakerk), op
een en dezelfde dag gesloopt zag worden.
Het proces heel snel gegaan. Zo ging het in alle grote steden. Zo ging het
daarna in middelgrote plaatsen zoals Hilversum; nu zijn we tenslotte bezig met
de dorpskerken. Daar zou de kerk wel een hartkwaal aan moeten overhouden, een
hartkwaal in een misschien wat andere betekenis. Dat geeft heel veel hartzeer.
Of wennen we eraan? We zijn er al lang aan gewend. Of we zijn zelfs blind voor
deze ernstige teruggang van het huis des Heeren. Ik merk weinig leed daarover.
De sluiting van de Coloniastaat, voor velen zo bekend, heeft ons (gelukkig)
sterk doen beseffen hoe treurig de kerk er bij staat. Ook onze kerken.
Deze trend zet zich voort. Er lijkt geen houden aan. daarbij wil ik niet
voorbijgaan aan de ijver en de inzet van jonge mensen, die ook in
stadsgemeenten nog de moed hebben om door te gaan. Zulke jongeren waren er ook
ten tijde van Ezra en Nehemia, terwijl de ouderen met droefheid en weemoed
dachten aan de eerste tempel, de dagen van weleer.
Niet alleen kerken worden gesloopt. Ook gemeenten delen in hetzelfde lot. Soms
raken ze diep verdeeld over buitenissige zaken. Zo gaat het met kerkenraden en
predikanten. Welk proces is er toch gaande in de kerk van Nederland? Ik zeg met
nadruk dat ik mij niet meng in plaatselijke gebeurtenissen; wel is me duidelijk
dat wij zonder uitzondering allen tot bekering worden geroepen. Ik heb altijd
geweten dat we allen schuldenaar zijn aan het verval. Toen ik laatste echter
opnieuw weer een moeilijk bericht hoorde, werd het waar voor mijzelf. Ik kwam
bij mijn eigen kerkelijke en geestelijke schuld uit. Toen werd het toch anders.
Ik ben gebroken vanwege de breuk der dochteren mijns volks, zo sprak Jeremia.
En ik zou daar ook best willen blijven, want het is de enige mogelijkheid om de
dingen te verwerken.
Die hartkwaal van de
genoemde professoren laat zich dus wel verstaan. Vos wijt deze aan de
vereeldheid. Dat zal ten dele zeker zo zijn. Nu schreef ik de vorige maal over
verbondenheid, als een heel voorzichtige poging om biddend na te denken over de
noodzakelijke eenheid. In Schiedam voelde men dat ook. Onze kleine gemeente aan
de Warande en een evenzeer kleine kern binnen de HHK. Beide gemeenten in een
ontkerktelijke stad.
Het heeft geresulteerd in een gemeenschappelijke verklaring, waarin men sterke
verbondenheid heeft uitgesproken. Ik ga niet passen en meten met de
kerkordelijke bepalingen, die hier nog niet in voorzien. Die meetlat zijn we
trouwens in onze gemeenten en classiciale vergaderingen her en der al lang
kwijt geraakt. Ieder lijkt te doen wat goed is in eigen ogen. Wie zou e r dus
kwaad van zeggen als twee kleine gemeenten elkaar ontdekt hebben. Nee, het had
heel makkelijker slechter kunnen uitvallen! Ik wil dus van harte mijn meeleven
uitspeken met de gemeente van Schiedam; hopelijk gaan volgende deuren voor deze
gemeente ook open.
Wat in Schiedam gebeurde, spreekt van verbondenheid. Geen grote woorden van
eenheid en samengaan, maar een voorzichtig begin. Afgedacht van Schiedam had ik
mij al voorgenomen nog wat nader in te gaan op de onderlinge kerkelijke
verhoudingen. Het boven aangehaalde woord van Prof. Vos heeft dat voornemen nog
weer versterkt.
Daarover nadenkend moeten we ook nuchter vaststellen dat er heel veel
scheidsmuren bestaan. Formeel kerkordelijke en praktische bezwaren zijn er in
alle maten.
U zou kunnen denken aan een fuik of een trechter; een breed en ruim begin, maar
uitlopend in een steeds smaller wordende beklemmende verenging. In de eeuwen
die achter ons liggen, is er wel sprake geweest van een zodanige verenging. De
verdeeldheid werd erdoor versterkt.
Er zijn tijden geweest dat de kerk als enige sluis het protestantse karakter
had. Men was Rooms of men was Protestants. Dat zal niet zo lang geduurd hebben.
Luther en Calvijn stonden heel dicht bij elkaar en ze hadden elkaar nodig; maar
er waren ook verschillen.
Al snel ging een klein verschil de boventoon voeren. Er kon gesproken worden
van een verengende visie bij Luther. Het kwam zo ver dat hij snijdend scherp
sprak over de Sacramentariërs, waartoe hij ook de Gereformeerde stroming
rekende. Hij ging heel ver in het uitsluiten van zijn Geneefse collega; dat
ging over het Avondmaal. Voor hem zo belangrijk dat het tot een halsvoorwaarde
werd. Calvijn evenwel kon de zaak relativeren. Aanvankelijk beiden geheel
verenigd, later kwam er verwijdering. Dat werd dus die ene zaak van het
Avondmaal. Daar ziet u de fuik.
We zien daarin dat betrekkelijk kleine verschillen grote gevolgen en
verstrekkende consequenties krijgen.
Zo ging het ook met de drie formulieren van enigheid, de Heidelberger, de
Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtsche Leerregels. Deze mochten, dunkt
me, toch wel genoeg zijn om ruimte en grenzen van de kerk aan te geven.
Formulieren van énigheid! Dat duurde echter maar even. Er kwamen al snel andere
en fijnere onderscheidingen en mazen. Woorden als "evangelisch” en
"Reformatorisch” moesten binnen de Protestantse kerken duidelijker
aangeven waar we staan. Tegenwoordig zeggen we, als we aangeven welke grens we
hanteren, erbij "bevindelijk Gereformeerd”. Dat is het dan helemaal. Ik
moet eerlijk zeggen dat ik zelf die onderscheiding ook wel gebruik. Maar moet
dit eigenlijk wel en gaan we er zodoende niet aan meewerken dat de fuik al
nauwer en enger wordt? Waarom doen we dat eigenlijk?
Helaas ligt een oorzaak daarin dat velen nog wel spreken van hun Gereformeerde
belijdenis, maar dat ze inhoudelijk heel veel van de inhoud hebben
prijsgegeven. Vandaar dat er dan behoefte bestaat aan kenmerkende aanduidingen
om het viswater helder te houden. Er zijn voorbeelden te over van ambtsdragers
in andere kerken die ten onrechte hun handtekening zetten onder de drie
formulieren. Op die manier ontstaat begripsverwarring en zegt het niets meer of
we ons nu Gereformeerd noemen of niet. Allerlei onderscheidingen blijken op den
duur kameleongedrag te vertonen. Wat zegt het woord "Evangelisch” en
wat zegt het woord "Reformatorisch” nog ècht? Nu hebben we dan als
aanduiding van betrouwbaarheid het woord "bevindelijk”. Maar dekt dat
woord de zaak? Is de aanduiding Christelijk Gereformeerd toereikend om klare
wijn te schenken? Herinnert het woord "afgescheidenen" nog werkelijk
aan Ulrum?
Zou het dan niet
beter zijn om terug te keren naar de echte sluis, namelijk die van de
Gereformeerde belijdenis? Daar zit toch alles in? Daarin wordt toch ook klaar
gesproken over de rechte bevinding? En als u dan bang bent dat zo heel veel
mensen zich daarmee tooien zonder dat ze Gereformeerd zijn, dan moet u
uiteindelijk dat oordeel maar aan God overlaten. Want Hij alleen weet wie we
zijn, als persoon en als kerk. En Paulus zei het ook zo: "Want die is niet
een Jood die het in het openbaar is, maar die is een Jood die het in het
verborgen is, wiens lof niet is uit de mensen maar uit God” (Rom.2:28,29). Moet
het niet uw en mijn zorg zijn dat ik het ben, in waarheid voor God? Ben ik zelf
Gereformeerd, ben ik zelf werkelijk bevindelijk gelegerd?
Met dit alles wil ik zeggen dat al onze sluizen toch geen enkele garantie
kunnen bieden. En natuurlijk zijn er wel sluizen nodig, maar we hebben toch
genoeg aan die ene van de belijdenis? Verbondenheid nu zal ontstaan rond die
belijdenis en rond dat Woord van God, rond de banier van het evangelie.
Zo zijn er genoeg kerkelijke namen en criteria op papier. Nu de kerkelijke
kaart door al deze zaken versnipperd is tot een legpuzzel, spreekt de
verklaring van Schiedam aan. Men kijkt een goede kant uit. Het moge doorwerken
in alle kerken, die waarlijk verbonden zijn met het Koninkrijk Gods. De
heersende kerkelijke indelingen kunnen niet gehandhaafd worden, omdat de
begrippen de feiten niet meer dekken.
U vraagt zich dan misschien bezorgd af wat er van onze kerken worden zal?
Zullen ze niet langzaam maar zeker opgaan in allerlei samenwerkingsverbanden,
zodat er van onze kerken binnenkort weinig meer terug te vinden is? Als
meerdere gemeenten zouden uitspreken wat in Schiedam gebeurd is, waar blijft
dan de prediking, zoals we die onder ons kennen? Hoe moet het met de kerkelijke
organisatie?
We zijn echter onze kerken al lang kwijt. Kijk maar naar de preekbeurten in
vele gemeenten. Er zijn legio gemeenten waar zondag geen predikant van onze
kerken voorgaat. En we weten toch dat de Kerkorde daarin geen enkele rol meer
speelt.
Onze kerken hoeven we niet te beschermen. Maar die prediking willen we toch
hartelijk voorstaan, niet als iets bijzonders, maar wel als een groot goed, als
het erfdeel, dat ons lief is. Als dan anderen in andere kerken daarmee
verbonden zijn en als wij ons verbonden weten met de prediking in de Geref.
Gemeenten en in Bondsgemeenten en zeker ook in de HHK, dan moeten en mogen geen
muren ons uiteindelijk tegenhouden. Dan graast de kudde waar het gras groen is.
Ik had aanvankelijk iets willen schrijven over enkele artikelen in de
Saambinder (GG); het goede gehalte daarvan trof me. Als we zulke dingen ervaren
in deze tijd, mogen we daar dan toch nog dankbaar voor zijn? Daarom zijn
initiatieven zoals in Schiedam welkom. Het is een voorzichtige stap en zo moeten
wij ook in andere gevallen de voorzichtigheid in acht nemen. Met beleid biddend
te werk gaan. Vragend: Wat wil de Heere?
Is het tegen Gods Woord? Ik meen zeker van niet. Is het tegen de Kerkorde? Als
Deventer niet tegen
de KO is, dan is dit het ook niet.
De tijd zal komen dat de belofte uit Gods mond in vervulling gaat: Zij zullen
een worden "in Mijn hand” (Ezech.37:19b). Ezechiël moet twee stukken hout
nemen en ze tot elkaar brengen. Zo heeft de mens een roeping, als de Heere
spreken gaat. En dat gebeurt in de weg van waarheid en eenheid.
Twee stukken hout, dat gaat nog, maar twee kerken, twee christenen, twee
kinderen van God? Als de Heere het doet, kom t het goed!
TEKENEN 2009
De onrust rond de minarettenmotie is al weer voorbij. Toch is het de moeite waard er nog eens over na te denken. De "spitse pilaren” hebben ongetwijfeld een diepere achtergrond. Hun aanwezigheid is helaas niet voorbij. Verder bracht de zaak ook aan het licht dat het belangrijk is hoe de dingen in de Pers worden voorgesteld.
voorlichting
Deze overwegingen
kwamen bij mij boven toen ik de verslaggeving volgde over de motie van het
tweede kamerlid van der Staay inzake de minaretten. Het Reformatorisch Dagblad
liet wat mij betreft wel enige steken vallen. Een grote kop in de krant van 2
december: "SGP motie keert als boemerang terug”. In deze zin wordt
geconstateerd dat de motie niet doordacht of consequent is. Het stond in een
artikel waarin twee mensen werden gevraagd naar hun mening; er waren
schijnbaar geen mensen te vinden die meer invoelvermogen toonden voor de motie.
Mijn eerste bezwaar is dan: Waarom die mening als vette kop in de krant
gelanceerd? Waarom niet een opschrift, dat de zaak in ieder geval neutraal
voorstelt (als we dat zouden willen) of dat tegenover de gegeven meningen een
eigen geluid stelt (als we dat eigen geluid hebben)? Vooral in de tijd
toen ik nog een drukke agenda had, nam ik ’s avonds laat even snel de krant
door en dan bleef het bij "koppensnellen”. Je kwam aan het artikel niet
toe. Nu zou dit artikel ook niets toegevoegd hebben, want het ademde alleen
maar de gedachte van het opschrift. Het is niet te ontkennen dat zo’n krantenkop
suggestief werkt. En het kan toch niet de bedoeling zijn van de journalist om
zonder meer het standpunt van van der Staay te ontkrachten. Enige objectiviteit
is dan toch wel gewenst.
Op de voorpagina werden verder de standpunten van voor en tegen afgewogen. Er
werd geen partij gekozen. De CU krijgt wat meer ruimte om haar standpunt toe te
lichten. Het leek overtuigend en meerderen zullen daar er voor voelen, als het
zo verwoord wordt, maar wàs het echt overtuigend?
Op het eerste gezicht maakt het standpunt van "gelijke monniken, gelijke
kappen” indruk. Maar zijn de monniken wel gelijk?
De motie bepleitte enige terughoudendheid in de bouw van moskeeën en
minaretten. Heel voorzichtig en zeker niet vanuit de harde lijn opgesteld. Geen
Wilderskreet. Gematigd democratisch, zouden we bijna kunnen zeggen. Het is een
miskenning van de eigen cultuur en de eigen cultus in Nederland om te zeggen
dat de overheid dan ook kerktorens kan verbieden. Helaas worden er niet zoveel
kerktorens meer gebouwd, dus daarvoor hoef je niet zo bang te zijn. Maar
afgedacht daarvan, Nederland heeft vanuit haar geschiedenis een Goddelijke plicht
om de Kerk te bouwen. Dat is een verplichting die vanzelfsprekend onze overheid
niet aanvoelt, maar wij wel, als het goed is. Het is een plicht van God uit en
door Hem ons opgelegd. Dit Goddelijk recht moeten we vasthouden en daar moet
zich een Reformatorisch denkend mens aan houden. Dat kun je dan toch ook in de
krant zetten. Een krantenartikel is geen preek, maar de denklijnen van de
Schrift moeten toch zichtbaar worden. Laat het bloed dan kruipen waar het niet
gaan kan.
En bovendien gaat het hier niet om gelijke monniken. Het argument van
Ortega-Martijn kunnen we van enkele kanttekeningen voorzien. Het wekt de
indruk dat de motie vergeet dat christenen in Moslimlanden ook
godsdienstvrijheid moeten genieten. Dat zijn dan die gelijke monniken. Maar daar
klopt niets van. In Moslimlanden wordt de vrijheid voor de christenen in bloed
gesmoord, terwijl in Nederland Islamieten volkomen vrij zijn om hun godsdienst
te beleven. Van der Staay pleitte niet voor vervolging, maar voor matiging in
uiterlijk vertoon. Christenen in Iran zouden al dolblij zijn als ze op
gematigde wijze vrij zouden zijn in de uitoefening van hun godsdienst. Ze
zitten daar niet te springen om kerktorens, die het stadsbeeld overheersen.
De kern
De kernvraag is
natuurlijk of we hier theocratisch moeten denken en moeten uitgaan van de
gedachte dat de Islam werkelijk vrijheid moet hebben in Nederland? Een christen
zal toch kunnen meevoelen met de gedachte dat de vele moskees in ons land er
niet horen. Het moet pijn doen aan je hart. Kerken een ruïne of afgebroken of
een conferentieoord met Bos op de preekstoel, en moskeeën in volle glorie
gebouwd. Ook een reformatorische democraat zal die pijn voelen. In ieder geval
zouden Calvijn en Luther hier een gigantische bedreiging zien voor de kerk des
Heeren. Over Calvijn gesproken: Prof. Selderhuis heeft veel goeds gedaan door
Calvijn zo duidelijk onder de aandacht te brengen van ons volk. Prachtig. Maar
voordat hij zijn mening had gegeven aan de journalist over deze zaak, had hij
zich eerst beter even kunnen afvragen wat Calvijn in Geneve zou hebben gewild
en of daar nog iets van te leren was. Hij zei: "Nederland kenmerkt zich
juist door haar multiculturaliteit en -religiositeit, dus dat mag je best in
het straatbeeld terugzien. Anders krijg je een soort Ikealand; dat lijkt me
oersaai. Zoals een kerktoren een vingerwijzing naar God is, kan een minaret een
christen toch bepalen bij de vraag: hoe sta ik in de wereld?” Hoe kon dit nu
gezegd worden?
Als Zwitserland zich uitspreekt zoals gebeurde, is het toch op z’n minst ver
beneden de maat als wij daar geen begrip voor hebben. We laten dan ook meewegen
dat ons land een totaal andere achtergrond heeft dan Turkije.
U moet zich voorstellen wat Paulus zou zeggen als hij Amsterdam zou
doorwandelen. Zoveel lege monumentale kerken en zoveel volstromende moskeeën,
waarvoor Balkenende de schoenen uittrekt. Hoe zouden Jeremia en Elia reageren
als ze de geestelijke verwording zouden aanschouwen van ons volk en zelfs van
onze Reformatorische kerk!
Iemand sprak in een ingezonden stuk in De Volkskrant (nb) over "de gehele
linkse elite die de gelijkheidsideologie tot in het absurde zowel boven de
westerse opvattingen van beschaving, als boven de Christelijke leer stelt. Wat
heeft in vredesnaam een minaret met de vrijheid van godsdienst te maken. Zou
één zinnig Christen het als een aantasting van de vrijheid van godsdienst
beschouwen als in een Islamitisch land als enige beperking zou gelden dat
kerken niet van een toren zouden mogen worden voorzien. Ik denk dat elke echte
Christen daar best begrip voor op zou kunnen brengen. Was het maar zo”. Er
wordt daarom "terecht onderscheid gemaakt tussen een gebouw waar de liefde
tot de naaste wordt gepredikt en een gebouw waar op grond van een ander geloof
de haat tegenover andersdenkenden onderwerp is van de prediking. Ook het
antwoord van Bas van der Vlies aan Bos, dat in 2008 binnen en buiten de SGP
bekritiseerd werd, geeft hoop voor een krachtig cultuurchristendom in de
Nederlandse houding ten opzichte van de zich snel verspreidende islam:
‘Tenslotte je vraag hoe ik het zou vinden als een dergelijke film (Fitna) over
het christendom en de bijbel zou gaan. Met die vraag kan ik niets beginnen. Om
de eenvoudige reden dat zo’n film niet te maken is,’ schreef Van der Vlies”.
Tot zover het citaat.
Het Woord
Het gaat me niet om
de politiek, maar het gaat me om het geestelijke principe van de zaak. We
kunnen het afdoen met de gedachte dat het uiterlijke dingen betreft. Ik moest
echter denken aan de wijze waarop in psalm 74 gesproken wordt over
"tekenen”.
Deze psalm gaat over de teloorgang van het huis des Heeren, de tempel. Er zijn
duidelijke lijnen te gtrekken naar de verwoesting van de tempel door de legers
van Babel. Anderen denken aan de dagen van de Maccabeën, toen dezelfde klachten
werden gehoord.
Het is een lied over de tempel. Deze is grotendeels verwoest. Alles wat
herinnert aan de dienst van de Heere, is verdwenen of met de grond gelijk
gemaakt. En hier is het dat de dichter spreekt over de tekenen.
Hij zegt eerst: "wij zien onze tekenen niet” (vers 9). Daaronder moeten we
voor die tijd verstaan de bijzondere voorwerpen in de tempel, die spraken van
Gods tegenwoordigheid, zoals de ark, het altaar, de feesten en de offeranden.
De diepste bedoeling van deze tekenen is om heen te wijzen naar de
tegenwoordigheid van God. Het zijn tekenen van Zijn aanwezigheid. Dat komt ook
in de psalm tot uiting als er staat dat de Heere Zijn volk verstoot (vers 1);
daarvan getuigen de verdwenen tekenen.
Het zal niet moeilijk zijn om in onze maatschappij de klacht van deze psalm
over te nemen. Heel ons land is (nog) bezaaid met de tekenen van de dienst van
de Heere. Kerken herinneren aan Zijn Woord en maken ons duidelijk dat de dienst
van God diepe sporen getrokken heeft in ons volksleven. Deze zijn nog niet
verwoest zoals in de dagen na de ballingschap. Maar zijn het tekenen? Spreken
ze ons van de tegenwoordigheid van God? Woont Hij daar Zelf en wordt daar Zijn
heil verkregen? Als we daaraan denken, kunnen ook wij zeggen dat onze tekenen
geen tekenen meer zijn. We zien deze niet meer als tekenen. Het wezen van de
zaak ontbreekt op de meeste plaatsen. De bediening der verzoening is in de grote
kerkelijke gemeenschappen van onze tijd een zeldzaamheid. Het valt me op, dat
steeds meerderen gaan inzien dat Nederland een land is geworden zonder
God.
In dat licht is het aangrijpend wat de psalm zegt over de vijand: "Zij
hebben hun tekenen tot tekenen gesteld” (vers 4). Het is dan niet moeilijk om
te denken aan de vele tekenen van de vijand, waaronder we de satan moeten
verstaan. Deze tekenen staan bijna op elke hoek van de straat. Stadions zijn de
plaatsen en de tekenen waar de mens zich overgeeft aan afgoderij. Sexshops en
roulette’s zijn heel gewoon. Grote winkelcentra prediken het materialisme als
de god dezer eeuw. Tekenen genoeg die getuigen van "de vijand”, de duivel.
Het is dan ook niet vergezocht om te denken aan moskeeën en minaretten. Dat zijn
tekenen van afgoderij en dwaling. In dat licht bezien is het geen kleinigheid.
Wij worden vreemden in ons eigen land. En het vreemde is dan juist weer dat de
tekenen van de dienst van God overal moeten verdwijnen. Spreekt men over allah,
dan luistert ieder. Laat men de Naam van God horen, dan valt er een beklemmende
stilte.
We moeten op de tekenen letten. Zo gaan de woorden van de apostel in
vervulling: "Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des satans, in
alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen;
En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan;
daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te
worden. En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen
zouden geloven” (2 Thess.2:9-11).
Was Christus nog op aarde, dan zou Hij letten op moskeeën en minaretten; ook op
de kerktorens en de monumentale kerken in ons land. "Ziet gij deze grote
gebouwen?” (Marc.13:2). Geen steen op de ander, zo was Zijn oordeel over de
kerk.
Dat moet ons altijd weer voorzichtig maken. Toch heeft Hij ook gezegd: "De
zaligheid is uit de Joden”. Hij gaf aan waar de ware Kerk zich bevond. Het komt
aan op het aanbidden in Geest en in waarheid.
Terugkomend op de rol van de Pers nog het volgende: Ik heb de betreffende journalist benaderd met dit artikel en het hem eerst laten lezen voordat ik het zou publiceren. Ik ben blij dat hij geprobeerd heeft alles te doen om de verkeerde indruk weg te nemen. Zo wil ik dit bijgeschaafde artikel zien als een uitgestoken hand naar de Pers om eerlijk van gedachten te wisselen over de manier waarop we de dingen weergeven. Ik ben ervan overtuigd dat we daar in de toekomst nog dieper over moeten nadenken.
BEGRAVEN 2009
In het "Kerkblad”, het orgaan van de Hersteld Hervormde Kerk, las ik een kort artikel over enkele aspecten van de begrafenis. Dr. P. Buitelaar pleitte hierin voor het herstel van de huisdienst. Dat was vroeger een korte dienst in besloten familiekring, voorafgaande aan de eigenlijke rouwdienst. Verder wordt in korte woorden iets gezegd over het verdere verloop van de begrafenis. Ik vond er aanleiding in om enkele overwegingen hieraan toe te voegen.
Er zijn redenen
genoeg om aan dit onderwerp enige aandacht te schenken. Er zijn ook redenen
voor u en mij om ons te bezinnen op de dag van onze begrafenis. Natuurlijk
allereerst in geestelijk opzicht. Over de vraag of we bereid zijn te sterven.
Bij het ouder worden gaan mensen er vanuit de natuur al meer aan denken, maar
het moet ons gehele leven doortrekken. Calvijn meet de vorderingen van iemand
in het geestelijke leven af aan de mate waarin hij verlangt naar de dag des
doods.
Deze geestelijke toonzetting moet zodanig zijn, dat daardoor alles bepaald
wordt. Wie kan sterven, kan ook leven. Dat laatste is evenzeer een kunst en een
gave als het eerste.
Dr. Buitelaar noemde een "In Memoriam”, dat in de rouwplechtigheid een
plaats mag hebben. Dat is ongetwijfeld zo. Niet in die zin, zoals u het
tegenwoordig nogal eens kunt meemaken, dat de gehele meditatie opgaat in het
persoonlijke. Maar op gepaste wijze is er zeker plaats om de overledene in zijn
persoon te belichten vanuit het Woord van God. We moeten er begrip voor hebben
dat de familie existentieel en emotioneel sterk betrokken is op het sterven van
een geliefde vader of moeder, een kind of een familielid. Gods Woord spreekt
ook over het verdriet van de nabestaanden. Denkt u eens aan de zware rouwklage,
die in de dagen van het Oude testament gehouden werd rond het sterven van
bijvoorbeeld Jakob, Jozef en Mozes. Hoe sterk zijn de gevoelens geweest rond
het kruis van de Heere Jezus. Er mag uiting gegeven worden aan het verdriet.
Daartoe behoort ook dat er aandacht is voor de overledene. De familie waardeert
het, als kerk en predikant zich willen verdiepen in de persoon van de
overledene, aan wie men zozeer verbonden is geweest.
Het gebeurt tegenwoordig meermalen dat een familielid een levensschets geeft
van een overleden vader of moeder. Dat gebeurt soms niet zonder problemen. Een
dergelijke schets kan heel ver buiten de toonzetting van de meditatie staan.
Soms op het platvloerse af. In de familiekring kunnen zulke woorden een plaats
hebben, ze strijden echter met de ernst van een begrafenis. Het is goed om
daarover vantevoren na te denken en enkele wensen voor de begrafenis op papier
te zetten. Het kan later veel voorkomen.
Dat komt omdat we in deze tijd veelvuldig tot begraven geroepen worden van
leden van de gemeente, wier kinderen of familieleden niet meer tot de kerk of de
gemeente behoren. U begrijpt dat kinderen, die het geloof vaarwel gezegd
hebben, een vertekend beeld zouden kunnen geven in een dergelijke schets. In
ieder geval kunnen er dan wezenlijke aspecten vergeten en verzwegen worden. Er
komen dan zaken naar voren die hooguit voor de eigen kinderen belangrijk kunnen
geweest zijn, over de gewone alledaagse dingen van het leven, terwijl de aanwezigen
in een rouwdienst dat beeld van de overledene zo niet voor zich hebben en
feitelijk ook liever bepaald worden bij de meer wezenlijke dingen uit iemands
leven. Het gaat bij zo’n gelegenheid toch om het wezenlijke, en vooral op een
christelijke begrafenis gaat het er toch om hoe iemand leefde onder het Woord
van God. Op die manier ontstaat er dan een kloof tussen de meditatie en de
bijdrage van de familie. Ik tast in het duister over het antwoord op de vraag
waarom in een dergelijke dienst zou moeten worden verteld welke
vakantiegewoonten iemand had, terwijl de diepste roerselen van het hart buiten
beeld blijven. Zou het niet nuttig zijn dat ieder die de dag van zijn dood
overdenkt, bepaalde lijnen uitzet om dat te voorkomen?
Nu ik het er toch over heb, dat de achtergebleven familieleden in een heel
ander geestelijk klimaat zijn terechtgekomen als de overledene, zijn er nog een
aantal zaken, die hier genoemd kunnen worden.
Het zal u niet onbekend zijn, dat de wijze van begraven in deze tijd grote veranderingen
heeft ondergaan. In het algemeen, dus ook buiten onze kringen bezien. Dat kan
ook gezegd worden over de aanwezigheid van bloemen. Het komt steeds meer voor
dat deze prominent aanwezig zijn. Wat doet de predikant, die er plotseling mee
geconfronteerd wordt? Ik heb wel een tijd beleefd dat ik daar misschien tè
rigoureus mee omging. Later bedacht ik dat die bloemen, hoezeer ik bloemen rond
de dood verwerp, door bijvoorbeeld de kinderen uit liefde werden gegeven. Ook
daar moeten we weer met begrip mee omgaan. Maar geen acceptatie. Ik heb
het wel eens zo opgelost dat ik bij kennisname van aanwezige bloemstukken de
tekst veranderde en sprak over de bekende woorden over de afvallende bloem. Dan
kan op gepaste wijze gezegd worden dat een bloem geen verband houdt met de
dood. We verbloemen de dood niet. Heeft de overledene vooraf vastgelegd hoe hij
of zij daarover denkt, dan werkt dat de goede gang van zaken in de hand.
IK denk dan aan de liturgie. Kinderen zouden graag hebben dat dit of dat
lied zou worden gezongen. Een lied uit opwekking of uit een andere vrije
bundel. Een onaangename bijkomstigheid daarbij is dat kinderen die hun vader of
moeder begraven hun eigen stempel willen zetten op de begrafenis. U zult dat
logisch vinden, misschien? Is het dat ook? Ik meen dat kinderen juist respect
zouden moeten tonen voor de stijl en de opvoeding van hun geliefde ouder; de
begrafenis dient te verlopen in de stijl van de overledene, niet in die van de
kinderen, die later een heel andere levensstijl aangenomen hebben.
In het contact met de
nabestaanden is het voor een kerkenraad nog moeilijker als het gaat over de
verwachting die er al of niet duidelijk leeft voor de overledene. Vanwege diepe
verbondenheid met de overledene kan het zijn dat kinderen het beste hopen en
geloven voor hun ouders en geliefden. Ook dit is weer heel goed verstaanbaar.
We ervaren het zelf of hebben het ervaren als in eigen kring iemand wordt
weggenomen. Ook hier moet de ambtsdrager weer met veel voorzichtigheid en
respect optreden. Toch kan het zijn dat die verwachting, die leeft bij de
familie, niet overeenkomt met de voorstelling, die de gemeente heeft. Ik doel nu
niet zo maar op deze of gene, maar ik heb het bijvoorbeeld over de
kerkenraad. Tijdens het huisbezoek is er misschien nooit echt iets duidelijk
geworden. Daarbij kan het dan ook nog gebeuren dat er een levenswandel was, die
gekenmerkt werd door vrijheid en een losse stijl. Wat dan? De familie leeft met
hoop, maar u, als predikant of ouderling?
In een dergelijke situatie staan we voor een moeilijke afweging. Moeten we dan
naar het oordeel der liefde van ieder belijdend lid het goede hopen? Ja, dat
wel, maar moeten we dat ook geloven en zeggen als een vaststaand
feit?
Dat zouden we toch niet moeten doen, alleen op grond van het gegeven dat de
familie spreekt over hoop. Het leven heeft ook gesproken. We zeggen dan wel in
zo’n situatie dat we de overledene laten liggen; maar de familie zal daar
spoedig een uitleg aan geven. Het beste is het als we met de familie overeen
kunnen stemmen in de gedachte dat de overledene onvoorwaardelijk in de handen
van de Heere wordt overgegeven. Daar is ieder mens altijd veilig en wij zijn er
allen mee gebaat, als het gaat om onze geliefden. Wie de Heere vreest, zal daar
rust in vinden. God is Rechter Die het beslist, hoe het ook gaat.
Zo zien we dat er heel wat moeilijke vragen naar boven komen rond een
begrafenis. Gelukkig lang niet altijd, maar dit soort zaken komen wel steeds
meer voor.
Er zijn meer overwegingen. Moet de kist neergelaten worden voordat de predikant
het woord krijgt? De voorganger zal er de voorkeur aan geven om dat wel te
doen. Dat komt ook overeen met de betekenis van het begraven in Bijbelse zin.
Het kan echter zo maar gebeuren dat de familie beslist om dat niet te doen.
Formeel heeft de predikant de leiding, maar zal hij in een dergelijk geval de
zaak forceren? Nee, dat kan op die manier niet. In veel gevallen zal het zo
gaan dat in een voorbereidend gesprek er wel een oplossing gevonden kan worden.
Er zijn veel families die heel correct begrijpen dat de kerkenraad de leiding
heeft en dat daartegen geen bezwaar behoeft te worden gemaakt. Echter niet in alle
gevallen is dat zo.
Ik noem dan ook nog de toespraak aan de groeve. Voor zover mij bekend heerst
onder ons de gewoonte dat ook aan het graf een toespraak wordt gehouden. Niet
dus alleen een schriftlezing, het onze Vader of de Geloofsbelijdenis. Ook hier
kan weer gezegd worden dat een familie daar soms geen prijs op stelt. Of men
vindt het niet nodig dat de ouderling afsluit aan het einde met schriftlezing
en gebed. Alles kan wel in één keer. Maar dit gaat moeilijk worden. Voor mijn
gevoel is het graf bij uitstek de plaats waar het Woord moet klinken en waar
het ook geadresseerd wordt uitgesproken. Aan het graf hebt u de omstandigheden
mee. Daar móet u spreken over dood en leven, over zonde en genade. U hebt daar
ook meer dan elders de gewetens van de hoorders mee. Juist daar mag en moet
gesproken worden over het offer van Christus, waaruit leven en vrede
voortvloeit voor de Zijnen. Dat is de ware troost. Daarin mag men zichzelf en
anderen toch niet tekort doen. Vergeten we ook niet dat begrafenissen de mooiste
gelegenheden zijn voor evangelisatie. En hoe vaak blijkt toch ook weer niet dat
het Woord iets doet, ook bij buitenkerkelijken.
Hoe dit alles te voorkomen? De eerste taak ligt hier bij ons allen,
persoonlijk. We moeten voor onszelf iets duidelijk gemaakt hebben over deze
dingen. Dat zou het beste zijn. De kinderen of de nabestaanden vinden uw
beschikking na uw sterven en weten hoe het behoort te gaan. U kunt uw predikant
ook een kopie hiervan geven. De kerkenraad heeft hierin ook een taak. De
gemeente heeft vast en zeker wel een besluitenlijst. Over deze zaken vooral kan
het goed zijn een besluit te nemen en dat vast te leggen. Dan behoef een
familie in een voorkomend geval niet te denken dat het hier speciaal om hen
gaat. In en rond het sterven liggen de dingen te gevoelig om dan nog allerlei
verschillen op te moeten lossen.
En natuurlijk zijn er buitendien wel meer zaken, die belangrijk zijn. Het kan
ook heel goed zijn dat u zich bezig houdt met zaken die onbeduidender zijn. Zo
hechten mensen aan de kleur van de kaart of de rouwauto. En alles wat daarmee
samen hangt. Het veelvoorkomende grijs is in wezen weinigzeggend. Waarom niet
zwart? Dat is in ieder geval de Bijbelse voorstelling van zaken. Het heeft voor
mijn gevoel ook niet te maken met somberheid, wel met rouw en verdriet. Daar is
altijd een gevoel van weemoed bij. Maar dat mag ook zo zijn. Ook Israel kende
allerlei rouwgebruiken.
En wat dan te denken van de kleding tijdens de begrafenis? We weten allen dat
er soms weinig respect spreekt uit de kleding voor de dood en voor het Woord
des levens. Dit zijn zaken die de overweging verdienen. U hebt ook ten aanzien
van uw begrafenis een roeping. Uw kinderen zuilen dat eerbiedigen. Ook de
gemeente neme die stijl over. Trouwens, de gemeente? Waar is die? Soms laat men
de familie vrijwel alleen, vooral als het ouderen betreft. Dat mag toch niet.
Evenmin als we een bruidspaar alleen moeten laten met hun familie in de
trouwdienst. De gemeente zelf is eigenlijk een grote familie.
Hopelijk zet dit artikel u aan het nadenken. Bereid uw huis want gij zult
sterven en niet leven. Dat is ten eerste een zaak van geloof, geloof in
Christus en vandaaruit ook een zaak van beleid. Moge òns klaaghuis beter zijn
dan het huis der maaltijden. Dan kan er juist van een begrafenis een heerlijke
sprake uitgaan!
SCHAALVERGROTING 2010
De vorige keer schreef ik over de ramp in Mexico. Zo’n gebeuren roept de vraag op hoe we met de natuur als Gods schepping omgaan. Een lezer verbond hieraan de gedachte van de bio-industrie, de intensieve veehouderij. Ik wil hier beperkt op ingaan, vooral in het licht van Gods Woord.
Ik heb het dus over
de moderne veehouderij, die groots en massaal te werk gaat. Varkens, kalveren,
kippen en geiten leven in aantallen van duizenden op een klein gebied.
Kistkalveren en legbatterijen passen in deze bedrijfsvoering. Meestal zien de
dieren het daglicht nauwelijks en worden zij in een snel tempo slachtrijp
gemaakt. Organisaties zoals "Wakker dier” e.a. protesteren hiertegen,
weliswaar op een onaanvaardbare manier.
De eigenlijke oorzaak van deze moderne bedrijfsvoering moeten we zoeken bij de
overheid. Daar vatte het idee van schaalvergroting destijds post. Het opzetten
van grote bedrijven werd gesubsidieerd. Zodoende kwamen er viskotters van grote
omvang met een brullend mototrisch vermogen, waar niets tegen bestand was. Er
werden in de landbouw bedrijven opgezet, die mikten op een omvang van 200
koeien.
Vijftig jaar geleden kon een landbouwer met twintig koeien en een paar hokken
varkens met nog daarbij enkele kippen een vermogen opbouwen. De dichter Poot
kon toen nog dichten over het genoeglijke leven van de geruste landman:
"Die zijn gladde mellekkoeien, even lustig, even blij, onder ‘t grazen van
terzij, in een bochtig dal hoort loeien…”
Er is veel veranderd. We kregen de loopstallen en het leek de boeren
efficiënter om het vee binnen te houden, ook ’s zomers; er werd natuurlijk
machinaal gemolken en nu is het soms zo dat een melkrobot het vee
afhandelt. De boer van vroeger is geworden tot de ingenieur van nu. Zijn
tijd wordt meer gevuld met technische vraagstukken dan met diervriendelijke
omgang met het vee. De beesten zijn geoormerkt en staan vooral als nummer
bekend. Men droomt ervan dat er straks hoeven komen met 1250 stuks vee.
Deze moderne aanpak heeft economische voordelen, wat dan blijkt in inkoop en
productiemiddelen. Nog veel langer geleden dan een halve eeuw was het op dorpen
zo, dat in het buitengebied ieder gezin een paar koeien had. Zo was het in
Bijbelse tijden ook.
De huidige ontwikkeling werd gestimuleerd door de overheid en dat werd weer
opgepakt door de veehouderij als sector. Dit werd het moderne streven.
Naar Bijbelse maatstaven gemeten kwamen daarbij enkele zaken onder drukt te
staan. Ons omgaan met dieren moet gekenmerkt worden door het Bijbelwoord dat de
rechtvaardige het leven van zijn beest kent; daarbij dreigt het gevaar gelijk
te worden aan de rijke dwaas die al maar grotere schuren bouwde om hier en nu
een rijk zonder God op te bouwen.
Denk nu niet dat het alleen in deze sectoren zo gegaan is. Ik noem een ander
verschijnsel zoals de super, de grotgrutter, die de plaats van de groentewinkel
en de bakkerij en de gehele detailhandel verdrongen heeft. Dat raakt ons
allemaal. Hier werkt hetzelfde principe. Er zijn economisch grote voordelen
verbonden aan de immense koophallen en de mall’s bij de grote steden. Alles
moet groots aangepakt worden. Het brengt gnoeg op. In Friesland is een super,
die zich beperkt tot deze provincie alleen, waarvan de eigenaren de rijkste
bewoners van deze streek zijn. Maar de super, inmiddels volkomen ingeburgerd en
geaccepteerd, heeft ook grote nadelen.
Dat blijkt vooral op afdelingen als zuivel, vlees en brood. Niemand weet nog
waar de producten vandaan komen. Misschien, het komt meermalen voor, is er
gretig omgegaan met bestrijdingsmiddelen. En de bonen uit Marokko kunnen ons
niet meer vertellen hoe het daar gegaan is. Dat was vroeger wel zo, toen de
producten uit het dorp of uit de streek afkomstig waren.
We zijn er zo aan gewend, dat niemand nog bekend is met de grote nadelen, met
de gevaren van de grootschaligheid. Voor het gezin met kinderen is er vrijwel
geen andere keus. Maar voor hen niet alleen.
Zo werkt het leven op grote schaal tot in de kieren van ons leven door. Onze
scholen voor voortgezet onderwijs worden bevolkt door meerdere duizenden van
jongelui. De kleine ziekenhuizen van voorheen, waar men elkaar kende en waar de
persoonlijke sfeer gevoeld werd, zijn vervangen door de medische centra, waar
alles gespecialiseerd is en waar de patiënten dwalen van hier naar daar. Men
voelt er zich dubbel verloren.
Het geldt ook op politiek niveau. Nederland is een radertje geworden in de EU
en het lijkt normaal dat vanuit Brussel het land wordt geregeerd. De G20 delen
de lakens uit en bepalen de gang van zaken op de wereld. Deze globalisering
wordt onomkeerbaar in de hand gewerkt door internet en schotels.
Banken fuseren en we weten er inmiddels alles van welke gevolgen dit alles
heeft. Zal er ooit één wereldbank groeien? Zo zien we het rijk van de
antichrist gestalte aannemen.
Gods Woord geeft ook
raad als het over deze zaken gaat. Door allereerst de gevaren te tonen van de
ongebreidelde groei. Gods Woord noemt dat akkers aan akkers trekken. Dat gaat
ten koste van de modale burger. Verder zegt de Heere ons dat we de schepping en
het milieu niet mogen misbruiken (1 Cor.7:31) ; denk aan de instelling van het
sabbathsjaar, waarin de natuur moest rusten. Het kan nog steeds van belang zijn
na te denken over de zin van het sabbathsjaar voor deze tijd.
Als we lezen dat het ganse schepsel zucht, dan heeft dat direkt met dit
onderwerp te maken (Rom.8:19-22). Gods Woord ziet de gevaren van de
grootschaligheid, terwijl het het zwakke en nietige met beloften omgeeft
(Gideon, Richt. 6:13,14). Wie veracht de dag der kleine dingen? Zo vraagt de
profeet Zacharia (4:10). Zelfs waar twee of drie in de Naam des Heeren
vergaderd zijn, daar wil Hij in hun midden zijn. De hemel heeft het kleen
verkoren, zo dichtte Vondel.
De sprekende ezel van Bileam laat ons de belangen van het dier zien. In Ninevé
woonden veel mensen en "daartoe veel vee” (Jona 4:10). Dat telt bij de
Heere. Hij hoort de raven als zij tot Hem roepen (Ps.147:9). Hij behoudt mens
en beest en doet Zijn hulp nooit vruchteloos vergen (Ps. 36:7).
Zelfs geeft Gods Woord praktische raad als er in Prediker 11 staat dat we een
deel moeten geven aan zeven, ja ook aan acht (vers 2); dat betekent dat we in
de bedrijfsvoering juist moeten spreiden en niet specialiseren. Er staat immers
acher: want gij weet niet wat kwaad op de aarde zijn zal……, of dit of dat en
dat die beide tesamen goed zijn zullen.
Wordt hierdoor de
bio-industrie veroordeeld en vissen onze Urker broeders verkeerd? Ook in Urk
bezint men zich op de gevaren van de te grootse aanpak. Wonderlijkerwijze
bestaat de kleinschaligheid nog steeds in deze sector; ik denk dan aan de
Harderwijker palingvissers (!).
Maar ik heb al aan willen geven dat we het niet alleen bij de vissers en de
boeren zoeken moeten. De hele maatschappij zit verkeerd! Wij ook. Denk nog eens
aan de supers en de banken. We zitten allemaal ingekapseld. Om econmische
redenen doen we er allen aan mee. We hebben nu eenmaal een andere keus gemaakt
dan de Amish in Amerika, die de wereld, ook de technische wereld, buiten de
deur hebben gehouden. Nu de techniek ons steeds meer in een houdgreep lijkt te
nemen, vraag ik me wel eens af of die keus een terechte is geweest.
Misschien kopen we kleding die goedkoop is, maar waarvan de herkomst dubieus
is. Dat geldt van de koffie en de thee eveneens. Fair trade producten moeten
een goed signaal afgeven. Wat wordt zodoende het leven voor de gewone
huismoeder moeilijk en ingewikkeld!
En als straks de winkels verder opengaan op zondag, zullen we dan samen als
Gereformeerde Gezindte deze zaken mijden? In hoeverre is het in deze
maatschappij mogelijk zich op deze terreinen te laten leiden door Gods geboden?
Zo zal het toch moeten zijn. Gebruiken wij de middelen op de goede
manier?
Het zal weinig helpen als we de oren laten hangen naar de richtlijnen van Groen
Links. Mensen zijn nooit consequent. Een WK mag best miljarden kosten en geen
mens spreekt er kwaad van. Om in Nederland het WK 2018 binnen te halen, worden
nu al grote bedragen geofferd. Wij maken allen een tweeslachtig gebruik van de
schepping.
Alleen diegene, die vanuit de wedergeboorte deze dingen gaat zien, krijgt oog
voor de schepping. Die hoort de schepping zuchten. Die heeft er weet van dat
het aardrijk om onzentwil vervloekt is. Maar één ding is dan wel zeker: hij zal
bewust omgaan met de schepping, omdat deze van de Heere is. Ik weet van een
boer die eens met tranen in de
ogen stond bij het lijden van één van zijn koeien. Hij voelde dat het te maken
had met onze zonden, met onze val. Dat getuigt van genade over de volle breedte
van het leven.
Dan voelen we bewogenheid met de vele aidspatiënten die er alom zijn. Maar dan
beseffen we ook dat er een oorzaak is, die ligt bij de zondige mens. Dan zullen
we ook niet met de hele linkse politiek selectief bevoordelen èn te keer gaan,
maar dan zal Gods Geest ons wijsheid geven. Want de Geest is bij de schepping
eveneens betrokken, evenals Christus, Die ook Middelaar van de schepping
is.
Wij kunnen de wereld niet veranderen. We kunnen wel vanuit het geloof gestalte
geven aan de wet van God. Dat moeten we ons bewust worden. Een christen zal
alles willen doen tot de eer van God. En hij blijft persoonlijk
verantwoordelijk voor alles wat in het lichaam geschied is.
SGP 2010
Nadat ik mijn vorige aflevering had verzonden, werd kort daarop de uitspraak van de Hoge Raad openbaar. Eigenlijk had mijn artikel geschreven kunnen zijn na die uitspraak. Ik schreef namelijk over onze positie in het maatschappelijke leven van ons volk. Het belang van de zaak rond de SGP is groot. Dus wil ik er graag nader op ingaan.
Ernst van de zaak
Het is begrijpelijk
dat er reacties komen, die het betreuren dat het Reformatorisch volksdeel en de
SGP om deze zaak in het nieuws komt. Op de keper beschouwd vind ik dat ook. Er
zijn zaken die oneindig belangrijker zijn. Het gebeurt helaas meer dat onder
ons zaken van minder belang het beeld bepalen. We moesten dat niet willen en we
mogen dat niet nastreven. Er zijn er in onze flank die dat juist wel met verve
verdedigen: strijden voor splinterzaken.
Maar de werkelijkheid is, dat een belangrijk deel van de achterban desondanks
zo denkt. Zou het verstandig zijn als het hoofdbestuur van de SGP toch haar
standpunt zou wijzigen? Met het gevolg dat de partij uiteen valt? Sterker nog,
moeten wij ons op commando aansluiten bij het vrouwenstandpunt van ons volk en
onze eigen mensen tegen de haren instrijken? Het standpunt van de
vrouwenemancipatie, zoals dat leeft in Nederland, lijkt me beduidend meer aan
herziening toe dat het SGP-gevoelen. Stel u voor: de regering wil eigenlijk vrouwen
weghalen uit het gezin, liefst door 4 á 5 dagen te werken; het is een zaak van
opgelegde dwang; meisjes moeten gestimuleerd worden in de richting van
specifieke mannenberoepen; ze moeten meer studeren in de exacte vakken; wie
weigert wordt zwaar gepakt door de Belastingdienst; enz. enz. Het betekent
ondermijning van het gezin en een onbijbelse ontwikkeling. Voeg daarbij dat het
ook consequenties kan krijgen voor kerkelijke ambten. Wat me het meest stoort
is dat de overheid deze zaken (emancipatie van vrouwen en daaraan gekoppeld van
homo’s) afdwingt als een opgelegde dwang. Over discriminatie gesproken…. Als ik
dit alle overweeg, zeg ik: we moeten hieraan niet toegeven. Het is pure
afgoderij, het zijn de heilige huisjes van de moderne mens. Een nieuw soort
religie, de religie van de mens. Hiermee toon ik begrip voor hen die willen
vasthouden aan de huidige lijn binnen de SGP.
Laat het zo zijn dat de SGP hierin volgens sommigen wat te ver gaat, de
uitspraak van de hoge raad en het vrouwbeeld dat daaruit voortvloeit, gaat
oneindig veel verder. Laten we daar goed van doordrongen zijn.
Het bewuste vrouwbeeld onder ons en zeker in SGP-kringen is een andere dan dat
van de wereld. In de wereld moet een vrouw er zo uitzien: een spijkerbroek, een
mannenkapsel, klikkende laarzen, provocerende taal en vooral ook afstand nemen
van en neerkijken op de gezinstaak. Ik overdrijf opzettelijk iets, maar niet zo
heel veel. Zo zijn, of moet ik zeggen, zo waren vrouwen in onze kring niet. Ik
weet dat ook in onze regio’s vrouwen best een viooltje meespelen. Herinner ik
me niet een kerkenraad, waar ik voelde dat vrouwen op de achtergrond, hoewel
afwezig, toch meebeslisten over kerkelijke zaken? Er zijn gemeenten geweest
waar allerlei twisten vooral leefden in de kring van de vrouwen. Dus daarmee
ben ook ik bekend.
Maar als ik nu denk aan mijn eigen moeder, dan zou ik omreden van de
gesignaleerde maatschappelijke ontwikkeling dankbaar kunnen zijn dat ze dit
alles niet heeft meegemaakt. Ze zou zich absoluut vreemd gevoeld hebben. En wat
zou de reactie zijn van de Tweede Kamer, als er een John Knox zou zijn die deze
woorden voorlas: "Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigenen mannen
onderdanig; opdat ook, zo enigen den Woorde ongehoorzaam zijn, zij door den
wandel der vrouwen zonder Woord mogen gewonnen worden; Als zij zullen ingezien
hebben uw kuise wandel in vreze. Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk
is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen
aan te trekken; Maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk
versiersel van een zachtmoedige en stillen geest, die kostelijk is voor God
(vers 4). Want alzo versierden zichzelven eertijds ook de heilige vrouwen, die
op God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig” (1Petr.3:1-5). Trouwens,
ook onder ons zou er nog heel wat bijgeschaafd moeten worden als Petrus zou
opstaan.
Toch hebben deze woorden en andere de positie van de vrouw mede bepaald in
vroegere tijden. Ik denk weer aan mijn moeder: levend voor het gezin, altijd
thuis als je uit school kwam, voortdurend bezig, niet op de eerste rang
zittend, op een vanzelfsprekende manier de positie van "je vader” erkennend.
Toch noemde mijn vader haar zijn beste ouderling; en ik weet hoe ze hem ook op
een kordate manier wel kon wijzen op zijn ambtelijke zwakheden. En wie kon dat
nu beter dan zij? Hij was daar ook op geen enkele manier door gefrustreerd;
integendeel, hij behandelde haar met veel respect en liefde. Hoe kwam dat?
Omdat de vreze des Heeren die verhouding bepaalde. Is dat nu onder ons niet
meer zo? Er zullen zeker kringen zijn waar dat nog zo is. Maar de tijd is nu
eenmaal een andere en die tijdgeest vreet wel aan dit alles. Natuurlijk zijn er
gelukkig nog kringen waar de verhoudingen zo zijn; ik kan me dan voorstellen
dat de Hoge Raad voor zulke mensen niets anders betekent dat de "raad der
jongelingen”. Ik doel, zoals u begrijpt op de verkeerde raadgevers van
Rehabeam. Als ik soms foto’s zie van vrouwen uit Reformatorische kring die
leiding geven aan maatschappelijke organisaties, dan zijn dat heel andere
vrouwen dan Agnes Kant en Femke Halsema. Dat heeft te maken met hun werkelijke
"sieraad”.
Voortgang van de zaak
Ik zou hier nog graag
op doorgaan, maar ik moet concreet naar de SGP. Wat moet men nu? Ik hoor zeggen
dat de overheid aan zet is. Dat lijkt me de vraag. Van der Vlies heeft
uitgeroepen, als ik mij goed herinner: Verbied ons dan maar! Dat kan gebeuren.
Zal dat ook zo gaan? Natuurlijk niet; er zal vriendelijk overlegd worden. Maar
juist dan moet je nog meer oppassen.
Naar mijn oordeel is evengoed de partij aan zet. Het werd al duidelijk; mij
staat geen aanpassing voor ogen. In de onderwijswereld hebben we een voorbeeld.
De Refoscholen wezen voor enkele jaren een medezeggenschapsraad af, op
principiële gronden. Maar deze werd enkele jaren geleden verplicht gesteld.
Dus…… kwam er toen wel een MR. Ik heb er zelf ook aan meegewerkt. De VGS ook.
Hoewel ik goed begreep dat de mensen gelijk hadden die zeiden: laat het er maar
op aankomen. Dat zien we nu al. Er wordt al gepleit voor verplichte
toelating van kinderen uit onkerkelijke kring. Als dat gebeurt, is het
hek van de dam.
Ik weet, er zijn oplossingen zoals: wel het verbod opheffen, maar vervolgens
afspreken dat er geen vrouwen zich beschikbaar stellen. Of: bij wijze van uitzondering
wel een vrouw op de lijst, maar dan als uitzondering. Er zijn in het verleden,
ook in Bijbelse tijden, uitzonderingen geweest. Als er werkelijk
een Deborah of een "Anna Maria van Schuurman” onder ons is.
Wat zijn dan de gevolgen? Wel, dan kunnen we zeggen: verbied ons dan maar! Daar
zullen kerk en partij niet minder van worden. Nu al zijn er geluiden, die heel
positief zijn, ook zelfs buiten de partij. De SGP kan naar mijn idee rekenen op
meer stemmen dan kortgeleden. In ieder geval: Laat het erop aankomen! Maar
zonder meer doen wat Nebukadnezar zegt, was voor het drietal onmogelijk. Zo
liggen de zaken ten diepste nu ook.
U begrijpt dat ik ook vooral bedoel dat we de geestelijke achtergrond van dat
drietal nodig hebben. Ze wisten zich aan God verbonden en steunden op Zijn
Woord. Hun houding zou mij en ons moeilijk vallen. Maar die kant zal het
toch op moeten. We zullen toch, hoe dan ook, vastlopen in deze
maatschappij. Waarom dan nu toegegeven? Dat zou zwakheid zijn. Bedenk echter
wel: het kan alleen vanuit een persoonlijk geloof, vanuit de vreze des
Heeren.
Het blijft dan echter wel een spijtige zaak, dat een zodanige confrontatie om
dèze zaak gaat, zeker. Daarom zou ik persoonlijk meer denken aan een open
brief aan ons volk waarin de SGP klip en klaar aangeeft dat dit punt niet het
een en het al is, maar dat we niet buigen kunnen voor de goden van deze eeuw.
Deze zaak vraagt om een brede toelichting waarin de volle betekenis van Gods
Wet en Woord op alle terreinen in het licht gesteld wordt. De SGP verkeert in
de geweldige gelegenheid om, nu ze aller aandacht heeft, voor het forum van ons
volk en haar overheden, zich openbaar uit te spreken over haar wezenlijke
partijprogram. Die zaak is toch al aan de orde vanwege de a.s. verkiezingen.
Maar alleen dat program is nu niet genoeg. Verklaar u nader en stuur dat
beginselprogram als een ingezonden brief naar alle kranten en laat daarin
gehoord worden de gestalte van het geloof en de gehoorzaamheid aan de Heere;
ook het waarschuwen tegen de ontwikkelingen in ons volksleven. En dan zijn er
vele volkszonden die de aandacht vragen.
We kunnen dan en passant ook wijzen op de goden van deze tijd, zoals de sport:
er zijn bijna geen agenten meer voorradig om het voetballend publiek in toom te
houden. Soms vielen er doden. Wat wil een volk dat dictatoriale verplichtingen
oplegt waar niet om gevraagd wordt en dat alle begrip heeft voor deze
sportverdwazing? Trouwens, waarom spelen er geen vrouwen mee in de elftallen?
Moet de hoge Raad hier ook niet eens over nadenken? Het is discriminatie ten
top! U begrijpt mij hoop ik. Soms moet ik mijn tong afbijten en mijn pen
bijsnijden. Maar denkend aan mensen als Luther en Calvijn, aan Kohlbrugge en de
Cock moeten we de kern van deze taal wel spreken. Moge de Heere wijsheid geven
aan het Hoofdbestuur en moge Hij ons volk gedenken in Zijn rijke gunst.
U begrijpt, hoop ik, dat ik dit artikel niet heb geschreven als
partijpropaganda. Ik heb ook meermalen geschreven over de positie va de CU. IK
heb deze regels geschreven omdat ik er van overtuigd ben dat de zaak rond de
SGP ons allen bezig houdt.
MANIFEST 2010
Enkele weken geleden trof me een bericht waarin enkele personen, o.w. een predikant, de overheid opriepen om ook een onderzoek in te stellen naar de standpunten van de Protestantse kerken ten opzichte van homoseksualiteit. De achterliggende gedachte was dat kerken die niet loyaal zijn met het beleid van de overheid, ook onder een zekere vorm van tucht geplaatst moeten worden. Aanleiding was de kwestie rond de RK kerk in den Bosch, waar aanvankelijk homoseksuelen de communie geweigerd werd.
Zo’n oproep zet aan
tot denken. We beseffen met elkaar wel, dat het vroeg of laat zo zal worden: de
kerk mag geen afwijkende standpunten meer leren. De kerk mag slechts prediken
wat de overheid wil. De consequentie hiervan is dat kerkenraden die
homoseksuelen van het Avondmaal weren, voor de rechter zullen worden gedaagd.
Het kwam er in den Bosch feitelijk op neer dat de top van de PvdA (Ploumen)
wilde bepalen wat de bisschop van Rome mag doen en laten.
Nog een andere zaak die t.z.t. ook aan de orde kan komen is de positie van de
vrouw. Een vrouw moet tot de ambten toegelaten worden, niet op vermeende
Bijbelse gronden, maar vanwege maatschappelijke druk. Vrouwen moeten ook kunnen
meestemmen in allerlei kerkelijke zaken. Denk aan de SGP. Kerkelijke tuchtzaken
moeten open en bloot voor de overheid verantwoord worden. Dit in verband met de
misbruikaffaires die zich momenteel in de Roomse kerk voordoen.
Ik merk zijdelings op, dat het een blamage, een beschamende zaak is dat de kerk
op deze terreinen zo ernstig gefaald heeft. Daar moet inderdaad naar afdoende
maatregelen gezocht worden. Daar heeft de overheid zeker een taak. Maar of de
overheid en meer nog de Pers nu de instanties zijn, die deze zaken recht moeten
zetten om dus regelend op te treden in de kerken, is nog maar de vraag. De
vraag is niet makkelijk op te lossen. De overheid heeft zeker een taak inzake
alle vormen van onrecht die in de maatschappij en dus ook in de kerk plaats
vinden. Maar een overheid die terecht ach en wee roept als de kerk haar boekje
te buiten gaat, is niet geloofwaardig als ze van uur tot uur porno en grove
zedeloosheid tolereert en stimuleert op de buis en op internet. Dan worden volk
en overheden hypocriet. De R kerk moet zich zuiveren van alle vormen van
misbruik, maar een eerlijk overheidsbeleid zal dan ook de kraan van alle
stromen van wetteloosheid en zedeloosheid willen dichtdraaien, waardoor het
klimaat in Nederland vergiftigd wordt. In dat laatste geval mag dan ook de kerk
de overheid ter verantwoording roepen over het landsbelang. IK denk hierbij ook
aan allerlei vormen van bloedig geweld waarmee onze kinderen zich kunnen
vermaken en allerlei vormen van godslastering die frank en vrij patent hebben
in Nederland.
Er zullen nog meer onderwerpen te bedenken zijn, die door de overheid zullen
gaan bijgesteld worden in geestelijke zaken van prediking en pastoraat. Ik wijs
er ook op dat het verkiezingsprogram van D’66 pleit voor afschaffing van artikel
23 (vrijheid van onderwijs) en gedwongen acceptatie van homobeleid, vrije
abortus en verruiming van euthanasie. Dit zijn wensen op de verlanglijst
van alles wat links is. Het is dan ook onbegrijpelijk dat reformatorische
christenen eerder Cohen omhelzen dan Wilders. Voor ons staat vast dat beide
niet te verenigen zijn met het Woord en de wil van God, maar als men hier deze
keus maakt, getuigt dat van grote naïviteit.
Terug naar de
kernvraag: Mag de overheid zich mengen in een kerkelijk standpunt inzake de
homoseksualiteit? Dat zou betekenen dat de overheid gaat heersen over het Woord
van God. Of dat de overheid een bepaalde exegese van het Woord van God ijkt en
stempelt als het enige dat gelden mag. Dan zou de regering hetzelfde doen als
Wilders, die de Koran afschildert als een bedreiging van de democratie. Op
termijn zou dat de absolute doodsteek worden voor de gehele prediking van het
Woord Gods op alle terreinen van het leven. Hier speelt het verband
tussen de artikelen 1 en 23 van de grondwet. Zou de CGB of de zouden rechters
uitspraken doen in deze geest, dan is de kerk vogelvrij verklaard.
Er zijn gelukkig de laatste tijd ook rechterlijke uitspraken geweest waarin men
zich niet wilde mengen in zaken van religie en kerk.
Maar er is nog iets.
Ik heb het tot nu gehad over inmenging van overheden in kerkelijke zaken. Er is
echter ook een pad van de kerk naar de overheid. Met recht zou gesteld kunnen
worden dat de kerk een roeping heeft om de overheid te wijzen op verkeerde
ontwikkelingen in ethische zaken. Wat betreft het thema van de homoseksualiteit
is er iets heel bijzonders aan de hand. Het wordt vereist dat ieder, ook de
kerk, moet instemmen met de visie van de overheid inzake het homobeleid. Op
andere terreinen geldt dat (nog) niet, maar inzake homofilie scheert de
wetgeving ieder over één kam. We moeten bij wet denken dat homoseksualiteit
gepraktiseerd mag en moet worden. Daarover anders denken betekent
discriminerend optreden en dat straft de overheid.
De wetgeving en helaas ook de publieke opinie zijn hierin volkomen
doorgeschoten en dus de weg kwijt geraakt. Homo’s krijgen soms voorrang als het
gaat over sollicitaties. Scholen mogen de Bijbelse lijn niet aanhouden als er
homoseksuele sollicitanten zich melden. Kerken mogen hier niet spreken van
zonde. Het is voor u en mij duidelijk dat het hier gaat om een heilige koe, een
heilig huisje van Nederland. Er zijn er meer te noemen. Het is de oude vorm van
afgoderij; christenen moesten in het Romeinse rijk wierook offeren op het
altaar van de keizer. Dit blijkt ook als we erop letten dat het COC ten allen
tijde naar de ogen wordt gezien, terwijl Refoanders als een onbegaanbare weg
wordt afgewezen. Plasterk is hiervan het boegbeeld. Het is niet te begrijpen
hoe CDA en CU hem hierin niet ter verantwoording hebben geroepen.
Zou de overheid zich neutraal opstellen in deze zaken, dan was dat haar goed
recht. Maar de regering dwingt acceptatie van een leefwijze die afwijkt van het
"natuurlijk gebruik” (Rom.1:26) af en wil wierook doen plengen op het altaar
van de tijdgeest en de afgoden dezer eeuw. En hier doet zich de vraag voor of
de kerk zwijgen mag……
Hoe zullen de zaken
zich ontwikkelen? We wachten af hoe het gaan zal. Is dat afwachten een goede
zaak? Vroeg of laat zal het gebeuren dat een kerkenraad voor de rechter komt te
staan en laten we de broeders dan alleen staan, zonder als kerk een massale
bijval te betuigen? We moeten ons op deze processen voorbereiden. Er is ook een
ander scenario mogelijk. Het is ook mogelijk dat de kerken samen een manifest
opstellen richting de overheid inzake haar eerlijke en Bijbelse denken over het
onderhavige onderwerp. Er is sprake van een platform dat opgericht gaat worden;
dit onderwerp zou op de agenda daarvan kunnen gezet worden.
We dienen op die manier twee doelstellingen. In de eerste plaats kunnen we als
kerken gezamenlijk elkaar helpen om allerlei maatschappelijke ontwikkelingen
Bijbels te belichten. Het heeft dan een binnenwaartsgerichte functie. Scholen
en kerken en maatschappelijke instellingen zullen er dankbaar voor zijn.
Momenteel is de VGS bezig om deze zaken te belichten voor het onderwijs.
In de tweede plaats geeft de kerk gevolg aan haar roeping om roepende zonden in
het maatschappelijke leven tegen te gaan. Velen, vaak buiten de kerk, hebben
aangegeven dat de kerk uit haar beslotenheid moet treden. Ze moet opkomen voor
de rechten van Gods wet in het publieke domein. Hier is een goede aanleiding
daartoe.
In een dergelijk manifest moet duidelijk gemaakt worden dat we de homoseksuele
mens volledig accepteren en hem op geen enkele manier willen discrimineren of
manipuleren. We kunnen dat doen in de geest waarin Refoanders opereert.
Aanvaarding van de homoseksuele mens, maar afwijzing van de praxis. Gods Woord
eerlijk naspreken, ook op dit onderdeel. En dat moet dan ook geheel en al op
grond van Gods Woord gesteld worden. Dat is de enige onderbouwing. Het is de
vraag of overheidsinstanties het goed recht daarvan zullen blijven erkennen
(men heeft dat tot nu toe altijd wel gedaan). Zou men dat loslaten dan zou de
kerk op alle terreinen het ergste te vrezen hebben. Maar dat is uiteindelijk
een zaak van gebed. Dat maakt ons minder afhankelijk van de overheden dan van
God, de hoogste Rechter. Het gaat om Zijn eer en Zijn wet, waarvan we toch
geloven dat het doen daarvan alle mensen betaamt. We zullen ook helder en
krachtig over de dingen moeten spreken, onbevreesd, recht en slecht.
Of wachten we af tot er weer mensen uit onze kringen in moeilijkheden komen die
het dan maar weer alleen moeten zien te klaren?
Nadat ik dit artikel had geschreven, las ik een bericht in het RD: "Britse
kerkleiders hebben met het oog op de verkiezingen op 6 mei politici opgeroepen
het recht van christenen te respecteren om christelijke opvattingen uit te
dragen en te handelen overeenkomstig hun geweten. De staat moet afblijven van
de godsdienstvrijheid en vrijheid van geweten, aldus de verklaring, niet alleen
ten opzichte van individuen, maar ook ten opzichte van christelijke
organisaties”.
Men wil bijvoorbeeld opkomen voor het huwelijk als de enige vorm van seksueel
samenleven.
Kan dat ook in Nederland? Of springt het af op splinters in de verschillende
zienswijzen? Dat zou toch niet mogen? Kerkelijk zal het niet georganiseerd
kunnen worden, maar een particulier initiatief of een actie van een
maatschappelijke organisatie is mogelijk. Of misschien een idee voor een
Nationale Synode? De kerk moet ontwaken en niet alle initiatieven laten aan de
overheid, totdat…..
Wat sprak Luther toen hij in Worms voor de leiders van de wereld stond? Waarom
beriep Paulus zich op de keizer? Gij, zo sprak Christus, zijt het zout der
aarde!
MEXICO 2010
In de golf van Mexico voltrekt zich een ramp van ongekende omvang. Is er een lijn te trekken naar wat we lezen in Openbaringen 16 over het water van de zee dat in bloed veranderde, zodat alle levende wezens werden gedood (vers 2), als een gevolg van de engel, die zijn fiool uitgoot over de zee?
Een gigantisch groot
gebied met olie besmeurd, met de gruwelijkste gevolgen voor vissen en vogels.
In het laatste Bijbelboek, maar bijvoorbeeld ook in Jezus’ rede over de laatste
dingen, wordt gemeld dat de omvang en de ernst van allerlei rampen zal toenemen
in de eindtijd. We zien daar in deze dagen talloos veel voorbeelden van. We
kunnen menen dat er altijd rampen geweest zijn en dat is waar. Maar er is
sprake van een ontwikkeling en een toespitsing van de oordelen Gods
tegelijk met de voortschrijding van de tijden.
Wij hebben in onze eeuwen te maken met rampspoed die onze voorouders nooit
gekend hebben. Een vliegtuigcrash als in Tripoli leidt tot een enorme zee van
ellende en tragiek. Daar wist men tweehonderd jaar geleden niet van. Het
gebeurde niet want er waren geen vliegtuigen. Er zijn rampen die bij het gewone
natuurlijke leven van alle tijden behoren. Wij hebben echter te maken met
allerlei verhevigde catastrofen, die door de mens zelf en zijn machtsstreven
zijn veroorzaakt.
Als de mens hoger klimt op de ladder van de techniek, heeft dat tot gevolg dat
hij dieper kan vallen. Deze olieramp is daarvan een goed voorbeeld. Een
olieveld, aangeboord op anderhalve kilometer diepte, stort zich nu uit in de
zee. Olie is een product dat we allemaal gebruiken. Het moderne verkeer zuigt
de schatten van de bodem uit. Waren er nooit auto’s gekomen, dan was dit
nooit gebeurd. Het is daarom wel naïef van Obama om BP te verwijten, dat zij de
oorzaak zijn. De oorzaak is hij zelf ook en wij allen met hem. We moeten eens
doordenken op die lijn over het verband dat er bestaat tussen onze uitbaterij
en manipulatie van de schepping en de gevolgen daarvan.
Uitvinders
Tubal-Kaïn was de
eerste smid en uit die smederij is daarna de hele stroom van techniek
voortgekomen, die zich verder blijft ontwikkelen, totdat het eindpunt, dat
gegelijk de totale ondergang van de wereld betekent, wordt bereikt. Vroeger
werden de oorlogen gevoerd met pijl en boog. De ene ridder bestreed een
nabijgelegen kasteel van een vijand. Door de techniek is de oorlog in deze tijd
computergestuurd. Dat heeft ongekende gevolgen. Een tank is een computer. Dat
is pas dodelijke precisie. Wie er wel eens iets van leest, begrijpt dat we hier
kunnen spreken van demonische moordzucht. Raketten ter land en ter zee zoeken
met microscopische nauwkeurigheid het doel dat vernietigd met worden. Vroeger
wierpen de soldaten een tonnetje brandende pek over een stadsmuur. Nu gebruiken
we atoombommen. Wie iets ziet van wat gebeurde in Hiroshima, begrijpt dat de
toren van Babel hier toch weer een stuk hoger lijkt gekomen te zijn. Technische
"vooruitgang”?
Tubal-Kaïn had echter nog een broer, namelijk Jubal. Deze werd de uitvinder van
harpen en orgels. Een heel mooie, maar ook een sterk verhullende aanduiding.
Maar deze nog primitieve muziek is aangezwollen tot de vele decibels, die nu
bereikt worden op een modern rockfestival, waar drank en drugs, zelfmoord en
waanzin, seks en uitspattingen zich voordoen. Er vloeit bloed, er gaan
huwelijken stuk, wetteloosheid breekt zich baan, verkeersongelukken zijn het
gevolg, de hele maatschappij wordt ontwricht. U begrijpt waar ik terecht kom.
Heel veel moderne ellende is door ons zelf veroorzaakt. De Heere slaat ons met
onze eigen hoogmoed. We willen nog steeds de toren van Babel bouwen.
Ik heb er in mijn loopbaan veel over nagedacht dat er zoveel leed is, dat boven
het natuurlijke leven uitstijgt. Als een vrouw weduwe wordt, is dat een
natuurlijke zaak. Dat is er altijd geweest. Als een vrouw in een scheiding
terecht komt, doordat haar man met een ander thuiskomt, is dat een gevolg van
onze cultuur, van onze zelfverheffing om het leven uit te buiten en eruit te
halen wat erin zit. Dat gaat een spa dieper en slaat harder toe. En dat soort
voorbeelden zijn er zoveel. In de techniek en in de samenleving. Als ouders een
kind door de dood verliezen, is dat een vreselijk gebeuren. Maar als ouders hun
kinderen verliezen omdat zij zich radicaal afkeren van hun opvoeding en van hun
ouders zelf, is dat weer een vorm van ellende van een geheel andere orde; en
soms kan dat nog erger zijn.
Als het manipuleren met de verborgenheden van de schepping doorgaat (en
natuurlijk gaat dat door), dan krijgen we weer te maken met nieuwe en nog veel
zwaardere vormen van moeiten. Denk aan de plannen die in de laboratoria van
allerlei onderzoekcentra klaar liggen. De mens moet als God worden en hij moet
zelf God worden!
Dat is de vloek van de zelfverheffing. Is uitvinden verkeerd en mag de mens
geen muziek maken? Waren de zonen van Lamech verkeerd bezig? In zekere zin
niet, want de Heere gaf het bevel de aarde te onderwerpen. Maar een mens zonder
God en zonder genade bedoelt altijd zichzelf daarmee. Het is en blijft een
toren van Babel. Er zijn ook veel kerktorens gebouwd en die hadden de bedoeling
om naar boven, naar de hemel te wijzen. Maar de toren van Babel wijst naar
beneden, naar de dwaas die in zijn hart zegt dat er geen God is.
Elke vooruitgang die een mens zonder God boekt, is alleen maar achteruitgang.
Pas dat nu eens toe op enkele dierbaarheden van ons, mensen. Neem eens de auto.
Een geweldige uitvinding. Geen wonder dat met name soms jongeren probleemrijders
zijn en ongelukken veroorzaken, want hun auto is een pracht stuk speelgoed.
Maar wij hebben ook een auto. Wij doen er dus ook aan mee. Ja, wij zitten zo
ingekapseld in onze tijd, dat we ons er feitelijk niet aan kunnen
onttrekken.
Uitbuiters
Het is zeker mogelijk
dat we er een redelijk gebruik van maken, maar doen we dat echt? Mexico
presenteert ons de rekening. God komt met die rekening. Het hele verkeer is
volkomen uit de hand gelopen. Waarom moet een aannemer uit Noord Holland met
zijn vele werknemers gaan werken in Maastricht? Dat is nergens voor nodig. Het
verkeerd zou tot een zeer aanvaardbaar minimum teruggebracht kunnen worden, als
we redelijke gebruikers zouden zijn. Waarom trekt een voorganger van Noord naar
Zuid en omgekeerd? Dat zou ook niet nodig moeten zijn. We zien het ‘s zondags
ook rondom de kerken. Zelfverheffing, misbruik van Gods gaven zit ons allen in
het bloed. De zonde zit tot in onze kleinen tenen toe. Het hele moderne leven
is er vol van. De meeste vliegtuigen konden aan de grond blijven, als we een
redelijk gebruik van de luchtvaart zouden maken. Is reizen dus verkeerd? Nee,
want Spurgeon reisde ook al naar Italië en Luther ging ook naar Rome en Abraham
trok zelfs op Gods bevel naar Kanaän. Maar de moderne techniek, de expansiedrift
van ons, mensen, kent geen grenzen.
De auto, de wasmachine, de radio, de TV, Internet, het zijn allemaal
vervuilers, die zowel de natuur als de mensheid zelf aantasten. We vormen één
geheel met dat streven. Ons eigen hart is de grootste vervuiler. Ook al
trachten we alles te doen uit het geloof. Het gehele leven is vervlochten met
de aders der zonde, die overal aanwezig zijn. Het geldt van de bonen in de
supermarkt, die uit Egypte moeten komen, want we willen altijd bonen eten en
niet alleen op die tijden waarop de natuur ons deze aanbiedt. Het geldt van de
technische producten uit China die met mammoetschepen tegelijk worden ingevoerd
om de technische honger van de moderne mens te verzadigen en we begrijpen niet
dat technisch, economisch en maatschappelijk het gehele leven ontwricht
wordt.
Jorkwerd is een dorp, dat deze dingen onderstreept. Maar dat doet elk dorp. In
de eeuw van mijn vader waren de mensen niet gejaagd bezig; zeker, ze moesten
hard werken, harder dan wij, maar ze werden minder overspannen. Dat ging
gebeuren toen we het makkelijker kregen. Meer gejaagd ondanks meer vrije tijd,
om het vlees te kunnen strelen. Begrijpt u mij wel, dat ik allerlei dingen
hiermee niet wil en kan veroordelen. Maar ik spreekt over de uiteindelijke
resultaten van ons menselijke streven. En dat blijft Babel, en niet Jeruzalem!
De zonde heeft zich als een kanker in ons leven, in ons moderne leven
ingevreten. Meer dan ooit zien wij dat de duivel de overste dezer wereld is,
die ook in de tempel als een god zit en die wordt aangebeden. We zijn in dat
proces van opstand tegen God allen betrokken. Op wegen die we nauwelijks zelf
doorzien. Alleen die mens, die als een mens Gods de dingen gebruikt, met
dankzegging deze nemend en alles heiligend door het Woord en door het gebed (1
Tim.4:4,5). Maar dat vraagt onderscheid der geesten. Dat heeft dan ook alles te
maken met autorijden en computergebruik. Ook deze zaken, het gebruiken van
media en techniek, moeten we gebruiken en niet misbruiken (1 Cor.7:31). Vanuit
het besef dat de tijd voorts kort is.
Zo is Mexico ook òns probleem. Horen we daarin het zuchten van de schepping
(Rom.8:19-22), die we zelf hebben meegesleept in onze diepe val? Gelukkig de
mens, die leert meezuchten omdat hij de eerstelingen des Geestes heeft mogen ontvangen
en nog rijker dat de Geest Zelf bidt voor Zijn kerk en Gods wereld, want zonder
dat alles zou deze vervuiling de grote ondergang van alles betekenen.
VERKIEZINGEN 2010
De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen hebben ons allen diep teleurgesteld. Daarover is genoeg geschreven. Welke lering trekken wij hieruit? Dat is een belangrijkere vraag. Is het verval te stuiten? Wat is de torkomst van ons land en van de kerk des Heeren? Dat zijn heel wezenlijke vragen. Ik trek enkele lijnen.
afval
Allereerst was er het
vertrek van Balkenende. Hij heeft in deze dagen, maar niet minder gedurende
zijn hele ambtsperiode, ongekend veel kritiek, laster en smaad over zich heen
gekregen. Al heb ik hem nooit gestemd, we kunnen er wat betreft een premier
alleen maar op achteruit gaan. Balkenende was geen pricipiële christen, zoals
wij dat voorstaan.
Hij had echter wel een zeker invoelvermogen voor geestelijke zaken. Had hij
beter gedaan om eerder af te treden? Moet een integer en goedbedoelend mens
wijken voor lage en lafhartige kritiek? Dat is maar zeer de vraag. Was het
beter geweest als het CDA met een ander als partijleider zich had kunnen
handhaven? Op de keper beschouwd eigenlijk niet. De huidige afloop kan veel
goeds betekenen, namelijk als we zouden ontwaken, als we de les zouden mogen
leren. Ik kan dus niet nalaten respect te vragen en uit te spreken voor zijn
optreden, ook al verschil ik in veel opzichten met zijn opvattingen.
Wat ernstiger is, is het feit, dat deze uitslag duidelijk gemaakt heeft dat het
christelijke beginsel sneller krimpt dat we hadden gedacht. Velen hebben de
uitslag gevoeld als een overrompelende zaak, die onverwachts en hard
aangekwam.
Het heeft ons zeker allenmaal verrast. Je hoopt altijd nog op een wonder (?),
of in ieder geval op een meevaller. Dat laatste is een naar woord voor deze
zaak, maar het vertolkt misschien wel de situatie.
Hadden we het niet kunnen weten? Heeft de kerk een verkiezingsuitslag nodig om
de stand van zaken te beseffen? Hebben we zelf als kerk niet onze eigen
thermometers, die ons al lang tevoren vertelden dat het niet koud en niet heet
is? Daaruit blijkt eigenlijk al onze eigen grote nood, zowel van de staat
alsook vooral van de kerk en het Christelijke deel der natie. Ik merk om me
heen, dat steeds meer mensen zien dat het niet goed gaat met land en kerk. Maar
er zijn er nog teveel die zeggen dat het nog meevalt. Want je zegt toch niet
graag dat het niet goed gaat met de kerk? Daar hebben de profeten nooit enige
sympathie mee behaald. Men vond dat Jeremia in zijn dagen het algemeen belang
tegenwerkte. En Micha profeteert altijd kwaad over mij, zo zei Achab; en dat
lag natuurlijk aan Micha en niet aan hem. Een zaak van groot gewicht, toen en
nu.
Ik kan me heel goed indenken dat Jeremia het maar moeilijk had met zijn
onheilsprofetie. Heeft het enige zin om een naderend onweer aan te kondigen?
Zouden onze jonge mensen daar niet moedeloos van worden? Ontneemt het ons niet
alle verwachting? Worden we niet nodeloos ongerust? Het komt over als een
ongeloofsprofetie en niet als een onheilsprofetie. Je hebt geen geloof, zo
meent men, als je spreekt over de donkere wolken.
Ik volg op afstand, als tijdelijke lezer van het Fries Dagblad, de afstoting
van die vier kerken in Leeuwarden. Een kleine groep verzet zich daartegen. Men
heeft emotionele banden met dat gebouw. Men vecht met leeuwenmoed tegen de
stroom in. Maar het is een onmogelijkheid; een mens kan wel vechten tegen de
wind, maar het haalt natuurlijk niets uit. De wind des Geestes blaast waarheen
Hij wil en de wind van allerlei dwaalleer laat zich niet evenmin makkelijk
tegenhouden.
hoop
Zo lijkt het. Maar
zo’n redenering is doemdenken van de bovenste plank. God leeft nog en er is nog
hoop, zo kunnen we zeggen tegen hen die met Ezra verbaasd en bedroefd neerzitten
vanwege de stroom van ontrouw en verlating. Christus heeft Zijn belofte niet
tevergeefs gegeven en de Heilige Geest wijkt nimmermeer. De vraag of er nog
hoop voor de kerk is, moeten we positief beantwoorden. We mogen en willen niet
zonder meer bij de pakken neerzitten. We mogen niet met Jona onder een afdak
zitten om gerust het oordeel over Nineve af te wachten, evenmin als we in de
zware stormen gerust mogen slapen in het zinkende schip.
Nee, we moeten als de meerdere Jona wenen over de nood en het ongeloof van de
kerk. En dat is het nu juist, dat echte wenen zoals Hij weende, mis ik en
missen wij. Hij heeft met tranen moeten zeggen: "Nu is het verborgen voor
uw ogen”.
Er is wel hoop, maar alleen als we dat gaan bekennen ("Och, of ge nog
bekende…..!”). Als we met Hem gaan meewenen. Maar ik vrees dat velen hopen
zonder tranen. Zonder bekering. Wij met elkaar hebben de Heere verlaten. Hoe is
het allemaal zover gekomen? We zoeken overal naar de oorzaak, maar het meest
heilzame middel is het zelfonderzoek. Als u, als ik zelf tot werkelijke
verbreking zou komen, dan zou er een begin zijn van opleving voor de kerk. Het
moet bij mij en bij u beginnen.
We verschillen dus niet over de vraag of er nog wel hoop is en of de Heere wel
leeft, maar we verschillen over de weg waarin die hoop werkelijkheid wordt. En
als ik denk over bekering in Nederland, lijkt dat menselijk een volkomen onmogelijke
zaak. Dan is er weer een Luther of een Johannes de Doper nodig. Liever nog: dan
hebben we de Heilige Geest nodig.
En als dat niet gebeurt, dan zijn de tranen van de Heere Jezus de voortekenen
van onze tranen, die we schreien zullen als het water stijgt tot de lippen. Dit
kan alleen van Boven komen. De kuikens lopen allemaal naar de uitgebreide
vleugels toe, maar doen wij dat? De Joden deden het in ieder geval niet.
Zeker, er zijn mensen die dat wel mogen doen en er zijn ook jongeren die
worstelen met deze zaak en er zullen kinderen Gods zijn die de nood voelen.
Maar we moeten wel eerlijk zeggen dat er een deksel over ligt.
Moeten we allen niet eerlijk erkennen dat we deze zaken wel uitspreken, maar
dat we er zo weinig van voelen? Dat maakt de zaak nog ernstiger
Dus denk ik, dat het hoogtijd wordt voor Nederland dat we wakker worden. Dat
zegt ons de politieke afkalving van het Christendom en de vele kerkelijke en
geestelijke alarmbellen hebben het ons al veel eerder verteld. Als de sirene’s
de eerste maandag van de maand hun naargeestig gehuil laten horen, weten we
toch al dat het allemaal schijn is. Het is geen echt alarm.
Ieder mens wil hopen, maar hij wil te snel en te vlot hopen. Er is wel hoop,
meer dan we denken, maar in de weg van Gods Geest. Ds. van der Vlies heeft eens
gezegd dat we een bidder te vroeg van zijn knieën laten opstaan. Dat betekent:
we zeggen te vroeg dat er vrede is en geen gevaar.
Dat wordt ook nog duidelijk als we naar de uitslagen van de verkiezingen
kijken. De beide partijen met de C zijn voor mij niet gelijk, hoewel beide
verloren hebben. Ik heb in deze rubriek meermalen gesproken over de
regeringsdeelname van de CU. Er zijn tijden geweest dat ik enige verwachting
koesterde. Maar de laatste tijden namen algemeen de vruchten daarvan af. Men
moest te veel water bij de wijn doen om te kunnen doorgaan. Voor het CDA was
die vraag eigenlijk al een achterhaalde zaak, al waren en zijn daar ook echte
christenen die wisten dat het niet goed ging.
Alleen de SGP ging redelijk vooruit. De derde man op de lijst was voor 2/3 al
gekozen, maar dat was helaas te weinig. Ik zeg dit niet omdat bij de SGP de
Bijbelse waarden nog veilig zijn. Dat zou hoogmoed zijn. Maar men zoekt
nietvoor alles de deelname, maar men zoekt ook kracht in het getuigenis. Dan
houden we de handen tenminste vrij. En verder heeft de SGP en hebben alle
Reformatorische christene evenzeer behoefte aan de waarachtige bekering. Maar
het besef van die bekering leeft onder hen meer dan onder andere christenen, zo
hoop ik.
De gang van zaken zegt ons, dat de twee getuigen uit Openbaringen 11 een
Goddelijke roeping hebben. Ze waren met zakken bekleed.
Deze twee zullen profeteren (vers 3). Leest u maar eens welk een macht het
echte getuigen van deze twee heeft. Alhoewel hun dode lichamen echter, als het
einde nadert, op de straten liggen van de grote stad. Maar hun lichamen zullen
levend worden (vers 11). Dit is de weg van het Christelijk en profetisch
getuigen. Is dit de situatie van ons als kerken in deze tijd? Het hoofdstuk
begint met de uitsluiting van de voorhof van tempel en kerk. Alleen het
binnenste heiligdom houdt stand.
Deze getuigen stonden niet alleen op de preekstoel, maar ze profeteerden ook op
de straten der stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom, "alwaar ook onze
Heere gekruisigd is”. Dat is de echte roeping van de kerk.
In de weg van dat kruis en van die getuigende profetie alleen ligt de enige
hoop!
ZELFKRITIEK? 2010
Kerkverlating en geloofsafval horen bij onze tijd. De litteratuur van onze dagen vertoont daarvan de sporen. In dagbladen komen we er regelmatig mee in aanraking. Enkele weken geleden was dat het geval in een boekbespreking over Franca Treur, die beschrijft hoe ze als klein meisje al vervreemding voelde ten opzichte van haar opvoeding. Een dag daarvoor was er een verslag van een gesprek met de CDA-er Schinkelshoek, die vertelt hoe hij weggroeide van het milieu van de Gereformeerde Gezindte.
In Nederland
"Franca Treur is
geen nieuwe Maarten ’t Hart, zeker niet”, aldus Enny de Bruijn in het RD van 4
november 2009. „Ze hoort bij een volgende generatie auteurs die met mildheid
naar de eigen bevindelijke achtergrond kijken wil. Maar daar hoort wél de
nodige vervreemding bij, een vervreemding die heel subtiel in de formuleringen
sluipt.”
Maarten ’t Hart s bekend geworden door zijn uiterst kritische weergave van het
Gereformeerde leven in zijn geboorteplaats Maassluis. Zijn denktrant en zijn
manier van schrijven willen een fel protest zijn tegen de sfeer van zijn
opvoeding. Hij doet het schokkend en ontmaskerend, verbeten en verbind door een
bijna hartstochtelijke en haatuitstralende afkeer. Misschien hebben zijn boeken
onbewust sterk bijgedragen aan het verval van de Gereformeerde kerken, waaruit
hij voortkwam.
In de beide artikelen die ik zoëven noemde, komen deels dezelfde motieven aan
de orde die ook bij ’t Hart te vinden zijn. Ik noem er twee: hoe kan een God van
liefde mensen laten sterven, terwijl deze niet gemist kunnen worden? Wat is de
zin van allerlei uiterlijke plichtplegingen die wij er op nahouden?
Uiterlijkheden, waarin naar de mening van de schrijvers de kern der dingen
ontbreekt.
Het is allereerst opmerkelijk dat kerkverlaters blijkbaar niet klaar zijn
met hun achtergronden en daarbij is het eveneens bijzonder dat er velen zijn
binnen de kerken die daarvoor een zekere interesse tonen. Kan dit te maken
hebben met onzekerheden die ook in hun en in ons leven spelen, vraagtekens
achter leer en leven zoals deze binnen onze gezindte gevonden worden? Voelen we
een zekere verbondenheid met het gedachtegoed van hen die braken met de Heere
en Zijn dienst?
Natuurlijk worstelen wij allen, de een meer dan de ander, met de vele moderne
vragen die gesteld worden aan de Bijbel en het geloof. Dat kan, in omgekeerde
richting, ook voortkomen uit het feit, dat zovelen om ons heen omvallen. Waarom
blijven wij nog staan? Wat zegt de kerk mij (nog)? Er klinken zoveel kritische
geluiden naar de kerk toe, dat ook wij op de tocht lijken te staan.
Dit beeld van de
wegstervende kerk van Nederland is wereldwijd gesproken, niet algemeen voor
alle landen en volkeren. Het behoort vooral bij de West-Europese wereld en dan
nog met name in versterkte mate bij de Nederlandse bevolking. Waarom juist in
Nederland zoveel verzet tegen de kerk, zo kunnen we ons afvragen. Misschien
komt dat omdat juist in Nederland de kerk zo’n grote plaats heeft ingenomen.
Alsook omdat in Nederland het Gereformeerde leven nog op kleine schaal sprekend
aanwezig is. Iedere Nederlander weet wat Staphorst betekent en iedereen weet
van de twee grote nieuwe kerken in Barneveld. Beide genoemde plaatsen staan in
ons land model voor een beschimmeld kerkelijke sfeertje, waar men geen weet
heeft van de moderne tijden. Wat natuurlijk helemaal niet zo is. Staphorst is
een dorp waar mensen nadenken over de economie en waar men werk maakt van
maatschappelijke processen en waar gewoon geleefd wordt; waar men daarbij ook
nog in kerkelijk opzicht een grote plaats geeft aan kerk en godsdienst.
Het is natuurlijk ondenkbaar, maar de vacantiefolders konden beter reclame
maken met Staphorst en Opheusden, dan met Amsterdam.
De aanwezigheid van groepen mensen en kerken, die het in onze tijd nog wagen te
leven uit een ander beginsel dan de kerkafbrekende en nihilistische zienswijzen
van de massa, roept op tot fel verzet. Er wordt in onze tijd nogal eens gezegd
dat de kerk getuigend in de maatschappij moet staan, maar ik denk dat de kerk dat
al doet door haar aanwezigheid en door haar niet leven naar de geest der eeuw.
Ik zeg niet dat dat genoeg is, maar het is in ieder geval een feit. Een
kerkmens is op zich is in deze tijd al een getuigenis. Als de kerk in de
Zuilense wijk van Utrecht aanging, stonden de buurtbewoners op een mooie
zomerdag over de leuningen van de gaanderijen gebogen om te kijken naar dat
vreemde volkje, dat naar de kerk ging. Dat zagen ze in de stad nergens meer. De
gemeente was ook in uiterlijke zin gekleed in een eigen stijl.
De kerkganger van vandaag roept stilzwijgend de mens van nu ter verantwoording
en herinnert die mens aan zijn eigen verleden, waarvan hij zelf inmiddels
afstand genomen heeft. Het is dus zo, dat onze maatschappij in sterke mate
geconfronteerd wordt met de aanwezigheid van de kerk, ook bijvoorbeeld door
deelname van de CU aan de regering, en door het kerkvolk, dat zich in kleding
en gebruiken manifesteert op de straten van stad en dorp, op de markt en in het
publieke domein. Dat roept vragen op, het roept ook irritatie op. Dat moet ook
zo zijn, want Petrus zegt niet voor niets dat we altijd bereid moeten zijn tot
verantwoording aan een ieder die ons rekenschap afeist van de hoop die in ons
is. We moeten door onze houding, door onze aanwezigheid, door onze afzijdigheid
van bepaalde volksvermaken en afgoderijen getuigenis afleggen van de
christelijke hoop. Onze houding moet de wereldling zo intrigeren, dat hij ons
de vraag stelt wat er nu eigenlijk met ons aan de hand is, want hij begrijpt
die houding niet.
Voorzover dat geldt van de wereld buiten ons, is dat een normaal verschijnsel.
Men houdt zich vreemd als we niet meelopen "tot dezelfde uitgieting der
overdadigheid” (1 Petr.4:4).
Zo wordt de kerk van buitenaf onder vuur genomen in De Telegraaf, in Elsevier,
in de Tweede Kamer, in de wetgeving.
Het felle en groeiende verzet tegen de christelijke gemeente in ons land heeft
dus zeker wel een oorzaak.
Onze eigen gezindte wordt daardoor aan het denken gezet. Een gevolg daarvan is
het initiatief om te werken aan de verdediging van het Christelijke geloof. We
noemen dit apologetiek. Een bezigheid, die de kerk tijdens de vervolging in het
Romeinse rijk ook ijverig ter hand nam. Ik las laatste nog eens over die
periode en het viel me op dat er parallellen lopen met onze dagen. De
christenen moesten offeren voor het beeld van de Romeinse keizer; ze moesten
meedoen en hun anders zijn afleggen. Er werden allerlei misstanden binnen de
kerk aan de kaak gesteld en zodoende groeide de weerstand tegen de kerk. Zulke
ontwikkelingen kunnen zo maar overslaan naar onze tijd. We zien er al de
tekenen van.
In de wereld
Zo is de situatie in
Nederland. Zo is het echter lang niet overal. In Amerika zien we een
tegenovergestelde trend zichtbaar worden. Er verschenen daar de laatste tijd
meerdere boeken die vertellen hoe jongeren, na een aanvankelijk negatieve kijk
op hun verleden, toch later weer met des te meer overtuiging terugkeerden naar
de strakke kerkelijke vormen van hun kinderjaren. Het gaat dan over de
Amish-cultuur. Daar mogen jongelui gedurende de groei naar volwassenheid de
wereld intrekken om zelf te beslissen of ze Amish willen blijven of niet. Het
is dan opvallend, dat meerderen vrijwillig terugkeren naar hun oude wortels. Ik
weet niet of we hier te maken hebben met een breed gedragen verschijnsel, maar
ik heb toch kort na elkaar twee boeken hierover onder de aandacht gekregen. Een
weldaad als jongeren zo spreken over hun afkomst!
Nu moet u weten dat de Amish een massief stelsel van regels en wetten hebben.
Geloofsbevinding, zoals wij daarover spreken, komen we in hun levensstijl
nauwelijks tegen. Wel strenge en strakke geestelijke regels. Er zijn echter ook
sterke sociale bindingen onderling te vinden. Ondanks die regels zoeken jonge
mensen het bij hun opvoeding en niet in de wereld.
Het zou belangrijk zijn een studie op te zetten naar de verschillen tussen deze
Amish-kolonies in Amerika en onze bevindelijke kringen, die toch ook in een
zeker isolement leven. Belangrijke vraag: Hoe komt het dan dat onder ons zoveel
mensen zich afkeren van de kerk, juist vanwege al die regels en wetten?
Heeft het ermee te maken dat Amish-groepen de techniek weren? Geen telefoon,
geen auto, geen tractor, geen TV? Men leeft bij wijze van spreken als Abraham
in zijn tijd. De jacht van het moderne leven is afwezig. Dat trekt misschien
jongeren toch aan. Hebben wij op de bodem van ons hart er soms ook geen heimwee
naar?
Ondanks de wet en de geboden zijn we volkomen aangepast aan de techniek van
deze tijd. Er ontstaat een kloof tussen onze wortels in het Woord en die in de
moderne tijd. Ik heb er al eens op gewezen dat we door de techniek op
zich (!) en door de "vruchten” van het moderne leven (media, muziek, TV,
Internet) innerlijk vervreemd zijn van het leven naar Gods Woord.
Aan de ene kant zijn we volop verweven met onze moderne tijd en we plukken
gretig en soms gulzig de vruchten van dat moderne leven. We vinden de techniek
prachtig en we doen in heel veel dingen net zo hard mee als mensen die buiten
de kerk leven. En tegelijkertijd kennen we door bepaalde vormen en regels een
sterke scheidslijn met onze moderne tijd. Dat maakt de zaak er niet makkelijker
op. We vallen ten prooi aan tweeslachtigheid. Ons ene been staat in 2010 en het
andere staat nog in een geïsoleerde kerk.
Om dit alles niet te laten uitgroeien tot een hypocriete levensstijl, moeten we
in ieder geval in beide zaken niet te ver doorschieten. Onze afhankelijkheid
van de technische wereld zou minder moeten worden en onze strakke regels moeten
bevraagd worden op hun Bijbelse gronden. Misschien zouden we toch iets van de
Amish kunnen leren; maar daarvoor is het nu waarschijnlijk te laat.
We kunnen misschien nòg iets van hen leren. Ze staan en ze gaan voor hun eigen
wereld. Wij doen veel te veel aan zelfkritiek; de Gereformeerde Gezindte wordt
gekweld door faalangst. We zetten steeds maar weer vraagtekens achter onze
identiteit. Daarmee staat ongetwijfeld ook de aandacht voor hen die gingen, in
verband. We kunnen precies onze eigen kwalen aanwijzen. Toch konden we dat maar
beter aan onze tegenstanders overlaten. Moeten we ons ons feilen dan niet
bewust zijn? Natuurlijk, maar er is een groot verschil tussen schuldbesef en
nutteloze zelfkritiek. Geloven we zelf nog in de kracht van Gods Woord, in de
kracht van de Gereformeerde religie? Over die vraag moeten we maar eens ernstig
nadenken. En ons ook niet eindeloos bezig houden met de vijanden in de poort. Het
gaat er niet om wat de wereld van ons denkt, maar wat God van ons denkt. Geen
schrijvers als Treur en ’t Hart, maar levende kinderen Gods konden maar beter
onze raadslieden zijn.
Hier liggen heel veel overwegingen te wachten op aandacht. Misschien komt dat
een volgende keer aan de orde.
DE VAL 2010
Het moet deze keer maar over het kabinet gaan. Niet vanuit politiek oogpunt, maar vanuit een meer geestelijke invalshoek ga ik trachten mijn gedachten te ordenen. Voor christelijk Nederland is het geen goede zaak dat het zo gelopen is. Met alle verval, dat ook dit kabinet niet vreemd was, konden sommige ontwikkelingen nog gestuit worden, terwijl op andere gebieden (homo-emancipatie, belastingdruk eenverdieners, onderwijs) de zaken ongestoord voortgingen. De val van een kabinet bepaalt ons pijnlijk bij de val in het Paradijs.
In twee debatten in
de Tweede Kamer is er vorige week gesproken over Irak en over Uruzgan. Er is
reeds op gewezen, dat de stijl ver te zoeken was. Ir. Van der Vlies heeft daar
openlijk getuigenis van afgelegd. We zien dat een getuigend woord van grote
betekenis kan zijn.
Hij doelde vooral op het taalgebruik en de openlijke diskwalificaties van
diverse ministers door parlementsleden. Hiermee verbonden is een dieper verval,
dat zich afspeelt in de boezem van onze overheid. In de beide debatten werd
sterk op de man gespeeld. Inzake Irak gold dat Balkenende, in het volgende
debat betrof dat vooral Wouter Bos.
De zaken zijn politiek te ingewikkeld dan dat ik daarover een woord zou kunnen
zeggen, al moeten we als burgers wel een mening trachten te vormen over deze
onderwerpen. Van een parlement mogen we als volk beschaving en matigheid
verwachten. Deze zaken zijn echter helemaal ondergesneeuwd in de meest
harde persoonlijke aantijgingen. Het is duidelijk: als een partij de ander maar
onderuit kan halen, rijst de eigen ster. Met name de aanvoerders van D66, Groen
Links, de SP en overigens ook de PvdA muntten daarin uit, samen met Wilders.
Zelfkritiek en ootmoed zijn in deze kringen onbekende begrippen. Achter de
regeringstafel is, het moet gezegd worden, zelfverloochening getoond. Misschien
zijn sommige politici in de goede lijn ook nog een voorbeeld voor ons als kerk;
men moet kunnen zwijgen op zijn tijd. Zelfbeheersing is nodig, in de politiek
en in den Haag. Enkele conclusies:
- Het is te vrezen dat vooral de genoemde partijen een steeds machtiger
opstelling krijgen. Wee ons land, als deze machten toenemen. De sloophamers
staan al klaar voor de kerk en het christendom. We moeten als kerken ons daarop
voorbereiden. Rond het onderwijs zullen we van deze mentaliteit meer gaan
horen. Het is niet ondenkbaar dat links de macht zal grijpen in een nieuw
kabinet. Dan wordt het pas echt moeilijk en tegelijk zal de kerk zich gedrongen
voelen om zich te verenigen rond de banieren van het Woord.
- We hebben verder onze christelijke politici hard nodig. De stem van Gods
Woord moet broodnodig vertolkers vinden in regering en volksvertegenwoordiging.
Zoals van der Vlies dat nu heeft gedaan, zo doen anderen dat in andere
gevallen. De CU heeft zelfs deelgenomen aan een kabinet en het is moeilijk te
zeggen, ook nu nog, of dat een goede greep geweest is, maar, bij alle verval
dat zich ook daar openbaart, hebben we toch gevoelens van respect gevoeld op
bepaalde momenten. Ons volksdeel moet dus getrouw zijn, ook in het uitbrengen
van de stem, waar en hoe dat ook maar mogelijk is. Samen hebben SGP en CU toch
nog bijna tien zetels. We spreken vaak over een minderheid, maar het betreft
toch een niet onaanzienlijke minderheid.
- Een analyse van volk en overheid is moeilijk te geven. Maar dit kunnen we wel
zeggen: wat wordt de invloed van Gods Woord pijnlijk gemist. Natuurlijk inzake
allerlei wetgeving. Waar geen wet is, breken de riolen open. Waar teveel wetten
zijn (dat is merkwaardig in Nederland ook weer het geval), wordt het leven een
doolhof.
Ik bedoel nog iets anders. We kunnen in de staat de wet niet missen, maar nog
minder het Evangelie. Er worden in allerlei situaties steeds weer zondebokken
gezocht en aangewezen, maar het Lam Gods ontbreekt in onze tijd. We horen
spreken over politieke doodzonden. Ministers mogen geen fouten maken. Ze
moeten voldoen aan de keiharde eisen van het volk. Mensen als Kant, van
Halsema, Pechtold munten uit in het demoniseren van hun tegenstanders.
Doodzonden noemt men het, en dat is dan nogal wat. Dat klinkt bijna kerkelijk.
Maar het is een praten over zonden buiten God om. Er is ook geen uitweg meer
voor de zonden. Heel onze maatschappij leeft uit de wet dat er op bepaalde
plaatsen geen fouten mogen gemaakt worden, terwijl anderzijds alles mag en
alles kan. Geen fouten maken. In de kerk mag dat onderhand ook niet meer. Het
mag ook nooit, maar fouten, erger nog, zonden zijn er en zullen er blijven en
daar is gelukkig ook een uitweg voor, namelijk de vergeving der zonden. Maar de
moderne Nederlandse heiden weet niet meer van vergeving. De heidenen meenden
dat er telkens weer als de goden boos waren, offers gebracht moesten worden,
mensenoffers in veel gevallen. De Tweede Kamer wijst deze offers aan:
Balkenende en nog eens Balkenende, hij vooral, maar ook iemand als Rouvoet ligt
onder vuur. Alles hangt in de politiek van verdenking en wantrouwen aan elkaar.
Altijd weer hetzelfde: Naakt tot mij niet want ik ben heiliger en beter dan
gij.
Velen zuchten hier wel onder. Ook mensen als Wilders voelen dit wel aan, maar
verwoorden het op dezelfde onmenselijke manier. Wat is het vreselijk dat zij,
die wijsheid zouden moeten hebben, deze volkomen missen en gespeend zijn aan de
diepe waarden van het Evangelie. Wee het land welks koning een kind is. Die
tijd beleven wij in de politiek.
- Wat moeten we in de kerk daar nu ook lering uit trekken. Deze harde wereldse
mentaliteit dringt ook in de kerk door. Ook in de kerk zijn er de lieden die
een kerkelijk proces tot op de bodem doorvoeren en onverbiddelijk de
"ander” aan de schandpaal nagelen. En dat kan in de kerk ook zo hard en
meedogenloos gevoerd worden omdat men het doet onder de dekmantel van Gods
Woord. Als dat idee postvat, overtreft de kerk de wereld nog. Daardoor werd de
Heere Jezus aan het kruis genageld. Door de vroomheid.
In kerk en politiek wordt zelden nog gehoord: ik heb gezondigd, ik was fout. En
daardoor is het uitzicht op het bloed van Christus ook zo minimaal.
We leven in de lijdensweken. Laten we ons eens afvragen of er plaats is voor
het bloed der verzoening onder ons. Leven we van de vergeving der zonden, niet
alleen voor onszelf, maar geloven we dat ook voor de ander? Er is daarvoor
slechts plaats als we niet de ander, maar onszelf hebben leren veroordelen. In
Den Haag weten velen daar niet van, maar wij dragen er wel kennis van? Ik moest
met betrekking tot de politiek denken aan het woord: "Wij keerden ons een
ieder naar zijn eigen weg”. Ieder leeft voor zichzelf.
Ik kan begrijpen dat mensen die onder verdenking staan in de politiek, hun rug
recht willen houden, omdat ze anders helemaal afgeslacht worden. Maar voor God
kan dat toch niet. In de kerk zou dat dan toch ook niet moeten gebeuren.
Schuldbelijdenis behoort bij ons zelf te beginnen. Dat geldt onze schuld als
leden van de kerk en als burgers van Nederland. Maar ik besef dat deze woorden
wel meermalen worden gezegd, terwijl er zo weinig naar en uit geleefd wordt.
Laat de kerk geen Tweede Kamer zijn. Dan gaan moralisme en wetticisme
overheersen.
Wij prediken toch Jezus Christus, de Gekruisigde. Hij is een verzoening voor uw
zonden. U en ik, wij hebben God op het hoogst misdaan. Maar zoek uw
gerechtigheid in het Lam Gods. Leef dat uit en leef dat in. Hij is een verzoening
voor de zonden. Kennen wij de eenvoudige klacht, de ootmoedige bede van de
tollenaar? Weet uw gezin er ook van dat u daar kennis aan hebt? Weet uw
gemeente het ook? Gelukkig als we zo leren belijden de veelheid van onze zonden
en de kracht van het bloed van Christus.
Schuldbelijdenis en schuldvergeving zijn strikt persoonlijke zaken. Alle lijnen
komen in uw hart uiteindelijk terecht. Daar leeft Achan. Wie dat ziet, krijgt
in het dal van Achor die enige deur der hoop nodig. En nog staat die deur open.
Hoe lang nog? Dat weten we niet. Maar de tijd is voorts kort. Dat leert ons ook
de politiek, bij het licht van Gods Woord.
DE ZUIL 2010
Er zijn minstens drie
beelden die aangeven hoe de kerk in de wereld staat: het klooster (volkomen
afzondering), de zuil (gedeeltelijke afzondering) en de spons (genietend van
wereld en zonde). We kunnen het ook zo noemen: separatie (afgescheiden),
reformatie (zoutend zout) en integratie (samensmelting. Waar lijkt het in onze
tijd het meest op?
Ik schrijf dit artikel naar aanleiding van een debatavond van de Kom Ook- groep
over de Refozuil.
Kloosterleven?
Met het eerste model
ben ik snel klaar. Kloosters hebben we als Reformatorische groepering nooit
gekend. In kloosters leeft men veilig achter dikke kloostermuren. Toch zijn er
mensen die aan een klooster denken, als men zich de huidige situatie voorstelt.
Refo’s zouden zich opsluiten binnen het behaaglijke en knusse leven van de
zuil, ver van de wereld. Het lijkt me duidelijk dat onze gezindte daarmee
onvoldoende is getypeerd. Onze gezindte leeft niet in een klooster, zeker niet!
De zuil is de meest gangbare aanduiding van de Reformatorische
wereld.
Een zuil is een pilaar of pijler. Zuilen dragen het dak, het gebouw. Er zijn
veel meer zuilen. Een liberale, een socialistische, een algemeen christelijke
zuil. In al die gevallen echter spreken we niet van zuilen. De Refozuil stut het
dak, in dit geval de maatschappij. Laten we het zo opvatten.
Je zou ook kunnen spreken van een schaapskooi of een open hof. De schapen
dwalen op de heide, maar keren dagelijks terug naar hun veilige basis.
Onder de Refozuil verstaan we het geheel van Reformatorische organisaties; we
hebben het dan over het Reformatorisch onderwijs, over Ref. zorginstellingen,
misschien ook over Ref. politiek, over Ref. vakantieorganisaties. Ook de krant
en de omroep zetten zoden aan de Reformatorische dijk. Reken er ook de goede
doelen toe, die specifiek vanuit onze gezindte zijn opgezet.
Vrij algemeen komen we de mening tegen dat de Refozuil niet veel goeds heeft
gebracht.
Zijn er redenen om het zo te stellen? Het bezwaar leeft dat we ons door de
eigen subcultuur afkeren van de maatschappij. We zijn in onszelf gekeerd. We
sluiten ons op en voelen ons veilig. We worden te weinig weerbaar in de strijd
tegen de machten. Bekende geluiden, die niet van alle grond ontbloot zijn. In
deze visie is de zuil geworden tot een klooster. In die zin voelen we met dit
standpunt mee. Het kloosterleven laat de wereld de wereld en keert zich naar
binnen om slechts zichzelf te stichten. De zuil is geen klooster.
Onze zuil heeft als kenmerk dat we volop in de wereld staan met behoud van eigen
organisaties, zoals dat ook met andere groepen in de maatschappij zo is. De
vorige keer heb ik al gesteld dat we ons enerzijds houden aan Gods geboden en
anderzijds dat we helemaal meedoen met allerlei moderne (technische en
sociologische) uitingen. Het gevaar van tweeslachtigheid, eten van twee
walletjes.
Moet de zuil verdwijnen? We vergissen ons als we zo denken. Ik wil dat met enkele
praktische voorbeelden aan tonen.
Stel dat er geen Reformatorische verzorgingshuizen zouden zijn? Dan moet uw
oude moeder onderkomen vinden in een neutrale instelling, waar de hele dag
popmuziek gedraaid wordt of waar een algemeen christelijke sfeer hangt, met
Sinterklaas en de kerstboom er bij.
Als er geen reformatorisch onderwijs zou zijn? Dan wordt de jeugd in de periode
waarin ze daarvoor erg vatbaar is, opgevoed en beïnvloed vanuit het
ongeloofsdenken. Dan komt de oudere schoolgaande jeugd sterk onder de invloed
van drugs en internet, nog sterker, veel sterker dan dat nu het geval is.
Geen vakantie in eigen sfeer? Met deze slogan worden goede zaken gedaan door
allerlei reisorganisaties. Maar denkt u zich in dat u in uw vakantie, die
bedoeld is voor uw rust, omringd wordt door de muziek van deze tijd en door de
geest van deze tijd. Vakantie betekent voor al te veel mensen de bloemetjes
buiten zetten.
Dan missen we het grote genoegen om geestverwanten te ontmoeten, met wie we
zingen en kerken kunnen; wat zou een vakantie in groepsverband zijn zonder dat?
Een krant zonder principe, met seksadvertenties etc. incluis? Op die manier zou
de kerk aan grote gevaren blootgesteld zijn. Geen Woord en Daad meer of andere
instellingen, waarin we de lijdende mensheid en de vervolgde christenen
steunen? Waar zouden uw giften heengaan? Hoe worden de gelden besteed?
Men zegt dan wel dat je dan tenminste weet dat je met het ongeloof en de wereld
te maken hebt. Je kunt je daartegen wapenen? Zo rechtvaardigen we soms het
lezen van een blad als "De Telegraaf”. Zouden ouders hun kinderen kunnen
bewaren, als de stroom van verzoekingen nog sterker zou worden en dan in je
eigen huis?
U denkt dat het in het Reformatorische denken ook niet alles is? Dat is
absoluut en zeker waar. Alleen dit verschil is er: in de kringen der wereld
worden allerlei verschijnselen aanvaard en goedgekeurd, terwijl onze
instellingen zich ertegen keren.
U werpt mij misschien tegen dat ik over de wereld oordeel? Ik oordeel niet
zozeer over de wereldling, maar wel over zijn ideologie.
Ik ben er nog niet aan toe om hetgeen moeizaam is verworven, op te heffen. Ik
vrees dat de overheid dat te zijner tijd wel doen zal.
Het zou kunnen zijn
dat men de zuil wil ontvluchten omdat er sympathie is met de wereld. We zijn
verlegen met ons eigen standpunt. We staan er eigenlijk niet meer achter. Er is
innerlijke vervreemding opgetreden en dat is merkbaar. De zuil brokkelt af; het
sponsmodel dient zich aan. We sommen dan de nadelen en de gevaren van de
zuilvorming op. Het vuur is gedoofd.
Toen het Reformatorisch onderwijs opkwam, had men strakke lijnen. Jongelui uit
mijn gemeente in Utrecht konden destijds maar nauwelijks worden aangenomen
vanwege verdenking van wereldgelijkvormigheid. Ik ben op vergaderingen van het
bestuur geweest om een plaats voor hen te verwerven. Dat is nu heel anders. Nu
zijn er blijkens een onlangs gepubliceerd rapport zelfs wel leraren die
nauwelijks overtuigd zijn van de uitgangspunten en de identiteit van de school.
De EO maakte ruim veertig jaar geleden een heel goede start. Het vuur van toen
is niet alleen gedoofd, maar er gelden nu heel andere uitgangspunten. Is er
wezenlijk verschil tussen de NCRV en de EO?.
Er is van binnenuit een uithollingproces ontstaan. De generatie die Jozua niet
meer gekend heeft, dreigt zich meer en meer aan te passen. Dit zijn geen
algemene waardeoordelen, maar de tendens is er.
Een voorbeeld: Op de reeds genoemde jongerenavond was ook de door mij reeds
eerder genoemde Franca Treur aanwezig; ze beschrijft in een boek, dat reeds
meerdere drukken beleefde, de negatieve ervaringen van een jong meisje dat
opgroeit in een gezin dat behoort tot de Geref. Gemeenten. Het lijkt me een
vergissing om iemand met die achtergrond uit te nodigen om mee te denken over
de positie van de Geref. Gezindte. Zij heeft het geloof de rug toegekeerd. Een
kwetsbare opstelling is goed. Maar wat kunnen we van haar leren? Het kan een
keer goed zijn om de argumenten van de wereld te onderzoeken. Maar moeten we nu
aan de voeten gaan zitten van iemand, die God en Zijn dienst zo beoordeelt?
Ligt hier niet onze zwakte? Voelen we ergens toch wat verwantschap met haar en
zijn we het eens met sommige van haar uitgangspunten? Had het niet omgekeerd
moeten zijn? Kerkelijke jongeren hebben haar en vele anderen toch zeker iets te
zeggen? Hopelijk is dat die avond door sommigen ook gedaan, maar dat doet van
de zaak niets af.
Deze schrijfster heeft haar zegje toen ook gedaan. Uit en krantenartikel van
even geleden
leek het te gaan over regels en gebruiken, de Reformatorische folklore, zoals
ds. Dekker dat noemt. Maar deze avond zei ze duidelijk dat het daar niet vooral
om ging. Het grote verhaal bereikte haar niet. De kerk moet bescheidener zijn.
Zuiver postmodern denken. De Bijbel moet dan bescheidener zijn of bescheidener
verklaard worden. De tijdgeest ten top.
Ook in andere bladen is gretig aandacht besteed aan deze schrijfster. De
belijdenis werd ook gehoord dat we haar en haar generatie niet hebben kunnen
overtuigen. Dat is erg genoeg. Er bestaat onder ons veel zelfkritiek: we zijn
te wettisch, we hechten teveel aan uiterlijkheden, we dragen het geloof niet
uit, onze levensstijl is er niet naar, enz. Met volledige erkenning van al deze
uitspraken, meen ik toch dat we ons eens moeten afvragen of we er goed aan doen
zo te spreken. Ik vrees dat zulke opmerkingen voortkomen uit innerlijke twijfel
en onzekerheid. Daar heb ik wel alle begrip voor, maar we mogen daar niet mee
voortleven. Integendeel, we hebben de sterke overtuiging nodig dat God onze
liefde en ons leven waard is en dat Christus een volkomen Zaligmaker is en dat
het geloof en bron van kracht is. Dat is de kracht toch van het geloof? In mijn
hart ben ik bang voor de gevolgen, die al deze negatieve opmerkingen losmaken.
Staan wij voor de zaak van het Koninkrijk Gods?
Zelfkritiek is heel wat anders dan schuldbesef. Dat laatste is broodnodig. Door
de gesignaleerde zelfkritiek verandert er niet zo veel. Maar schuldbesef, die
waarachtig beleefd wordt, kan onze ogen openen voor de machtige kerkelijke en
persoonlijke schuld van deze tijd. Dan moet ìk voorop gaan. Ik heb het meer
opgemerkt dat ook ik moet erkennen dat wij mede schuld dragen aan het verval
van de kerk. Dat thema moeten we oppakken. Want ik merk bij mijzelf dat het nog
veel te weinig in mijn leven doorwerkt. Ik hoorde laatst een predikant opmerken
dat hij niet in de schuld kon komen voor het verval in Nederland. Hij had dat
bij meer kinderen Gods opgemerkt. Ik vrees dat het ten dele waar is, voor velen
van ons. Maar is dat niet een verschrikkelijke uitspraak? Heeft de Heere Zijn
kerk dan overgegeven? Dat zou toch kunnen? Hebben wij de kerk overgegeven?
Israel in de dagen van Simson nam het hun richter kwalijk dat hij zich verzette
tegen de Filistijnen? Ze heersen toch over ons? Ze hadden zich daar bij
neergelegd. Ze hadden vrede met de status quo. Ze wilden hun redder uitleveren.
Zo’n instelling zou vreselijk zijn. Dan wordt de zuil tot een spons……..
Ik stel hier iets
tegenover. Een verslaggeefster van de NOS gaf aan dat 75% van de huizen op Haïti
verwoest is en dat 175.000 mensen het leven verloren hebben. Ook was te zien
dat de imposante kerk van Port au Prince was getroffen door de aardbeving. Maar
merkte deze verslaggeefster op: Het geloof in God staat als een huis. We hebben
kunnen zien en horen dat het geloof in dat getroffen gebied de dragende kracht
van de mensen is. Ook werd uitgesproken wat ook gehoord werd na de tsunami in
Indonesië, dat deze aardbeving een oordeel op de zonde was. Dat zou ik nooit
durven zeggen, maar de diep getroffen bevolking sprak het uit.
En stel daar nu de Nederlandse situatie eens tegenover. Had ze zoiets ook van
Nederland kunnen zeggen, in een tijd waarin ons geen zodanige rampen hebben
getroffen? Of ligt
Nederland ook in puin? Is de kerk van ons land ook een ruïne? Laten deze vragen
ons brengen op de knieën voor het aangezicht van de Heere. Dan zal er ook een
ommekeer komen. "Zo zullen wij, de schapen Uwer weide, in eeuwigheid Uw
lof, Uw eer verbreiden”.
Haïti spreekt vaste hoop op God uit en wat doen wij nu? Terug naar de eerste
liefde, het oude spoor en het ongeveinsde geloof!
Moge de zuil echt een zuil, een pilaar der waarheid zijn.
EUROPA 2011
We worden dagelijks overspoeld door berichten die melden dat de crisis zich verdiept. Voor deze signalen mogen we niet doof zijn. Het zijn tekenen der tijden, waardoor de Heere spreekt. Het bepaalt ons ook bij ons aandeel, dat we hebben opgebouwd in de economische ontwikkeling van de moderne maatschappij.
Het is niet nodig dat
ik u de zwakke plekken toon van de wereldeconomie. Ik zou dat niet goed kunnen
ook, maar u weet zelf wel ongeveer dat het in landen als Griekenland niet goed
gaat en dat ons lot nauw verbonden is met meerdere landen binnen de EU. We
horen niet zo vaak dat ook Nederland zelf een enorme staatsschuld heeft,
die zo maar, door allerlei omstandigheden, ons boven het hoofd kan groeien. Wij
allen, hoofd voor hoofd, dragen ons deel van die schuld mee. Ligt het ook
geestelijk niet zo?
Er is in deze dagen een breed gedragen verzet tegen het systeem van banken en
beurzen. Als ik het goed zie, hangt ons lot niet zozeer of alleen af van feiten
en cijfers, maar meer van stemmingen en menselijke nerveusitieit. Als Obama
verkouden is, zou dat al een reactie op de beurs kunnen veroorzaken. Devaluatie
vindt niet plaats op grond van slechte opbrengsten, maar de oorzaak ligt in
menselijke taxaties. Simpel gezegd, ik denk dat de (denkbeeldige) crisis begint
in het hoofd van beurshandelaren en niet op de veilingen en de markten.
De banken spelen in deze wereld een overheersende rol. Het blijkt nu dat het
bankwezen zware schaduwen werpt over onze maatschappij. Niet alleen door
bonussen, maar eenvoudigweg omdat de bank een opslorpend monster is, dat
uiteindelijk wil heersen over uw bezit. Veertig jaar geleden was de bank in uw
dorp uiterst mensvriendelijk. Vrijwel alles werd gratis gedaan. Langzaamaan
veranderde die welwillendheid. Banken verdienen miljarden aan het geld van de
cliënt. We zijn met elkaar zonder argwaan de fuik ingezwommen. We zijn nu, net
als bij alle afgoden het geval is, volkomen onderworpen gemaakt aan de
Mammonwereld van het grootkapitaal. Zij maken uit wat u met uw geld mag doen.
Jaren geleden hoorden we van al maar fusies en ik heb daar persoonlijk iets in
gezien van het doel van één wereldbank, een wereldheerschappij van bankiers en
politici, waar antichristelijke machten zich vrij kunnen ontwikkelen.
Het geheel van onze economie is een toren van Babel. Wie aan de rand van de
grote steden de reuzenflats ziet met daarop de grote en grootse namen van
allerlei multinationals, voelt zich bijna doodgedrukt door de goden van deze
tijd. Grote delen van de wereld lijden honger, onder ons zijn er gezinnen waar
men met moeite rondkomt, terwijl een bank meldt dat er weer een winst van vele
tientallen miljarden gemaakt is. Wat heeft een gewoon mens nog met die grote
wereld van doen? De arbeider weet best dat het kan gebeuren dat hij en met hem
nog tienduizenden anderen er zo maar uitgegooid kunnen worden. En dan staat hij
op straat. Afgedankt als een slaaf die overbodig is en wiens lot bepaald wordt
door de grote concerns. Ik heb juist rond de beruchte datum van 9/11 nog eens
wat opnamen gezien van de ineenstorting van de twin towers in New York. De
mensen moeten wel gedacht hebben dat de wereld verging; het was dramatisch en
apocalyptisch wat zich daar afspeelde. De Heere heeft toen gesproken door onze
afgoderij in het hart te raken. Het is een roepstem geweest die niet verstaan
werd. U weet toch dat Gods oordelen in de Schrift te maken hebben met akkers en
plagen, met rampen in de natuur en met ziekten en oorlogen? De Heere spreekt
daarin. Hij sprak in de sprinkhanen in de dagen van Joël en Hij spreekt nu in
die éne bacterie die een heel ziekenhuis plat legt. Is er een kwaad in de stad
dat de Heere niet doet? Deze dingen tonen aan dat de gehele mensheid door het
virus van de zonde is aangetast.
Adam kreeg de taak de
aarde te onderwerpen. Stel het u voor: hij stond daar met slechts de kluiten en
de distels. Kijk nu eens om u heen wat die kleine mens bereikt heeft. Wat een
uitvindingen en ontdekkingen zijn er geweest. Er is vooral in de tent van
Lamech hard gewerkt. De mens heeft uit de aarde en uit de aardse wetmatigheden
grote geheimen aan het licht gebracht. Hij heeft de maan schijnbaar onder zijn
voeten en hij beheerst het aardrijk. Hij vond het wapentuig uit, dat steeds
geraffineerder en venijniger dood en verderf kan zaaien. Maar zeker, hij heeft
ook schone tekenen van het Koninkrijk Gods gesteld. Althans, de kerk heeft deze
middelen ook kunnen gebruiken, zodat kathedralen en domkerken de grootheid van
het Godsrijk uitroepen. Ware er geen zonde, dan was de mens bijna Goddelijk.
Dat kan alleen in verbinding met dat andere woord uit psalm 8: "Heere,
onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde”.
Maar de paradijsopdracht heeft het doel niet gehaald. God was er niet in.
Integendeel, techniek en vooruitgang hebben ons willen doen denken dat
het geloof een achterhaalde zaak is. Kerken kwamen leeg te staan en werden
overbodig. Ik was gisteren in een oude dorpskerk in het Noorden: een beroemd
orgel en het kerkgebouw getuigde van eeuwenoude vroomheid en godsvrucht, maar
overal in die kerk zag je een dikke laag stof; ook op de kansel. Geen geld en
geen liefde meer om er nog wat aan te doen. Franca treur zit bij Kuitert op
schoot en ze zijn het samen goed eens, niet alleen over Zeeland, maar ook over
de grote vragen van het leven. Ze hebben samen afgesproken dat er niets is en
dat moeten we nu allemaal geloven. En wat dan het ergste is: de refogemeenschap
heeft interesse bij hun ervaringen.
Dus blijkt tegelijk dat het een rijk van ijzer en leem is. Het beest dat Johannes
zag, had een dodelijke wond aan zijn hoofd, wat wijst op de innerlijke
gebrokenheid van al die eigenwaan. Zijn hoornen zijn aan de hoornen van het Lam
gelijk, maar het spreekt als de draak, als de duivel. De afgoden hebben altijd
weer dit kenmerk: ze verteren hun onderdanen, zoals Moloch de vuurgod, die de
kinderen verslond. En al die macht, waarover zij beschikken, is hen gegéven. We
zien in onze tijd hoe meedogenloos deze goden zijn voor de volkeren en de
mensen. De mens is diep ontredderd, juist door die dingen, die hij inhaalde als
de wonderen van de vooruitgang. De medicijnen hebben ons eigenlijk alleen maar
verzwakt; resistentie heeft hun invloed gebroken. Insecten en virussen vrezen
onze macht geenszins. Het paard loopt achter de wagen van de moderne
vooruitgang. Het geheel is innerlijk vermolmd en verzwakt. Dezer dagen hebt u
kunnen horen dat er medicijnen zijn die zullen bewerken dat de mensen 150 jaar
kunnen worden. En dan? Weer een droom van de zich machtig wanende wetenschapper
die nog steeds alleen maar geloof heeft in eigen kennen en kunnen.
Europa wordt een
nachtmerrie voor velen. De Slowaken moeten helpen Griekenland te redden. Een
Slowaak verdient gemiddeld € 700, terwijl een Griek duizend euro per maand meer
verdient. Ieder land van Europa vaart mee op een schip, dat zonder dat we het
wisten, niet zeewaardig is. Het kan elk ogenblik zinken. Deze economie kan niet
gered worden. Dit is nu het resultaat van de economen en de geleerden. Gods
Woord komt hier duidelijk uit. Beraadslaagt een raad en hij zal vernietigd
worden. Vroeger was er de dorpseconomie; elk dorp had een winkel een eigen
tuinderij en een meent, en iedereen had een groentetuin. Meer was er
nauwelijks. Het dorp is tot een wereld geworden, zodat we bonen uit
Egypte moeten eten en messen uit China gebruiken. De schaalvergroting was één
van de afgoden, die heil zouden brengen. Schaalvergroting is in feite de formule
voor: samen staan we sterk. Enerlei spraak en enerlei volk, dat is de droom van
de mens, ook nu weer. Wat geeft de Heere in Zijn Woord precies aan waar de
wortelzonde van de mensheid in bestaat.
Concreet betekent dit dat Europa er nooit had moeten komen. Maar dat is niet de
eigenlijke oorzaak. Europa was ook ooit groot en sterk door de kracht van de
Reformatie. Het kwaad zit niet in Europa en niet in de techniek, maar het
schuilt in ons hart. De mens heeft de aarde aan zichzelf alleen onderworpen.
Hij heeft het nimmer ontrukt aan de god dezer eeuw en aan de overste dezer
wereld. Het staat in dat ene woord, dat gesproken werd tot Belsazar: "Die
God, in Wiens hand uw adem is en bij Wie al uw paden zijn, hebt gij niet
verheerlijkt”. Door de eeuwen heen heeft de kerk nooit raad geweten met dat
rijk van Babel. Ze zou ook alleen maar vrede kunnen vinden in de woestijn, waarheen
ze de vlucht moest nemen; omdat de Heere daar Zijn kerk zou voeden. Ontelbaar
veel christenen over de gehele wereld kennen die woestijn maar al te goed. Maar
wij, in het Westen, hebben met elkaar de noodzaak van die vlucht nog niet
ingezien. Wat er van de kerk overblijft, komt daar ooit wel terecht. Want het
teken van het beest wordt wel steeds meer opgedrongen. Het zal steeds meer zo
gaan worden dat we niet meer kunnen kopen en verkopen. Maar vertel uw tiener
eens dat ze straks geen blackberry meer kan aanschaffen, niet vanwege het geld
maar vanwege de belangen der ziel. Kan ik en kunt u, als de vrouw van Lot, het
Sodom der wereld loslaten, waar uiteindelijk haar hart bleek achtergebleven te
zijn? Dat zál kunnen, maar alleen door de kracht van Gods genade. Die uitweg
uit Sodom ligt voor de deur en staat te gebeuren. Dat kunt u zien op die school
in Oegstgeest, waar het bestuur verklaart dat het homostandpunt van een
leerkracht onverenigbaar is met de grondslagen van de ( Vrijgemaakte) school.
Ik heb dit bericht met respect en erkentelijkheid gelezen. Het zou best kunnen
dat onze kerk en onze zuil daar nog anders over denkt.
De schuldcrisis is aangrijpende werkelijkheid. Nu te geloven dat onze schuld
bij God hoger is opgelopen dan die bij de bank. Dat is de eigenlijke crisis van
Europa en de wereld. Bent u daar al aan ontdekt? De openbaring van Christus en
Zijn bloed toont overduidelijk dat er betaald moet worden, maar ook dat er
betaald is voor al Gods kinderen. Dat bloed is ook nu nog een middel om uw en
jouw schuld te verzoenen. Laat dat nu de conclusie zijn die we verbinden aan de
actuele problematiek. De echte rijkdom ligt in het woord van de apostel:
"Mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft”. Er is een bank
van vrije genade, die zonder prijs en zonder geld kredieten verleent. Voor het
eeuwige, maar ook voor het tijdelijke leven. De woorden gratis en gratia gelden
in het Koninkrijk Gods!
Intolerantie 2011
In het Kerkblad voor het Noorden schrijft Dr. Steensma uit Veenwouden artikelen over de toenemende onverdraagzaamheid in ons land tegenover Christenen. Hij geeft hierbij ontstellende voorbeelden. Is het al zover? Je vraagt je verder af of we met elkaar deze dingen werkelijk hebben geregistreerd; het lijkt er veel meer op dat we deze tekenen niet opmerken. Hoe zou dat komen?
Ik geef iets
uit zijn artikel weer. We kennen in Nederland de stichting "Onze weg”, een
stichting waarin homoseksuelen vertegenwoordigd zijn, die trachten de Bijbelste
volgen in hun persoonlijke leven. Deze stichting komt niet in aanmerking voor
subsidie, vanwege de verdenking dat deze christenen de betreffende gevoelens
zouden willen ombuigen naar een heteroseksuele richting. "De medewerkers
van de stichting werden zelfs weggezet als homogenezers” en dat zou natuurlijk
volstrekt onacceptabel zijn in een klimaat van acceptatie va en indoctrinatie
rond homoseksualiteit. "Verandering of verbleking van gevoelens werd bij
voorbaat uitgesloten door de minister. De minister was op dit punt een
woordvoerster van de tijdgeest die zich verzet tegen het Evangelie”. Er mocht
vooral geen enkele smet geworpen worden op het blazoen van organisaties als het
COC en op het thema zelf. Het COC lijkt zich steeds meer op te stellen als een
terroristische organisatie die blinde aanbidding vergt van de afgod van de
homobeweging.
Het is goed dat de aandacht gericht wordt op de stichting "Onze weg”. We
mogen als christenen dankbaar zijn dat deze instelling bestaat. Ze beklemtoont
dat op grond van het heil in Christus en door het werk van de Heilige Geest
deze gevoelens niet bij voorbaat onoverwinlijk zijn, al gaat men daar niet
primair van uit. In de huidige discussies rond dit thema heeft deze stichting
het extra moeilijk. Niet alleen door maatregelen van de overheid, zoals werd
aangetoond, maar ook door hetgeen vanuit Gods Woord in onze kringen tegen
homoseksualiteit in stelling wordt gebracht. We moeten steeds weer beseffen dat
we onbedoeld met de terechte afwijzing van homoseksualiteit ook hen pijn kunnen
doen. Ook wij zouden kunnen vervallen in de fout dat we te hard oordelen over
hen die hiermee worstelen. Vanwege de maatregel van de minister, als uiting van
de stem van de massa, komen zij in een nog sterker isolement terecht. Laten wij
hen dan in ieder geval hierin bijstaan.
Het is ernstig als een minister, die er is voor heel het volk, zulke taal
uitslaat. Het zou in deze lijn doordenkend, ongewenst geacht worden als een
homo zo ver kwam dat hij een vrouw zou lief krijgen. Of als een organisatie een
dergelijke ombuiging van gevoelens zou willen bevorderen. De subsidie is
slechts bedoeld voor acceptatie van deze gevoelens in orthodox- christelijke kring!
Zo ziet onze overheid dat. Onze overheid als zedenmeester! En hoe! Daar zal zij
dus ook in de toekomst alles op gaan toeleggen. In een tolerante natie, waarin
vrijwel alles geoorloofd en geaccepteerd is, breekt men de staf over hen die
daarover anders denken. Dat betekent: wij moeten gaan denken als het COC.
Daarnaast is er geen enkel alternatief. Er is op dit terrein geen sprake van
vrijheid van meningsuiting.
Steensma noemt verder ook de inperking van onderwijsvrijheid. Een schoolbestuur
mag geen leraren van hetzelfde geslacht, die een seksuele relatie onderhouden,
weigeren. "Langzamerhand ontstaat een patroon waarin de lijnen steeds
duidelijker worden aangezet. De patroon is dat het christelijk geloof een
gevaar zou zijn voor de heersende moraal in de samenleving”. Hij haalt Cliteur
aan die spreekt over de theologie van het terrorisme. De waarden worden hier
volkomen op hun kop gezet. Men houdt de huidige moraal in Nederland voor
barmhartig en humaan, terwijl de christelijke waarden aan zouden zetten tot
morele dwang en onderdrukking. Het lijkt barbarij in veler oog. Er kan een tijd
komen dat christenen beschuldigd gaan worden van religieuze criminaliteit.
Vandaar dat ook steeds weer de vergelijking met de Taliban opduikt. Deze
organisatie doodt duizenden mensen en vergiet stromen bloed; christenen die
weerloosheid in hun banieren hebben staan, worden gemakshalve maar op één hoop
gegooid met terreurorganisaties. In zo’n klimaat kan het zover komen dat men
meent er goed aan te doen de christenen uit te sluiten van allerlei functies en
voordelen die de maatschappij te bieden heeft.
Een andere zaak die genoemd wordt, is de weigering van gemeenten om
trouwambtenaren aan te stellen die bezwaren maken tegen het homohuwelijk. Ook
in deze kwestie blijkt weer hetzelfde: niet Gods wet is heilig, maar de
afwijking en de overtreding daarvan is heilig. We lopen hier aan tegen de
moderne goden van onze tijd. Het deert ons volk niet dat er alom in de wereld
velen zijn die bezwaren hebben tegen homoseksualiteit. Bij deze bezwaarden is
de verlichting en de beschaving nog niet werkelijk doorgedrongen, zo meent men.
Afgoden vragen van ieder een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Ons volk is
tegen discriminatie, maar aspirant verplegenden die tegen abortus zijn, worden
in de meeste gevallen niet meer aangenomen. We gunnen graag ieder een betaalde
baan, maar als je niet op zondag wilt werken, dan wordt het lastig. We zijn
voor integratie van Turken, maar Christenen worden gedesintegreerd. Vrouwen
zijn geëmancipeerd en daarom discrimineren we de SGP. Men zal terstond
tegenwerpen dat men niets op ons tegen heeft. Het komt alleen omdat wij iets
tegen hebben op de maatschappij van Nederland. En dat in niet toegestaan.
Wilders heeft wel vrijheid van meningsuiting, maar heb ik dat ook, en u?
Op zich is dit geen vreemd verschijnsel. Reeds in de dagen van de profeten
waren er al die het kwade goed noemden en het goede kwaad. Het is de religie
van Saulus, die meende Gode een dienst te doen door de volgelingen van Jezus te
doden. In het oude Rome werden alle rampen die zich voordeden toegeschreven aan
de christenen; de goden van Rome vertoornden zich over de volgelingen van
Jezus. Waar de zaken zo liggen, zal uitleg van de Bijbelse waarden geen
verandering aanbrengen. Er heeft zich in het denken van de moderne mens een
noodlottige omslag voorgedaan.
Als u tegen abortus bent, omdat u treurt vanwege de vele mensenlevens die in de
moederschoot worden omgebracht, zal men u hardheid verwijten. U bent dan degene
die hardvochtigheid uitstraalt. U toont geen enkele bewogenheid met meisjes en
moeders die ongewenst zwanger zijn. In het lustparadijs waar onze maatschappij
op wil lijken, willen mensen zich uitleven, ook als dat leidt tot
kindermoorden. Ik herinner hier ook aan het werk van de stichting
"Schreeuw voor leven”, die de zedelijke trends in onze maatschappij aan de
kaak stelt. Het is te begrijpen dat Dorenbos zich bedient van schokkende taal;
dat moet feitelijk wel omdat de dingen anders niet meer tot ons doordringen.
Zo kan er een ketterjacht ontstaan zoals dat in het oude Rome het geval was.
Dat ondervond ook Ds. Vlietstra die een zinsnede uit een boekje van Koelman in
zijn kerkelijke brief opnam. Daarin stond het woord "kastijden”, zoals u
ongetwijfeld ook al hebt gehoord. Het is ernstig als predikanten en kerken niet
meer vrij zijn om in hun gemeentestukken dingen te zeggen die tegen de huidige
moraal ingaan. Ds. Kempeneers ondervond dat enige tijd geleden ook.
Met deze en dergelijke vormen van inmenging zijn we in een nieuwe fase beland.
Ik vermoed dat ook uitspraken op de kansel in de toekomst niet meer vrijelijk
kunnen worden gedaan over heikele onderwerpen. In de Tweede Wereldoorlog
stonden Duitsers en spionnen in de kerken te luisteren. In dit verband moet ook
de vraag overwogen worden of het gewenst is dat alle preken zo maar op internet
staan. Ik heb al eerder aangegeven dat preken bedoeld zijn voor de gemeente van
Christus. Er zijn meer ongewenste effecten van deze internetpreken te
bedenken.
Wat betreft het woord kastijden: het woord slaat niet alleen op lijfstraffen,
maar heeft juist een klank in zich van een liefdevolle opvoeding. Het wordt
immers gebruikt van de omgang va Christus met de Zijnen. Gods Woord spreekt
vooral ook over het woord "tucht”. Een woord dat bijvoorbeeld bij de
Inspectie voor het onderwijs ook verdacht is, zoals ik zelf eens bemerkte. Het
woord heeft juist een heel mooie achtergrond: tucht is trekkende liefde. We
zien dus dat er steeds meer schermutselingen zullen gaan voorkomen op de grens
tussen kerk en wereld.
Hoe moeten wij
hiermee in de toekomst omgaan? Er zijn christenen die zich, onder druk en onder
invloed van de tijdgeest aanpassen. Homoseksualiteit wordt door steeds
meerderen aanvaard (EO, CU). Deze weg is onbegaanbaar en voert steeds verder
van God af. Beter is het met wijsheid en voorzichtigheid, wel beslist, te
staan voor de waarheid van Gods Woord. Dat vraagt bezinning. De RMU heeft een
goed initiatief genomen in verband met de weigerambtenaar. De opkomst van
apologetiek (doordenking van standpunten in verband met aantijgingen vanuit de
wereld) kan een goede bijdrage leveren. Laten we verder onszelf de
slachtofferrol niet aanmeten. Gods Woord heeft al deze dingen voorzegd. Lees
maar over het dal Dura, over de vensters van Daniël, over de vrouw die moet
vluchten in de woestijn. De Heere heeft dit alles voorzegd en dus zal Hij Zijn
Kerk behoeden. De duivel vraagt altijd weer totale onderwerping van de Kerk.
Romeinse christenen moesten offeren op het altaar van de keizer. Verder mochten
ze zijn zoals ze waren. Maar dat ene gebaar werd afgeëist. Daar ligt de
intolerantie.
Deze hele ontwikkeling kan voor de Kerk ook een zegen zijn. Voor de Kerk, zo
schreef ik. Het is erg dat de wereld wegzinkt en wij met haar. Maar er zal ook
iets ontstaan van geestelijke weerbaarheid, als Gods Geest hierin meekomt. We
zullen meer gaan beseffen dat we als christenen elkaar nodig hebben. Deze
conflicten aan de grens kunnen ons tot het inzicht brengen waarover het nu
eigenlijk gaat. Dat betekent concreet: als mensen als Vlietstra en Kempeneers
e.a. worden belasterd, moeten we als Kerk present zijn en dus niet de ander de
kastanjes uit het vuur laten halen (wat soms ook gebeurt). Er moet een platform
komen waar deze dingen gemeenschappelijk doordacht worden. Bedenk ook dat velen
onder ons volk nog lang niet toe zijn aan een kristalnacht of een pogrom tegen
de Kerk. Elsevier meldde het bericht uit Katwijk en dan zie je vooral twee
reacties: er zijn heel agressieve en laag bij de grondse pijlen, maar er zijn
er ook veel, die toch eerlijk deze dingen willen doordenken.
Wat het voornaamste is: de Heere zal Zijn Kerk voeden, ook in de woestijn. We
bidden om opwekking; misschien is dit mede ook een weg daartoe. Zoals we als
kerken nu in de maatschappij staan, kan het feitelijk niet doorgaan. De huidige
stijl vraagt heel wat meer slachtoffers dan tijden waarin de dingen moeilijker
worden. Ook de wereld kan ermee gebaat zijn. Beter dan allerlei
drempelverlagende activiteiten kan de aandacht, die vanzelf ontstaan zal voor
het Koninkrijk Gods, juist wijzen op de enge poort. Die poort zal toch meer
overtuigen dan uitgesleten drempels. Geen mensenkind kan dit aan in eigen
kracht. De Heere alleen kan ons bewaren. Want: "niemand zal ze uit Mijn
hand rukken”.
Islamisering 2011
Volgens Wilders gaan overal in Europa de lichten uit. Dat klinkt bijna profetisch. Hij is echter geen profeet. Ook wij moeten erkennen dat het in Nederland en in Europa niet goed gaat. Maar hopelijk willen we daarin de maatstaf van Gods Woord laten spreken. Dat neemt niet weg dat Wilders’ uitspraak stemt tot nadenken.
de politiek
Iedereen beseft dat
het niet goed gaat met ons werelddeel. De schuldenlast van de EU is enorm, de
euro is zwak en meerdere landen bezwijken bijna onder de hoge staatsschuld.
Wilders bedoelt het nog weer anders. Hij denkt dat de Islam de grootste
bedreiging vormt voor Europa en dus ook voor Nederland. Hij merkt daarbij op
dat er ook in meerdere landen een multiculturele elite is, die de moslims
omarmt. Onze gewesten worden volgens hem uitgeleverd aan een uiterst
gevaarlijke dreiging.
Deze gedachten spraken me aan omdat ik zelf al wat nadacht over deze
ontwikkelingen. De stand van zaken is zo, dat er overal in de wereld door
moslims campagnes worden opgezet tegen christenen. Denk aan de Kopten in
Egypte, aan de zware vervolgingen in Afghanistan, aan landen als Iran en Irak;
een christen is in een Islamitisch land zijn leven geen ogenblik zeker. Dat is
des te ernstiger omdat de manier waarop mensen vermoord worden, een extra
portie weerzin toevoegt aan de afschuw die er toch al bestaat tegen deze
misdadige praktijken. Christenen worden werkelijk afgeslacht! Ik behoef hiervan
geen voorbeelden te geven want de krant meldt ons dit alles dagelijks. Dat
bewijst het bestaan van een diepe haat en een grote moordzucht. We moeten niet
vergeten dat er ten tijde van de Reformatie al een reële bedreiging was van de
kant van de halve maan. Luther heeft hier het Lutherlied mede op
geïntoneerd.
Volgens Wilders is er een multiculturele elite in Nederland en elders, die er
op uit is om de Islam in het zadel te helpen. Dat is dan heel duidelijk het
geval bij het linkse politieke blok in ons land. Cohen is een voortrekker
van deze gedachte. Halsema verklaarde kort geleden dat haar strijden voor
moslims mede wordt geïnspireerd door haar ideaal dat het christendom daardoor
zou worden ondermijnd. Dat moeten we goed vasthouden. Deze mensen hoort u
nooit over christenvervolgingen elders en u hoort hen ook nimmer een goed woord
spreken over de christelijke religie. Integendeel, men wil hier het christendom
zoveel mogelijk uitrangeren en aan de kant schuiven. Helaas moeten we
constateren dat ook binnen het CDA deze gedachten breed leven. Van Agt is een
groot tegenstander van Israel en daarom denkt hij pro- Arabisch. Maar ook
anderen schreeuwen moord en brand als er iets ten nadele van de immigranten uit
het Oosten wordt gezegd. Men richt zich vooral tegen iemand als Wilders en wat
betreft zijn stijl en zijn woordgebruik is dat ook terecht. Maar er ligt wel
waarheid in die gedachte van die multiculturele elite.
Als ik nog een stap verder ga, dan denk ik aan Reformatorische christenen. Ook
daar leeft bij velen een veel te vriendelijke houding ten opzichte van de
Islam. Dat kan steunen op heel goede argumenten. Ook de Bijbel zegt ons dat we
de vreemdeling goed gezind moeten zijn. We moeten wel doen aan allen.
Vluchtelingen vanwege onderdrukking en geweld moeten bij ons welkom zijn. Maar
we vergeten daarbij toch wel andere Bijbelse overwegingen die ook recht van
spreken hebben. Jammer dat het iemand als Wilders is, die zich op zijn
geëigende manier bezig houdt met dit belangrijke thema. Maar als iemand dit
thema zou bespreken op een heel milde en softe manier, dan zou de invloed
gering zijn en zouden deze denkbeelden bij voorbaat direct stranden. Juist door
de schreeuwerige manier van Wilders spreekt hij een groot deel van ons volk aan
en krijgt hij op deze manier invloed.
Het is een meten met twee maten als we hier sympathiek willen staan tegenover
Moslims terwijl de Moslims onze broeders in andere landen trachten uit te
roeien. Dat is mijn hoofdstelling. In Nederland loopt iedereen te hoop in de
politiek, als het gaat over de hoogte van een minaret, terwijl in veel
Moslimlanden de kerken in brand worden gestoken en christenen worden gedood.
Verkwanselen we op die manier niet de grote kracht van het Evangelie van Jezus
Christus en leveren we het dan niet uit aan de vijand? Verloochenen we niet de
bloedige strijd die de Kerk in andere landen moet strijden tegen deze machten? Kan
het zijn dat de vervolgde christenen zich door ons in de steek gelaten voelen?
Onderkennen wij het gevaar dat ook onze gewesten eerlang in het bloed gewenteld
zullen worden, "tot een voedsel voor het vuur”? Zal de Heere ons onze
dwaasheid niet eenmaal verwijtend voorhouden dat we hier hebben meegedaan aan
het heulen met hen die de slachtschapen Christi hebben gemarteld en gehaat?
Hebben wij wel genoeg gedaan om één van deze minsten een beker koud water te
geven? We sluiten hier vrede met de grootst mogelijke terreur die zich richt
tegen de zaak van Christus.
Maar kunnen we wel spreken van terreur, zo vraagt u? Het is onmiskenbaar dat
overal Islam en terreur samengaan. U zult nergens ter wereld voorbeelden vinden
van christenen die uit eigener beweging naar de macht grijpen en te vuur en te
zwaard anderen willen doden. Het christelijk geloof heeft een volkomen tegengesteld
programma inzake de benadering van andersdenkenden. Maar u moet, als we spreken
over de Mohammedanen, verschil maken tussen de mensen en tussen de leer.
Natuurlijk kunnen er aanhangers zijn, die zich vreedzaam gedragen met anderen.
Maar de sluimerende kiem van haat en oorlog lijkt toch overduidelijk aanwezig
in de strategie van de Islam.
Gods Woord
We moet aan Gods
Woord gedachten ontlenen als het gaat over deze grote tegenstelling, die onze
wereld beheerst.
De Heere Jezus heeft ons gewaarschuwd voor de valse profetie en voor de valse
religie. Valse religie heerste al binnen de grenzen van het eigen volk; laat
staan als we spreken over andere landen. Grote delen van bijvoorbeeld het CDA
zullen mede geïnfecteerd zijn door de gedachte dat elke religie wel goede
dingen heeft. Dus zijn ze allen in principe gelijk. Gods Woord spreekt van een
absolute tegenstelling. Hoe stond Paulus op de Areopagus? De Grieken botsten op
hetgeen hij hen voorhield. Het kenmerk van de waarheid is het geloof in
Christus, de weg der zaligheid uit genade. Alles wat daarbuiten ligt, mist het
zicht op waarheid en verlossing. Het pleit meer voor de kerk in Moslimlanden dat
zij vervolgd worden dan voor ons in het vrije Westen dat wij een pact sluiten
met de maatschappij en met de leugen. En nu is het zeer terecht als we bewogen
zijn met de zielen van hen die dwalen, maar dan hebben we het toch over
bekering, die zowel voor ons als voor hen nodig is. Dat is een andere weg dan
dat we ons laten meevoeren met de gedachten van de massa dat het allemaal zo’n
vaart niet lopen zal. Er ligt een kloof , met de Islam, met de maatschappij,
met de huidige politiek.
Dit is de absolute tegenstelling, die gezinnen, steden, volkeren en landen
verdeelt.
Daarnaast moeten we toch ook bedenken dat de Heere de grenzen der volkeren
heeft vastgesteld. Ik begrijp nauwelijks dat deze overweging nooit tot haar
recht komt in onze discussies. Israël moest alleen wonen in Kanaan; vermenging
met de andere volkeren leidde strijk en zet tot afgoderij. Ja, maar de situatie
is nu toch heel anders? Dat is waar. Het Christendom is geen staat temidden van
de staten; dat is wel zo met het Vaticaan. Daar heerst de gedachte dat de paus
wel een eigen staat moet hebben, anders zou er een aardse macht over hem en de
kerk heersen, wat voor Rome een onmogelijke gedachte is. Men denkt zo: om de
schapen te kunnen weiden, moeten we als kerk macht hebben over de wolven. Protestantse
kerken zijn heel de wereld door echter onderdelen van landen en staten. Hoewel
we de geboden voor de mensheid maar ten dele kunnen bevorderen, moet
innerlijk onze houding wel bepaald worden door het Woord van God, of dat
nu kan of niet. De Heere gaf de grenzen. Het argument voor immigratie is dan
altijd dat we de gastarbeiders zelf binnen gehaald hebben. Dat schept zeker wel
verplichtingen, maar dat geldt dan hen die hier een plaats hebben. En zijn deze
verplichtingen dan zo verregaand, dat we deze mensen moeten naturaliseren en
financieel rondom in alles schadeloos moeten stellen? Denk hier aan gezinshereniging
en aan de verregaande financiële tegemoetkomingen, met als gevolg fraude en
misbruik? Het is niet onterecht dat dit kabinet maatregelen neemt tegen
wildgroei op dit terrein.
Er zijn er, en dit ten derde, die de grote waarde zien van onze eigen Joods-christelijke
cultuur. Dat is heel wijds en ook vaag aangeduid. Maar zeker heeft het
Christendom in Europa diepe sporen getrokken en moeten we daaraan geen voorrang
verlenen? Zelfs Wilders stelt dit. De Reformatie inzonderheid heeft ons
werelddeel gestempeld. Het is waar dat Nederland zich daarvan afkeert. Ook
andere landen doen dat, zoals Engeland, waar de kerk ook moeilijke tijden
tegemoet denkt te gaan. Maar bij onze Oosterburen ligt dat weer wat anders.
Daar heeft de kerk vanouds toch een meer algemene betekenis en lijken overheid
en volk sympathieker te staan tegenover de kerk. Ook al gaat de kerk verdwijnen
in Europa, wetgeving en beschaving zijn mede bepaald door Gods Woord. Daar
zetten we ons voor in. In deze gedachtegang vormt de Islam een regelrechte
bedreiging. Zijn we dan bang? Men verwijt de kerk wel dat ze bang is in deze
tijd. Bang voor allerlei tegendraadse bewegingen. Maar bent u er dan nìet bang
voor? Voor de demonische machten van deze dagen? We behoren toch onze zaligheid
te werken met vreze en beven?
Ik denk nog aan een andere factor. Paulus heeft het over de geestelijke
boosheden in de lucht, de machten en de overheden (Ef.6:12v; Coll.2:15). Dat
wijst op een geestelijke strijd. Het gaat niet om een strijd tegen vlees en
bloed, tegen mensen, tegen Islamieten, nee, het gaat om een veel ernstiger
gevecht, namelijk de strijd tegen de duivelse machten tot zelfs in ons eigen
leven toe. Satan hult zich in het kleed van ongeloof, maar ook in dat van
bijgeloof. Hij bedient zich van ideologieën en machtsblokken. Mensen zijn
gelukkig geen duivelen, maar we kunnen als mensen, ook u en ik, wel gebruikt
worden als een middel om demonische plannen door te voeren.
En staan wij nu in deze strijd? Aan welke kant strijden wij? Ik kom terug bij
mijn uitgangspunt.
Wilders is geen profeet. Ook hij kan heel duidelijk gebruikt worden voor antichristelijke manipulaties. Hij is ook geen christen. Als hij nu al zegt dat in Europa de lichten uitgaan, dan moeten wìj des te meer oog hebben voor de machten der duisternis die overal opgang maken. Als hij dat nu roept en de kerk is er blind voor, dan zouden we wel heel diep gezonken zijn. Daarom heeft zo’n bericht ons toch wel veel te zeggen. Er is maar één Licht in deze wereld en dat is Christus. Zijn zaak staat er in Europa en in Nederland zeer zwak voor. Dat geldt van Den Haag en van Hilversum. Als er Ufo’s zouden leven onder ons en als ze de centrale knooppunten zouden bezetten, dan zouden we groot alarm slaan. Het is te vrezen dat geestelijke machten en structuren ons volk in hun greep hebben. Paulus streed daartegen en strijden wij met hem? Dan hebben we de geestelijke wapenrusting nodig. Daarom hebben we echte profetie nodig. Echte profeten op Sions muren! Dan denken we niet mee met de trendsetters, maar dan waarschuwen we als we het gevaar zien komen. In ootmoed en in schuldbesef. "Profeet, sta op, profeet, ga profeteren, want eer Ik weer als Rechter wederkom, zal zich Mijn volk geheel tot Mij bekeren”.
JUBILEUM 2011
We verheugen ons met
het RD in het veertigjarig jubileum, dat dezer dagen werd beleefd.
Veertig jaar door de woestijn van dit leven, met alle mogelijke voorvallen die
ook destijds het volk van Israel beleefde op weg naar Kanaän. Omdat het dagblad
zo nauw verbonden is met de kerkelijke pers, mogen we enige aandacht aan dit
jubileum niet overbodig achten.
Veertig jaar terug
werd de noodzaak van een echt christelijke pers alom gevoeld. De
Reformatorische gedachte als maatschappelijk verschijnsel was nog niet in
beeld. De zuil bestond nog niet. Tot die tijd waren we redelijk tevreden met de
diverse christelijke instellingen. Dat gold ook van de kranten uit die tijd.
Lange tijd was de Rotterdammer (en ook Trouw) in mindere mate mede bepalend
voor onze kerkelijke gezindte. Het was de tijd dat onze predikanten, ook van
Bewaar het Pand, voor de NCRV microfoon spraken.
Maar dat veranderde. Het RD werd als een wonder van God geboren, toen daar de
noodzaak toe ontstond. Over het algemeen heeft het RD saambindend gewerkt, al
kreeg het ook te maken met de verschillen tussen de bestaande kerken in onze
kring. Mensen uit onze kerken hadden wel eens het gevoel dat ze niet altijd
helemaal zuiver geacht werden.
Er is heel veel reden tot dankbaarheid over hetgeen de Heere ons in ons dagblad
heeft gegeven. Ds. L.H. Oosten heeft daar ook op gewezen. Hij sprak over de
woorden van de Heere Jezus dat de kerk een zoutend zout moet zijn. Daarbij
attendeerde hij ook op gevaren van een innerlijke afzwakking. De verslaggever
heeft daar eerlijk over geschreven. Het is begrijpelijk dat deze zorg leeft.
Die zorg moet overigens altijd en in alle omstandigheden leven. Naar mijn
voorzichtige inschatting is het zo dat er ook directe aanleiding is om bezorgd
te zijn over de toekomst van het RD. Ik knoop mijn opmerkingen graag vast aan
wat hij die dag gezegd heeft. Het zou te prijzen zijn als directie en redactie
(van het RD en van het gezinsblad Terdege) ook zouden willen handelen
naar de gesproken woorden en de gegeven raad.
Is er dan reden tot acute zorg? Waarover moeten we in deze dagen niet bezorgd
zijn, is mijn wedervraag. Ik wil als vertegenwoordiger van mijn generatie de
vraag dus bevestigend beantwoorden. De oudere lichting weet van de oprichting
van het RD en bijvoorbeeld ook van die van de EO. De oprichters van deze omroep
werden gedreven door principieel Bijbelse motieven. Maar de koers van de omroep
is radicaal en drastisch veranderd. We voelen ons er niet meer bij thuis.
Gelukkig is dat met het RD niet in die mate het geval. Toch is er op afstand
misschien wel sprake van een volgbeleid, een parallellie tussen de beide
genoemde organisaties.
In veertig lange jaren kan er veel veranderen. In de Richterentijd was dit
aantal jaren cruciaal en nam het verval telkens weer opnieuw in die periode
toe. Daarom zijn ook nu deze veertig jaren een principiële beschouwing
meer dan waard. Het gaat immers om het blad dat dagelijks in onze gezinnen
verschijnt.
Ik noemde mijn generatie. Ik kan mij voorstellen dat latere generaties anders
in het leven staan. Dat gebeurt op een manier die mij als oudere enerzijds een
groot gevoel van erkentelijkheid geeft. Ik neem het ook in kerkenraden waar.
Jonge mensen zijn ijverig bezig met de geestelijke dingen. Zij doen heel veel
wat de ouderen laten liggen. Zij missen de feedback die wij wel met ons
meedragen; dat behoeft lang niet altijd een gemis te zijn. Ook ik en wij
als ouderen moeten ons onderzoeken op deze punten en zeker ook van ons geldt
dat wij afgeweken zijn. Jongeren willen luisteren naar het Woord en men wil
tegelijk midden in de maatschappij staan. Maar deze generatie heeft wel een
andere bagage. Ik zou het kunnen aanduiden met een gebrek aan ankers in de
Gereformeerde Belijdenis. Deze is al lange tijd in het geding. Zodanig dat ik
mij soms nauwelijks kan indenken dat er niet herhaaldelijk mensen bij de
noodrem staan omdat de trein een verkeerde wissel heeft genomen. Dit geldt niet
alleen van de Pers, maar evenzeer van andere Reformatorische instellingen. In
de kerken komen we hetzelfde verschijnsel tegen.
Ik noemde als voornaamste oorzaak een zeker gebrek aan kennis van de
Belijdenis. De kwaal zit echter nog dieper. De innerlijke beleving, het werk
van de Heilige Geest, is op de achtergrond geraakt. Dat is rechtstreeks de
schuld van onze generatie. Het is geen verwijt aan de jeugd.
De grenzen van onze gezindte worden overschreden. Ik begrijp dat er geïnformeerd moeten worden. Maar hoe doen we dat? Hebben wij iets met de een of andere citypastor uit een van de grote steden die wellicht geen enkele affiniteit heeft met de drie formulieren? Moet ik op de hoogte zijn van alles wat er in de evangelische beweging gebeurt? Er komen herhaaldelijk scribenten aan het woord, die buiten onze einders leven en denken. Vooral in de rubriek "Opinie” worden allerlei meningen geuit, die vragen oproepen. Zodoende wordt men een open gemeenschap. We spreken met de vijanden in de poort, alleen, het zijn geen vijanden meer. Ik heb het hier niet over mensen, maar over gedachten en visies. Was het echter altijd maar een zodanig spreken in de poort. Vele malen gebeurt dat wel. Maar vaak gebeurt dat ook niet. Gedachten van anderen mogen breed uitgeleverd worden, maar er dient wel een kritische visie bij ontwikkeld te worden. Er moet meer geïnvesteerd worden in de Gereformeerde belijdenis en in de betekenis van bevindelijke geloofsbeleving. Hoe komt het dat er, ook binnen kerken als de Gereformeerde Gemeenten, zoveel mensen overgaan naar vrije groepen? Het heeft mede z’n oorzaak in het bestaan van EO en, op afstand, ook van het RD. Het gevoel leeft bij meerderen dat mensen uit Evangelische kringen erbij horen. Het gaat er niet om te beweren dat zij er niet bij horen, maar het gaat te ver om het tegendeel dan maar aan te nemen. Dat alles zou niet zo ernstig zijn als we hiermee niet de hoge waarde van onze Belijdenis zouden kwijtraken. De brede journalistieke vleugels worden uitgeslagen, maar we moeten oppassen dat onbedoeld informatie niet leidt tot verkapte propaganda. Het is bekend dat deze moderne denkwijze leeft onder onze gezindte en dus moeten we aannemen op grond van de resultaten dat deze visie ook binnen onze organisaties leeft. Ik heb al eerder het woord van iemand aangehaald die zei dat binnen een aantal jaren een organisatie zich kan richten tegen de uitgangspunten van de oprichters van die organisatie. Deze klachten leven ook ten aanzien van het onderwijs. Ik teken hierbij nog aan dat het officiële beleid deze ontwikkeling niet nastreeft, maar het is de vraag in hoeverre de directie de medewerkers kan houden aan het beginsel.
Wat betreft ons dagblad hebben deze geestelijke bewegingen ook nog een bijkomende oorzaak. Er was destijds in mijn gemeente Damwoude een oudere broeder die heel markant en authentiek nadacht over kerk en maatschappij. Jan de Vries, bij sommigen uit onze kring vast wel bekend. Hij overleed enkele jaren geleden. Ten aanzien van de krant merkte hij op dat deze in omvang veel te groot en te uitgebreid was geworden. Wie hierover nadenkt, zal moeten toegeven dat deze gedachte grond heeft. Een grote krant brengt veel omhaal met zich mee. Veel personeel, een grote organisatie, allerlei zakelijke beslommeringen, ongewenste vermeerdering van wetenschap als een smartende zaak (Pred.1:18), een te hoge abonnementsprijs. Ook veel artikelen en veel pagina’s. Deze gedachte, in combinatie met de genoemde geestelijke oorzaken, wordt zichtbaar in het idee dat alles wat er gebeurt, nieuws is. Het is de vraag of het de taak van een dagblad is om zoveel opiniërende artikelen aan te leveren. Ik zelf heb de krant dagelijks niet veel langer in handen dan een goed kwartier. U begrijpt dat ik daarom meen dat veel ballast de kolommen vult. Pagina 1 en 2 brengen me al een heel eind. Als ik ook mag wijzen op positieve artikelen dan denk ik aan de ook ruim aanwezige vermeldingen van het Puritanisme en de bespreking van opbouwende Gereformeerde literatuur. Verder is het regionale nieuws voor de meeste lezers interessanter dan allerlei overige feiten. Het kan en mag wat minder zjn. De maatschappij is grootscheeps bezig met afslankstrategieën en bezuinigingen. Misschien is het een goed idee dat ook de RD-Holding daar eens over nadenkt. Overdaad schaadt.
Op de moderne
Areopagus is het nog steeds zo dat men graag iets nieuws hoort of spreekt. Op
de katheders aldaar staan zowel de Telegraaf als Bewaar het Pand en nog vele
anderen. Ieder tracht op zijn eigen wijze informatie te verschaffen. Ook ik ben
mij bewust dat mijn schrijven dat doel dient. Het is voor ons de vraag of we
tussen de Atheners in staan of dat we ons beeld vinden in die ene profeet, die
zich uiteindelijk keerde tegen heel het gewoel van de stad en haar geleerden.
Athene streed met hem; er staat eigenlijk dat zij botsten met hem.
Paulus ging heel bijzonder te werk. Hij trachtte zoveel mogelijk in hun wereld
in te dringen. Het leek er zelfs op dat hij de dienst van God zo maar een
plaats gaf temidden van de Griekse goden. Hij toonde zich bekend met hun
dichters. Dat alles leert ons dat we moeten staan in de cultuur van deze tijd.
Maar gaandeweg werd dat anders. Hij probeerde zijn hoorders over de grens te trekken
van bijgeloof tot geloof. Dat was bij de apostel drijfveer en hartstocht.
Daarvan was hij diep overtuigd tot in het merg van zijn ziel. Hij durft op die
plaats te zeggen: "God dan, de tijden der onwetendheid overzien hebbend,
verkondigt nu alle mensen alom dat zij zich……. bekeren. Daarom dat Hij een dag
gesteld heeft waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een Man,
Die Hij daartoe verordineerd heeft”(Hand.17:30,31). Eerst strijden de wijsgeren
met hem, nu strijdt Paulus met hen en zijn de rollen omgekeerd.
Zijn wij met elkaar ervan overtuigd dat we staan en strijden voor de waarheid
der Schrift en voor Hem Die de Waarheid is? Niet om te strijden ter wille van
de strijd, maar omdat de Atheners het zijn die dringend een antwoord nodig hebben.
Wat Paulus zegt is anders dan wat er in onze tijd meestal wordt gesteld op de
scheidslijn van kerk en wereld. En daarom bleef het op de Areopagus maar
beperkt tot een heel kleinschalige operatie. Het liep niet goed af en er kwam
geen applaus. Deze Atheense filosofen hebben echter in de loop der eeuwen toch,
ondanks Paulus, grote schade toegebracht aan de loop van het Woord. Telkens
weer werden allerlei gedachten van Aristoteles en Plato zichtbaar in de
ingewanden van de christelijke kerk. Het Doperdom waar ik het de vorige keer
over had, kwam rechtstreeks uit deze hoek. We moeten dus niet vreemd opkijken
dat ook nu de wereld midden in de kerk aanwezig is. Zeker in kringen zoals de
Pers waar men opereert op het snijvlak van kerk en wereld. Paulus liep niet
mee. Maar hij kwam ook niet tot een compromis. Hij hield zijn kruit droog en
zijn blazoen bleef onbezoedeld. Dat is ook nu nog van grote betekenis.
Dit artikel is bedoeld om mee te denken met hen die midden in de maatschappij
staan. We mogen blij zijn dat de zorg om het Woord des Heeren ook binnen de
verschillende organisaties leeft. Ezra moest de tempelschatten vanuit Babel
afleveren in Jeruzalem. Bij die gelegenheid werd alles nauwkeurig gewogen
(8:34). Eenmaal weegt de Heere onze geestelijke bagage. Gods Kerk leert dit
hier te doen. Want het gevaar was er toen dat men tijdens de lange reis door
rovers onderweg werd overvallen of dat er iets verloren werd van het goud van
de dienst des Heeren. Die gevaren zijn er ook nu. Goud moet goud blijven. Geen
koperen schilden in plaats van de gouden schilden uit Salomo’s tijd. Moge
de Heere eenmaal tegen u en mij kunnen zeggen: "Gij hebt kleine kracht; en
ge hebt Mijn Woord bewaard”. Houd wat ge hebt!
MEDIA 2011
In de Waarheidsvriend schreef dr. J. M. de Vries enkele opmerkelijke artikelen over mediagebruik. Hij is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de TU te Delft. In zijn artikelen geeft hij een waardevolle bijdrage aan de discussie rondom Televisie en Internet. Zijn gedachten cirkelen rond de polen van onthouding en selectief gebruik.
Ik heb zelf al
meermalen gewezen op een merkwaardige omslag die de Gereformeerde Gezindte
maakte rondom de media. Toen de Tv kwam, werd onder ons het pleit gevoerd voor
onthouding. Niet dus: doe dat ding dan uit, maar: doe dat ding er uit. Er waren
in onze kerken ook genoeg mensen, die meenden dat de weg van onthouding niet
begaanbaar was. Maar er waren en er zijn anderen, die geen Tv in huis hebben.
De bedoelde omslag kwam toen het Internet zich aanbood. Eerst kwam de computer;
geen enkel bezwaar, want het was in principe bedoeld als een handige bureau-
hulp. Een prima tekstverwerker. De pc werd kritiekloos aanvaard.
Maar het wereldwijde web volgde. De pc bleek een poort te zijn tot de achterliggende
wereld. En wat voor een wereld. De Tv werd aan alle kanten ingehaald door
Internet. Veel meer mogelijkheden. Interactief gebruik. Veel informatie.
Toenemende snelheid. Maar buitengewoon veel pulp en vuiligheid. Alles wat er
aan verwording in de wereld te vinden is, staat op Internet.
De ongedachte omslag heeft zich voltrokken: vrijwel niemand pleit voor
onthouding inzake internet. Destijds gebeurde dat wel ten aanzien van de Tv. En
dat gebeurt ook nu nog. T.a.v. Internet echter een algemene aanvaarding, met
het standpunt dat we selectief moeten gebruik maken van het medium. Wat betreft
de Tv zeiden we: een zondig mens kan niet onderscheiden en bestand zijn tegen
de verzoeking. Hij neigt naar het kwade. Denk aan het aansprekende artikel van
Ds. Hoefnagel (vorige nummer). Die geestelijke en Bijbelse instelling hebben we
nu massaal verlaten: in plaats van onthouding is er nu de selectie.
Dr. De Vries geeft aan dat hij thuis zich van beide instellingen onthoudt: geen
Tv en geen Internet. Dat is opmerkelijk. Kan dat nog wel? De Vries zegt er geen
moeite van te ondervinden. Op zijn werk maakt hij wel gebruik van Internet.
Thuis niet. Dat zette mij ook weer aan het denken. De conclusie is aangrijpend
en ernstig: we zijn een grens gepasseerd en we kunnen niet meer terug. Dit
geldt vrijwel de gehele Gereformeerde Gezindte. Dat is nog het meest
opmerkelijke!
Ik volg nog eens even
de historische ontwikkelingen. Eerst kwam de Tv. Deze werd door onze gezindte
afgewezen. En dat was terecht. Achteraf kunnen we eerlijk vaststellen dat dit
medium in gezinnen en kerken een sloopproces heeft ingeluid. De Vries noemt als
bezwaren: de slechte inhoud, de beeldcultuur en de verslavende invloed. Grote
risico’s voor jonge mensen, maar evenzeer voor ouderen. Aan deze bezwaren
zijn nog toe te voegen: sociale verarming (van het gezin), tijdrovend karakter
(minder tijd voor andere dingen) en verwereldlijking van ons denken (reporters
worden de nieuwe goeroes; we gaan denken zoals de NOS dat wil). En als Knevel
en van de Brink het zeggen, moet het wel goed zijn.
Toen vervolgens de pc binnenkwam, werd dat een mooi stuk speelgoed voor onze
gezindte, die immers geen Tv bezat. Hier konden we neutraal mee omgaan. Ik weet
nog hoe ik destijds zelf besloot een pc aan te schaffen. Ik had eerst iets
anders geprobeerd: al schrijvend met de vulpen mijn preken bewerken; ik ruimde
ook mijn typemachine op. Handwerk is immers het mooiste wat er is. Het
handschrift is een stukje ambacht tegenover de onpersoonlijke stijl van de
machine. Toch kwam uiteindelijk de pc er, ook bij mij.
Ik had er wel oog voor, dat ook de computer op zich een gevaarlijk apparaat
was. Omdat de techniek op zichzelf een gevaar behelst. Ik zei dat ook wel in
mijn preken, maar ik herinner me over het algemeen dat slechts weinigen dat met
me eens waren. Dr. F. de Graaff heb ik in dit verband wel eens aan u
voorgesteld. Hij zag in dat de techniek op zich niet neutraal is. Als je zei
dat de pc de mens zou overvleugelen, lachte iedereen je uit. Nee, de mens
blijft baas. Wat eruit komt, stop je er eerst zelf in. Dat klonk geloofwaardig,
maar dat was het niet. Het simpele rekenmachientje werkt eraan mee, dat een
deel van uw hersenen verroest. U rekent niet meer; onze kinderen kunnen slecht
rekenen, zo is gebleken. Maar van lieverlee is de pc de meeste van uw
denkfuncties gaan overnemen. U denkt over een groot aantal zaken zelf nog
maar sporadisch na. Welk proces veroorzaakt dat in uw hoofd?
De robot zal de mensheid overheersen. Dit is een reëel scenario voor de
toekomst. U wordt een verlengstuk van uw pc. U bent uw vrijheid op dat gebied
kwijt: uw programma’s op de pc sturen uw handelingen. Dit risico hebben we niet
voldoende ingeschat.
Met Internet echter werd het daarna pas echt ingewikkeld. Konden we dit nieuwe
medium accepteren? Men zei dat dit wel móest, want op het werk maakten we er al
gebruik van. En er is zoveel moois te zien. Een stroom van informatie. Een
wereld van gemak. En je kunt er een heel goed gebruik van maken. Studenten
kunnen er niet meer zonder. Maar de huismoeder natuurlijk ook niet. Ik zou de
volgende trefwoorden willen verbinden aan deze elektronische ontwikkelingen,
zowel van de pc alsook van Internet. a/ snelheid (een pc moet steeds sneller
werken; zo worden we mee opgejaagd). b/ communicatie (we kunnen met iedereen
chatten en we hebben een schare van vrienden erbij). c/ informatie (zowel over
God als over de duivel). d/ gemak (we kunnen overal komen, zonder uit onze
stoel te hoeven opstaan). U kunt al deze ontwikkelingen ook van toepassing
achten op uw mobiele telefoon, zowel van de uwe als in sterkere mate, van die
van uw kinderen. Veel jongeren hebben open Internet.
Denk hier met mij iets dieper over na:
Ad a (snelheid): de pc wordt al maar sneller. Met het gevolg dat velen het
snelste programma willen hebben. Dat kost heel veel geld. Maar, omdat de pc
voor velen een verslindende afgod is, geven we veel geld uit. Je zit in de
trein en je moet mee. De snelle pc is een opjager van de bovenste plank.
Ad b (communicatie): Internetverkeer biedt een schat aan contacten. Jongelui
weten dat op z’n best. Maar ook die man of die vrouw, die beleven dat deze
vormen van vriendschap een grens passeren, zodat het huwelijk op de klippen
loopt of kan lopen. Er zijn voorbeelden van. Ik vestig nadrukkelijk de aandacht
op deze vorm van modern internetverkeer. Natuurlijk kun je er best heel veel
moois aan beleven. Je voelt je eigenlijk nooit meer eenzaam. Er zijn jongelui die
altijd in beeld zijn (online). Predikanten zijn actief op allerlei sites en
behandelen daar belangrijke levensvragen. Daarmee helpen zij jonge mensen. Dat
is prachtig. Ons kamerlid Dijkgraaf zou er nooit aan beginnen, zei hij, maar
hij zag er zoveel mooie dingen van, dat ook hij online is gegaan. Daar is geen
kwaad van te zeggen.
Toch moeten wij ons gaan afvragen of we op deze terreinen niet op hol slaan. Ik
denk dan vooral aan sites als Hyves, Facebook enz. Je zou de stelling kunnen
verdedigen dat de dameskrans van vroeger haar vleugels wereldwijd heeft
uitgeslagen. Is dat zo goed? Vroeger noemden we allerlei dingen roddelen, nu
heet het chatten. Ik weet voorbeelden van mannen die in hun digitale
vriendenkring allerlei jonge meisjes hebben opgenomen. Welke invloed heeft dit
alles op relaties? Waarom moet ik weten wat Rouvoet dacht toen hij vanmorgen
opstond? Of van der Staaij? Waarom moet en mag nu wereldwijd bekend gemaakt
worden hoe de een of ander over die dominee denkt (met naam en toenaam). We
hebben immers ook een Refoweb! Is het isolement doorbroken, of is het isolement
feitelijk versterkt? Wanneer ontmoet je een vriend nog écht? In levende lijve,
één op één?
Ik hoor collega’s zeggen dat zij een wereld van mogelijkheden zien voor het
pastoraat. Ik geloof dat en neem het graag aan. Toch zou ik, met alle
waardering, enkele kritische vragen kunnen stellen. De voornaamste: is de eigen
dominee thuis in de gemeente niet de eerst aangewezene voor jonge mensen?
Onlangs bleek nog dat zowel het georganiseerde jeugdwerk alsook de
jeugdouderling weinig bijdraagt aan het welzijn van de jeugd. Dat was resultaat
van een onderzoek. De gewone catechisatie moet het doen. Dat geloof ik ook. De
eigen dominee is dè pastor voor de jeugd. Hij wil dat ook graag zijn! Waarom
dan de digitale herder? Misschien omdat die je begrijpt en het zo goed
verwoorden kan? Zijn dat echt goede motieven? Mijn woorden zullen heel veel
protesten oproepen, maar ik troost me dan maar met de gedachte dat ook ik mag
mee discussiëren op mijn manier. Ik wijs op het gevaar van de uitwassen, in het
besef dat er ook veel goeds is. Maar maakt dat laatste het nu juist niet
moeilijk? Er is ook veel goeds. Pas dat principe nu eens toe op de Telegraaf:
er staan immers ook wel goede artikelen in. Of zeg nu: in de RK kerk zijn ook
goede dingen. In dat geval trekken we een andere conclusie. We moeten gaan
nadenken over de vraag van Jakobus: "Welt ook een fontein uit dezelfde
ader het zoet en het bitter?” (Jak.3:11). Inderdaad een moeilijke tekst, voor
ons allemaal en op ieder terrein. Ik zou er nog niet over kunnen preken. We
moeten hierover op z’n minst eens nader gaan nadenken.
Ad c: een schat aan informatie. Ik maak daar op beperkte schaal ook gebruik
van. Ik ervaar dit als een plus. Maar, gisteren las ik nog dat de meeste mensen
zo maar, zonder iets te zoeken, surfen, urenlang. Overal informatie. Waarom
moet u dat allemaal weten? Waar zijn de grenzen? Bijbelse informatie wordt
steeds oninteressante. Welke informatie bedoel je? Ik had het in dit verband al
over God en de duivel. Er zijn mooie sites over bijvoorbeeld de Puriteinen.
Maar we hadden deze toch al in boekvorm? U gaat ze niet uitgebreid op Internet
lezen. Dan grijp je toch naar het boek. Wat hebben verder kerken en gemeenten
mooie sites. Dat vind ik zeker. Hulde aan hen die daar talenten ontwikkelen.
Maar voor wie doen we het? Er zal zeker zegen vallen en de Heere gebruikt het
vast en zeker. Maar hebben we dit persé nodig? Kunt u ook enkele nadelen
bedenken? Het vakje "favorieten” vullen sommige mensen met
dominees.
Maar dan de informatie van de duivel. Daar kan ik geen einde of begin in
vinden. De stroom is onafzienbaar. Een enorme bedreiging voor onze jeugd. Zeker
omdat er geen filter is op de black berry en omdat veel ouders het absoluut
niet vermoeden waar hun kinderen aan bloot gesteld worden.
Ad d (gemak): We shoppen via internet, we vinden het ideaal alles te kunnen
doen op de makkelijkste manier. Op je bed naar de preek luisteren, in je stoel
boodschappen doen, achter je pc mensen ontmoeten. Met het gevolg dat de mens
zich volkomen isoleert.
Dr. De Vries heeft hier geen last van. Er zullen maar weinig mensen zijn, die
zijn keuzes overnemen. Maar onze gezindte is op weg naar een buitengewoon
ernstige catastrofe; daar ben ik van overtuigd. Wie kan hier raad geven? Is het
Johannes die zegt: Haat ook de rok die met het vlees besmet is? Is het Paulus
die zegt: Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt? Verschillende benadering
die in wezen een harmonie vormen. Maar wat betekent het voor onze tijd, voor
onze jeugd, voor onze bejaarden, die ook willen weten wat een muis is.
Jozua zei: Ik en mijn huis. Kunnen we in dit verband ook zeggen: Ik en mijn
buis? Of ook: Ik en mijn muis? Ik heb in dit artikel vrijwel alleen nog maar de
problematiek geschetst. We hebben kunnen lezen van die familie die, na
jarenlang elders vertoefd te hebben, bij hun terugkeer zeiden dat ze in de kerk
en in ons land niet meer thuis waren. Zo’n signaal vraagt aandacht. Maar ook
dat hoort bij deze tijd dat je aan bezinning meestal niet toekomt. Ik kan maar
één ding zeggen, tegen mijzelf en tegen u: Ontwaakt, gij die slaapt!
P.S. In mijn vorige artikel noemde ik ook de CU onder de instanties die een gewijzigde houding aannamen t.a.v. homoseksualiteit. Ik weet niet of dit helemaal juist is; er is geen vastgesteld standpunt. Hopelijk had ik ongelijk.
TRADITIE 2011
Voor de contio van predikanten binnen de Gereformeerde Bond sprak A. van der Schans over de traditie. De strekking van zijn lezing was: "Nieuwe tradities kerk niet altijd verkeerd”. Deze stelling roept enkele vragen op, die ik graag nader met u overweeg. Ik doe dit omdat binnen kerken en gemeenten allerei tradities onder druk staan.
Mijn eerste vraag is:
Kun je wel spreken van "nieuwe” tradities? Zijn tradities niet altijd oud?
Kunnen we niet beter spreken van nieuwe vormen (waarvan je nog niet weet hoe
deze zich zullen gaan gedragen)? Een tweede vraag: Wat is de draagwijdte van de
woorden: "niet altijd”. Weet je in een bepaald geval of een nieuwe weg bijvoorbeeld
wel beter tot het doel leidt? Een derde vraag is: Uit deze stelling blijkt dat
nieuwe vormen bij tijden absoluut wèl verkeerd zijn; welke zijn dat dan?
De referent maakt onderscheid tussen variabele (wisselende en veranderlijke)
factoren en constanten, die er altijd (moeten) zijn. De constante factor in de
Kerk moet zijn de inwoning van de Heilige Geest. Als die inwoning er blijvend
is, kunnen de vormen zich wijzigen.
In het persverslag werden de volgende gebieden genoemd, waarop zich wijzigingen
voordoen: het zingen van gezangen, één keer in plaats van twee keer per zondag
naar de kerk gaan, een preek als dialoog in plaats van monoloog en het minder
preken uit de catechismus. Met deze voorbeelden pakt hij fors uit. Je zou zelfs
wel de vraag kunnen stellen of we het dan nog wel hebben over tradities alleen?
Er is een veel minder omvangrijke reeks voor te stellen zoals:
jeugddiensten en andere bijzondere diensten, zwarte costuums voor de
kerkenraad, wel of geen tussenzang, staan of zitten van de gemeente tijdens
liturgische onderdelen, rhytmisch zingen, Bijbelkringen in plaats van
verrenigingen, collecteren tijdens orgelspel….. Deze onderwerpen zijn minder
ingrijpend dan die welke genoemd werden door van der Schans.
Enkele kanttekeningen:
Hij noemt als gevaar van een traditie dat de inhoud gaat stollen in verouderde
vormen. De stollingsgactor wisselt per persoon. Dat maakt het moeilijk. Als een
predikant nog gekleed zou gaan in een steek met een hoge hoed, dan werkt
dat bij velen belemmerend. Dat kan ook gezegd worden van de taal die gebruikt
wordt, enz. In ieder geval geldt van het dagelijkse leven dat we gelijke tred
houden met allerlei ontwikkelingen op het gebied van landbouw en huishouding.
Moet de kerk zich ook zo voortdurend aanpassen aan ontwikkelingen in de
maatschappij? We doen dat wel als het gaat om kerkbouw en boekhouding, internet
en geluidstechniek, maar we zullen dat zo niet doen als we het hebben over de
kern van de prediking. Dat behoort voor ons allen vast te staan.
Er werd gesteld in de lezing dat we moeten vragen wat we ervoor in de plaats
krijgen, als we oude vormen afstoten. Ik moet zeggen dat we in de rij die hij
zelf noemt, er feitelijk niets voor in de plaats krijgen. Daarom lijkt het me
beter nog te vragen: wat raken we kwijt, als we de traditie willen wijzigen? Ik
denk weer aan de dingen die hij noemt,en dan is de som snel klaar: meer
gezangen betekent: minder psalmen; één keer naar de kerk betekent een verlies
van de helft aan Goddelijk onderwijs; dialoog in plaats van monoloog betekent
dan het mogelijke verlies van souvereine spreken van de Heere; minder preken
uit de Catechismus betekent een groeiend tekort van kennis inzake de
leer.
Dat zijn grote verliezen. Dat beklemt me altijd weer als ik lees van
bijvoorbeeld jeugddiensten en themadiensten; begin je ermee dan raak je de
gewone dienst kwijt. Zo is het gegaan bij de buren. Een baken in zee. Als
kerkenraden daar meer aan zouden denken, was er minder plaats voor het
experiment. Experimenteren geschiedt niet vrijblijvend. Dat maakt huiverig om
vormen te veranderen. Alles heeft zijn prijs. Ook het vrouwenkiesrecht
bijvoorbeeld. Er zullen dan vrouwen zijn die niet stemmen en dus raakt de
balans uit evenwicht. Of u raakt een stukje binding van de Schrift kwijt, want
Gods Woord kent geen regeerfunctie toe aan de vrouwen. Het is maar een
voorbeeld. Nu kun je iets dat je verloren bent, weer opzoeken, als blijkt dat
dit nodig is. Maar dat kan hier niet. Kerkelijke veranderingen hebben het
karakter van een onomkeerbaar proces.
Ik trek een volgende lijn. Het is merkwaardig dat het moderne leven (!) zich
juist richt op oude vormen. Meubels zijn goed als ze er niet te nieuw uit zien;
een putje hier en een beschadiging daar en dat maakt het juist mooi.
Grootmoeders wereld trekt aan. Oude spullen hebben echt iets. Een oud
peteroleumstel is voor mij volledig taboe, maar voor de moderne mens is dat
niet zo. Nostalgie is in. Het is frappant dat we in de kerk juist met een
omgekeerde evenredigheid te maken hebben. Daar werkt het nu precies anders. Hoe
komt dat? In de maatschappij trekt het oude aan vanwege onvrede met het nieuwe.
Een schilder die het thema "weg” wil tonen, zal geen vierbaansweg willen
voorstellen, maar een mooie, oude landweg, omgeven met hoge bomen. Het kan ook
zijn dat nieuwe vormen worden gezocht vanwege het feit dat het oude echt niet
meer werkt. Pas dat eens toe op de kerk. Is het niet vreemd en stemt het niet
tot nadenken dat we in de kerk juist allerlei nieuwe vormen ontwerpen? Ging het
oude slijten en verloor het z’n betekenis? Gingen de preken aan kracht inboeten
en hebben we daarom andere vormen gezocht? Ik vrees het.
Verder werd reeds genoemd de constante factor van de Heilige Geest. Wat zou het
geweldig zijn als die factor echt onveranderd altijd bleef gelden. Dat zou
verlossen van de kramp. Waaruit blijkt die bediening van de Heilige Geest?
Hieruit dat er mensen omgezet worden, dat er een levendig geestelijk contact is
over de wegen des Heeren, dat de prediking met honger mag worden ontvangen, dat
Gods eer krachtig wordt beleden en dat Gods volk verder geleid mag worden. Maar
daarover wordt door velen geklaagd. Hier mankeert het aan naar veler oordeel.
Zeker, dan ben je er ook niet als je gewoon alle dingen in de ijskast stopt en
het laat voor wat het is. Maar het is ook een hachelijk avontuur om in een
geestelijk vacuum andere wegen te zoeken. Voor- en tegenstanders van
vernieuwingen moeten dat in gelijke zin bedenken.
Als de werking van Gods Geest niet evident blijkt, moet u zich ernstig zorgen
maken over de voortschrijding van een andere geest, namelijk de tijdgeest. Dat
blijkt ook wel, want veel kerkelijke veranderingen worden ingegeven door
processen in de wereld om ons heen. Daarom juist is het de moeite waard om zich
wel tienmaal te bedenken aleer we andere vormen zoeken. En die bezinning lijkt
niet sterk aanwezig.
Gods Woord wijst er
op, dat vormen en gebruiken, zonder de levende kracht van het geloof, geen
betekenis hebben. In Jesaja 1 horen we dat een veelheid van offers met daaraan
verbonden het reukwerk en de sabbathen, zonder gehoorzaamheid, door de Heere
worden gehaat. Zo ook Amos in het vijfde hoofdstuk: "Ik haat, Ik versmaad
uw feesten, en Ik mag uw verbodsdagen niet rieken.
Want ofschoon gij Mij brandofferen offert, mitsgaders uw spijsofferen, Ik heb er
toch geen welgevallen aan; en het dankoffer van uw vette beesten mag Ik niet
aanzien. Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uwer luiten spel
niet horen” (vers 21-23). Dus het spreken over allerlei vormen op zich heeft
weinig waarde. De kernvraag is of het wezen aanwezig is. Leeft ons hart in de
vormen? Zonder dat hebben oude en nieuwe gebruiken voor God geen waarde.
Dus ook hier de constante, onmisbare werking van de Heilige Geest. Overal waar
we rust gaan vinden in een godsdienst zonder God, blijft de lege huls van de
werken over. Daar verheft zich de mens in zijn eigenwaan en meent hij geen Christus
nodig te hebben. Dat geldt van al die tradities en gewoonten die het vrome
vlees dienen. We zouden dat meer moeten bedenken. We zouden in die weg uitkomen
bij het bankroet van onze vroomheid. En daar moet het toch heen. De natuurlijke
mens steunt op zijn godsdienstige verrichtingen. "Waarom vastten wij en
Gij ziet het niet aan?”(Jes.58:3). Onze beste werken zijn dan een wegwerpelijk
kleed. Dat Goddelijke oordeel moet over al onze eigen werken heengaan.
Blijven er dan geen tradities over en maakt het dan niet uit hoe we leven? Zijn
offers en gebeden dan zonder waarde? De Heere Jezus maakt ons duidelijk dat we
zo niet moeten denken. De discipelen van Johannes vastten veel, samen met de
Farizeeën. Zijn eigen disicpelen deden dat toen niet. Bruiloftskinderen kunnen
niet vasten, zolang de Bruidegom bij hen is. Heeft de vorm van het vasten dus
geen betekenis meer? Zeker, de dagen komen dat de Bruidegom van hen zal
weggenomen zijn en dan zullen zij vasten (Matth.9:14v). Hier wordt het vasten
als een op zichzelf goede traditie, bepaald door de verbondenheid met Christus.
In Christus worden de vormen dus ook niet afgeschaft. Maar Hij is het Die de
aard ervan stempelt. Dat vasten komt op uit het geloof.
In dit verband zijn de woorden van Jeremia van grote betekenis: "Zo
zegt de HEERE: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude paden,
waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin; zo zult gij rust vinden voor uw
ziel; maar zij zeggen: Wij zullen daarin niet wandelen”. Wat wordt hier bedoeld
met de oude paden? Temidden van de vele wegen die de mensheid gaat, zijn er de
oude sporen die Gods Kerk in alle eeuwen gaan mocht. Ten diepste zijn deze oude
paden alle verbonden nmet die ene Weg, Die Christus is. Van oude tijden af
heeft de Heere dat heil geopenbaard. Naar die oude paden moeten wij leren
vragen. Zoals de negers zongen over "that old time religion” from my
father en my grandfather. Het gaat om die heilsweg, de weg der zaligheid, het
smalle pad. Maar een weg is tegelijk een manier van leven. Wat we doen en hoe
we het doen, wordt beheerst en bepaald door de werking van Gods Geest. En dan
kan het geen vraag zijn of we twee keer naar de kerk gaan en of we de psalmen
zingen. Dan worden we door de Heere er ook op gewezen dat we de oude paden niet
verplaatsen en veranderen (Spr.22:28).
Terugkomend bij de vragen van het begin, mogen we dan vanuit het levend
geloof, die wegen gaan die ons voorgeslacht heeft mogen gaan. We behoeven die
wegen niet meer zelf aan te leggen. Geen experimenten. De zaak is dringend genoeg.
De weg is smal en de poort is nauw. In kringen waarin veel tradities werden
weggebroken, komt nu de vraag soms weer op naar gewoontevorming. We zien ook
dat oude gebruiken weer terug komen. Ooit werden de voorlezers bijvoorbeeld
afgeschaft, terwijl nu in moderne kringen de voorleesbank weer in gebruik is.
Ouders weten heel goed dat gewoonten de opvoeding dienen.
Veel "nieuwe tradities” hebben het loodje moeten leggen. Oude trouwens
ook, maar niet met die snelheid waarmee de nieuwe experimenten weer van het
toneel verdwenen. Ik hoop dat we het onderwijs van Gods Woord hierin mogen
volgen. Dat is geen dwangbuis, maar een vreugde: " Hij gaf aan Jakob Zijne
wetten, deed Isrel op Zijn woorden letten, Hij leerde Zijn Zijn wegen
wandelen, zo wild’ Hij met geen volken handelen”.
Gedenkt der vorige dingen van oude tijden af, dat Ik God ben, en er is geen God
meer, en er is niet gelijk Ik. Die tradities zijn nuttig en goed.
Denktank 2012
Wel of geen denktank? Het idee werd gelanceerd door Ds. W. Visscher in het RD. Hij stelde dit voor in verband met de toenemende dreiging voor de kerk vanwege de toenemende seacularisatie. Het is zelfs meer dan dat. Er steken antichristelijke winden op, die ongetwijfeld aanzwellen en zodoende de kerk en allerlei christelijke organisaties willen omverblazen. We gaan het als christenen moeilijk krijgen in ons land en dat moet tot ons gaan doordringen.
Maar zoals dat gaat, het idee werd van allerlei kanten nader beschouwd. Er ontstonden diverse gedachten over de wenselijkheid ervan. Dr. Van der Sluis zag het in historisch perspectief vanuit de tegenstelling tussen Kuiper en Kohlbrugge. "Zullen we het dan nooit leren?”, zo riep hij uit.
Nee, dat zullen we wel nooit leren. Niemand van ons heeft dat helemaal geleerd en doorzien. Want het gaat hier om een vraagstuk, dat de kerk van alle tijden de grootste strijd en moeite heeft gebracht. Het gaat hier om de vraag in hoeverre het gebruik der middelen ingekaderd is in het handelen van de Heere.
Wat Ds. Visscher voorstelde, is helemaal niet verwerpelijk te noemen. We weten allemaal dat we ons moeten voorbereiden, zoals Jozef deed, op komende tijden van beproeving en dreiging. We bouwen dijken tegen het gevaar van overstromingen en we zorgen voor voorraden als de winter nadert. Zelfs de dieren doen dat. Zeker kunnen we de middelen stellen in de plaats van God en dat is een reëel gevaar. Als we pijn houden, gaan we naar de dokter; en eigenlijk komen we pas bij de Heere terecht, als we er zelf met artsen en medicijnen niet meer uitkomen. Zo hebben we dat wellicht al heel vaak beleefd.
De toonzetting van het voorstel en de contekst duidden niet op activisme of een buitensluiten van de voorzienigheid Gods. Ik heb zelfs in zijn woorden een heel andere bedoeling vernomen. Het was de vraag of wij wel beseffen wat er gaat gebeuren? Leven we niet te veel rustig door alsof er geen gevaren dreigen? Buigen we wel onder de oordelen Gods en valt er wel voldoende geestelijk licht over de situatie van onze dagen? Er zijn te veel symptomen die erop wijzen, dat we ons eigenlijk best thuis voelen in deze wereld en in de ontwikkelingen van ons land. Vanuit die onrust werd nagedacht over een manier om zich voor te bereiden op de komende najaarsstormen. Laat de Gereformeerde gezindte maar eens een inventarisatie maken van de moeiten die op ons aan komen.
Ik las in zijn woorden voor het eerst de uitspraak dat het instituut van de Medezeggenschapsraad in het onderwijs een knieval geweest is voor de onterechte claims van de overheid. Gaat dat vaker gebeuren, rond de positie van de vrouw op de SGP-kandidatenlijst, of als het onderwijs inzake de homo-emancipatie dichterbij komt, onontkoombaar? Wat doen we dan? Als de winkels op zondag open gaan, komen vele van onze mensen in de knel. Als de ziekenhuizen een nog strenger toelatingsbeleid voor verplegenden (inzake abortus en euthanasie) gaan hanteren, krijgen onze jonge mensen de eerste klappen. Als we zelf het onderwijs moeten bekostigen, zal dat genoeg zijn of zijn we er ook dan nog niet? Leven we echt bij deze dreiging of zijn we in slaap gevallen? Die vragen moeten wel gesteld worden. Als de predikanten in hun preken niet meer mogen zeggen wat zij moeten zeggen, wat zullen we dan doen? Dit is geen koffiedikprognose; het is zelfs een Bijbels gegeven dat die dagen zeker zullen komen. Gods Woord zou ons daarbij veel meer als een gids moeten dienen zodat we als een wachter die het gevaar ziet naderen, de mensen gaan waarschuwen (Ezech.33:6). Er is niet alleen een bezinning in ons denken nodig; er is bekering en wederkeer nodig. Dat heb ik in de woorden van Ds. Visscher gehoord.
Wat Dr. Van der Sluis daartegen in stelling brengt, is ook zeker waar. Men kan zeker doorschieten in allerlei menselijke handelingen. Men kan een Jakob worden om zelf steeds weer allerlei maatregelen te nemen. Dr. Kuiper had daar wel slag van. Hij heeft niet kunnen rekenen op instemming vanwege zijn optreden in de Doleantie en dat was om deze reden.
We moeten allen eerlijk erkennen dat we zo heel snel en makkelijk doorschieten in het gebruik der middelen. Israel was daar een sprekend voorbeeld van. Het steunde op Egypte, met terzijdestelling van de God van Israel. Jesaja roept het volk dan op: "Stilzitten zal uw sterkte zijn” (30:7,14). Denkelijk heeft van der Sluis Visscher niet helemaal begrepen en recht gedaan. Maar hij heeft stellig gelijk als hij waarschuwt voor het gevaar van ingrijpen in de plannen en de voornemens Gods. Troffel en zwaard waren echt nodig in de dagen van Nehemia. Maar we gaan er zo snel toe over om daarop ons vertrouwen te zetten. De Heere is een jaloers God.
Want de dagen komen in het leven van Gods kinderen dat ze genoeg hebben aan dat stilzitten en vertrouwen. Maar dat zal zijn als zij hunnerzijds alles gedaan hebben, wat de Heere van hen vraagt. Het onderhavige probleem geeft een spanning aan die direct te maken heeft met de rechgtvaardiging van de goddeloze. Vanwege deze spanning kwam de Reformatie tot stand. Rome was geheel verstrikt in het doolhof van doen en laten, van geboden en regels. De genade van Christus kon alleen maar overwinnen als de mens daar groen licht voor wilde geven. De mens kon die genade tegenstaan en de mens kon deze ook weer verliezen. De verzoening door het werk van de Heere Jezus kon alleen maar werkzaam worden, nadat mensen eerst een bepaalde waardigheid hadden verworven. Onder ons heeft dit de gestalte aangenomen van het voorwaardelijke denken over de weg der zaligheid. Voor mij als predikant is het telkens weer de afweging: hoe houden we genade voor vrije en onverdiende genade en hoe houden we deze gescheiden van de eigengerechtige werkzaamheden van de mens? Want enerzijds willen we in de preken duidelijk aangeven dat al onze gronden voor God niet bestaan kunnen; anderzijds geven wij ook aan dat er bepaalde wezenskenmerken zijn van het werk van de Drieënige God in het hart van de zondaar. Dat kan al snel vaag en ondoorzichtig worden voor de gemeente. Alles moeten doen en niets kunnen doen. We prediken terecht de noodzaak van zelfkennis en een nadenken over de zonde en de vervloeking en in dezelfde preek zullen we de kennis der ellende en de tranen over de zonde weer moeten afnemen. Het is een wandelen op het scherp van de snede om deze lijnen zuiver en eerlijk te trekken.
Dat is dan op de kansel. Maar kent u deze strijd ook niet in uw eigen leven, als de Heere u het levenspad heeft bekend gemaakt? U hebt het al zo vaak gehoord dat u niets moet overhouden om zalig te worden, niets van uzelf. Het moet worden: Christus alleen. Maar u voelt ook wel, dat het terstond aannemen van Christus vanuit een verstandelijke actie ook niet de weg is. U weet dat tranen de grond niet zijn, maar u klaagt uzelf elke dag aan dat u zo weinig bewogenheid gevoelt en kent. U weet ook wel dat de bediening van Gods Geest nodig is, maar er staat toch ook: "Werkt uw zelfs zaligheid met vrezen en beven”. De vraag is dan toch wel terecht of die eis in uw leven wel tot gelding komt? Nee, we zullen dat wel nooit leren. Het zal altijd wel een strijd op leven en dood blijven. Zeker, voor de Antinomiaan enerzijds en de Arminiaan anderzijds is het geen strijd meer, maar voor een arm en ellendig volk blijft het een onmogelijke opgave, die echter vervuld zal en kan worden door de algenoegzaame offerande van Christus en de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest.
De heiliging en alles wat daarmee samenhangt, ligt besloten in Christus. Gods kinderen zijn in Hem geheiligden. Ze zijn volmaakt in Hem. Maar er is ook een bevel tot heiliging: Weest heilig want Ik ben heilig! Dat houdt Gods volk laag bij de grond. Dat brengt hen steeds meer tot het bedelaarsleven. Johannes de Doper heeft het zo goed gemeend toen hij sprak van het wassen van Christus en het minder worden van zijn eigen persoon. Maar hoe anders was het toen hij dat aan het einde van zijn leven moest leren.
Diezelfde vragen doen zich voor als het gaat om de verantwoordelijkheden die de christen in dit aardse leven heeft. Ik noem dan alleen maar de vragen rond gezinsuitbreiding en opvoeding. Het is voor jonge ouders een hele vraag wat de Heere op dit terrein nu van hen wil. En heeft de kerk een pasklaar antwoord als deze vragen gesteld worden? Welke motieven spelen er in onze tijd als het hierover gaat? Het is zeker ieders persoonlijke verantwoordelijkheid, maar we hanteren toch ook richtlijnen uit de Schrift ter regulering van dit aardse bestaan. Onder de mantel van onze persoonlijke verantwoordelijkheid gaat er ook heel veel verkeerd.
Zullen we dat ooit leren? Er ontstaat een beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid als we op de leerschool van Gods genade gekomen zijn. Dan wil de Heere telkens weer hen die dwalen, brengen in het rechte spoor.
En dus zullen we tenvolle en voor honderd procent aangewezen zijn op de leiding en de bijstand van de Heere, als de dagen van verdrukking komen. Maar de Heere zegt ons ook dat we de tekenen der tijden moeten kennen en verstaan. Het blijft gelden voor alle tijden: Schik u, o Israel, om uw God te ontmoeten! We moeten maar eerlijk erkennen, met de beide scribenten, dat wij het wel nooit zullen leren, maar dat de Herere blijft voortgaan met Zijn dagelijks onderwijzen in de lessen der zaligheid.
Vervolging 2012
Ayaan Hirsi Ali heeft deze week de aandacht gevestigd op de wereldwijde vervolging van christenen door Moslims. Een beschamend bericht voor onze overheid en vooral ook voor de media, die het er nauwelijks over hebben. Ook voor ons kan het geen kwaad aandacht te geven aan dit bericht.
verdrukking
Zij spreekt van een toenemende genocide. Ze noemt landen als Nigeria, Egypte, Pakistan en Indonesië. Zoals we weten van een organisatie als Open Doors, gaat het om nog veel meer landen. "Media berichten over moslims vaak alsof ze slachtoffers zijn van het Westen. Ook worden ze sinds de Arabische lente gezien als strijders tegen tirannieke overheersing. Dat beeld is op z’n best gedeeltelijk juist, vindt Hirsi Ali. Media durven volgens de oud-VVD-politica niet te schrijven over christenvervolging uit angst voor provocaties. Ook zouden ze zijn beïnvloed door islamitische lobbygroepen”.
Toen ik laatst met iemand hierover sprak, luidde het antwoord dat de Kruistochten de christenen verweten kunnen worden. Zo ver moet je dus teruggaan om wandaden van christenen van een dergelijke omvang op te sporen. Het zal zeker waar zijn dat ook christenen soms terugslaan, maar we moeten in dat geval de vraag stellen waar het begin van het conflict is ontstaan. Het Christendom op zich is niet strijdlustig.
Het is ook waar dat niet iedere moslim een terrorist of een christenhater is. Niettemin schuilen er in de Islam blijkbaar dermate radicale wortels, dat Moslimlanden een algemeen beeld van geweld tegen christenen vertonen. In De Gezinsgids hebt u ook een artikel kunnen lezen over christenen die in hun land gruwelijke tonelen hebben beleefd. Het is niet ondenkbaar dat wereldwijd miljoenen vanwege hun geloof zuchten achter de tralies. Martelingen en folteringen worden veelvuldig toegepast. Voeg hierbij ook de christenhaat in landen als Noord-Korea en China, dan kan de schrik ons nog te meer om het hart slaan.
We wennen aan de stroom van berichten over deze feiten. Waar went een mens niet aan? We accepteren het als een verschijnsel van deze tijd dat abortus en euthanasie veelvuldig plaats vinden. Een stroom porno laat ons ook niet meer schrikken. Ons volk vindt het normaal dat er niet alleen een homovriendelijk beleid wordt gevoerd, maar ook dat er homoterreur plaats vindt jegens ieder die het aandurft daarover een andere mening te hebben. Terwijl ons volk als zodanig vast en zeker dat beleid niet steunt. Het lijkt dat de Tweede Kamer een propagandacampagne voert voor deze goden van de eeuw.
Zo schrikken we ook niet meer van vervolging en onderdrukking. En het is waar: wat kunnen wij er aan veranderen? We staan volkomen machteloos. Maar welke plaats neemt de vervolgde kerk in in onze gebeden? En volgen we met deernis de berichten over deze vormen van onrecht? Zijn wij het ons bewust dat Gods Woord het leven van een christen koppelt aan onderdrukking? In dat licht is het misschien wel een prangende vraag waarom wìj niet vervolgd worden? We zien daarin een teken van Gods goedheid en lankmoedigheid over Nederland en over de kerk van ons land. Maar vragen we ons ook niet eens af of we als christenen kenbaar zijn in Nederland? Leven we in vrede omdat we ons makkelijk aanpassen?
We zien de eerste tekenen van discriminatie van de kerk al verschijnen. We gaan het beleven, dat is wel zeker, dat we de vrijheid van onderwijs verliezen. De kansel zal vroeg of laat in beeld komen, omdat daar dingen gezegd moeten worden die tegen de heersende stroom ingaan. De vuurproef zal ons niet bespaard blijven. Er zijn er velen onder ons die zich met zorg afvragen of we dan wel bestand zullen blijven tegen de massa van deze tijd? Zijn we in staat om, zonder haat en verzet, bewogen en betrokken te staan in deze wereld? De Heere kan en zal Zijn kerk gedenken en Hij kan de hinkende hierin behoeden. Maar het is voor ons wel zaak dat we roeping en verkiezing leren vast maken, want dat is de beste garantie en de zekere belofte dat de Heere ons nimmer verlaten zal. Zonder dat zouden we de één na de ander buigen voor de afgoden om eens jammerlijk om te komen.
verleiding
Maar nog leeft de kerk in betrekkelijke rust. Of is die gedachte er ver naast? Zou het kunnen zijn dat er hier en nu een geestelijke verdrukking heerst die wij nauwelijks in beeld hebben? Dat de duivel in Nederland actief is, kunnen we weten. Het is ook waarneembaar dat hij grote successen boekt. Grotere dan in landen waar de kerk onderdrukt wordt. Vervolging is uiteindelijk een zaak van helse strategieën. Achter de mensen moeten we de overste dezer wereld zien. De duivel werkt dus bijvoorbeeld in Noord Korea en hij werkt ook krachtig in ons land. En welke methode is effectiever? U kent het antwoord. Daarom zouden wij moeten beseffen dat er ook in Nederland een offensief van de hel werkt. Qua lijden zijn er ongelooflijk veel landen waar het zwaar en moeilijk is voor de kerk. Maar hier vallen veel meer slachtoffers onder zijn aanvallen dan in landen als China enz.
In Openb. 12 lezen we dat de draak de vrouw die het Kind gebaard heeft, achtervolgt. Satan zal zich dus altijd met de kerk bezig houden. Hij richt zijn pijlen via twee middelen: verdrukking en verleiding. Dat laatste woord komt veelvuldig in de Schrift voor als een werk van de duivel (Mark. 13:5,6,22; 1 Tim.4:1; 2 Joh.1:7; Openb. 12:9; 13:14; 19:20; 20:3,8,10).
Ten tijde van de vervolgingen onder het Romeinse rijk waren er vooral drie zonden die door sommigen als onvergeeflijk werden beschouwd: hoererij, moord en afval. Afval of verloochening van Christus was een zware zonde. Als u bedenkt dat er hier onder ons duizenden tegelijk afvallen en de wereld ingaan met een gedoopt voorhoofd, dan beseffen we wel dat het hier helemaal niet zo rustig is. Ook hier raast de vervolging over ons heen, maar subtieler, geraffineerder en dus doeltreffender en op een andere manier.
Er is verschil tussen vervolging door geweld en vervolging door list en bedrog (verleiding). Beiden zijn beproefde middelen van de duivel. Zou er in Nederland vervolging komen, dan zou het met Gods hulp kunnen dat de afval een halt toegeroepen zou worden. Dus de vraag rijst dan: welk nut zou de duivel daar bij hebben? Het gaat hem nu meer voor de wind dan ooit.
In Openbaringen 13 waar het gaat om het beest uit de zee en het beest uit de aarde, zien we het volgende: de profeet van het beest doet tekenen, verleidt degenen die op de aarde wonen, richt een beeld op voor het beest; daarna volgt de dood voor hen die niet gebogen hebben. U ziet hier een reeks van demonische propaganda en daarbij vallen de meesten ten offer. Verleiding en verdrukking. In 2 Thssalonicenzen schildert Paulus het rijk van de antichrist: zijn toekomst is naar de werking van de satan in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen, in alle verleiding (weer dat woord) der onrechtvaardigheid (vers 9,10). Er zal een kracht der dwaling komen dat zij de leugen geloven zullen. Dit maakt wel duidelijk dat hier een geestelijke vervolging aan de gang is. Geen briesende leeuw, maar een engel des lichts. Dat alles speelt zich nu af en we hebben het misschien totaal niet door. In Efeze 6 spreekt de apostel over de strijd tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers dezer wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht (vers 13). Om staande te blijven moet de christen de gehele wapenrusting aan doen om te kunnen wederstaan tegen de boze dag. Dat moet wel een strijd zijn op leven en dood. En als we de duivel achter allerlei gebeurtenissen niet in beeld hebben, sussen we elkaar rustig in slaap. Dan worden christenen gematigde mensen, die overal wel iets goeds in zien maar die de kracht der dwaling indrinken. De profeet die Jerobeam in Bethel bestrafte bij zijn altaar, kon de uitnodiging van de koning gemakkelijk weerstaan en afwijzen. Maar toen de oude profeet in Bethel hem door list aftrok van zijn vastigheid, bezweek hij. Petrus werd door de duivel verleid om Christus te verloochenen en hij deed dat door een eenvoudige slavin. "Simon, Simon, zie de satan…..!” De Heere Jezus heeft in Zijn rede over de laatste dingen ook gesproken over valse christussen en valse profeten (Matth.24:24). Hoevelen zijn er om ons heen al gevallen voor deze propaganda.
Maar zo is niet ieder. Er zijn onder ons mensen die hier iets van aanvoelen. Zij beseffen hoe gevaarlijk en bedreigend deze tijd is. Er zijn er zeker wel die een verbeten strijd voeren tegen de aromatische geuren van de helse machten. Bent u er één van? Wat zult u zich menigmaal benauwd en beangst voelen en wat ziet u dan uit naar die Held bij Wie de Heere hulp beschoren heeft. Dan kunt u niet alles meer vertrouwen wat zich als betrouwbaar aandient. Niet omdat u mensen wantrouwt, maar omdat mensen gestuurd en bepaald worden door geesten, goede of kwade. Ook omdat u de kwalen van uw eigen hart kent. Laat uw verwachting zijn van Hem Die gezegd heeft dat niemand hen uit Zijn hand zal rukken.
Als we dit alles overdenken, zouden we snel kunnen vervallen in een hyperkritische houding. Daarom is de vraag van belang hoe we om moeten gaan met allerlei leringen die ons bereiken. Het gaat er allereerst om dat we de waarschuwingen van Gods Woord ter harte nemen. Een gewaarschuwd man telt voor twee. Daarnaast moeten we leren onderscheiden. Niet zozeer de mensen, maar de geesten van deze tijd. En verder moeten we ook bedenken dat de waarheid niet zonder meer bestaat in allerlei stellingen en dogma’s. Dat ook wel en diepgaand onderzoek van Gods Woord is nodig. Maar de Heere Jezus heeft Zichzelf uitgeroepen als de Waarheid. De Waarheid bestaat in Zijn Persoon, in Zijn woorden en in Zijn bediening. De Heilige Geest wordt ook genoemd de Geest der waarheid (Joh. 16:13). Daarentegen zijn wij allen geneigd de leugen te omhelzen. Dus gaat het erom, dat we de levende gemeenschap met Christus door Zijn Geest zoeken. Gods Zoon heeft der waarheid getuigenis gegeven. Daar hebt u uw houvast. Belijden we dan onze dwaasheid (deze is ook zonde) en smeken we om Zijn nabijheid. Zoeken we de openbaring van Christus in het hart. Zo alleen kunnen we staande blijven. Daarbij hebben wij allen elkaar ook hard nodig. Deze waarheid maakt werkelijk vrij.
2013
TROONSWISSELING
Nu wij vandaag de inhuldiging van onze
koning Willem Alexander hebben kunnen volgen, wil ik niet nalaten enkele
indrukken hiervan op papier te zetten.
Onze gezindte is in grote lijnen koningsgezind. Daarom gaat het u en mij te
meer aan als er in de lijn van het huis van Oranje een nieuwe vorst is
aangetreden.
Het koningschap heeft vooral
symbolische betekenis. Dat bleek duidelijk tijdens de inhuldiging van de
koning. Hij zelf heeft ook verklaard daarmee te kunnen leven. Hij kan zich
aansluiten bij de gedachten die leven in de boezem van ons volk.
Het koningschap is symbool van de democratie. Het werd met heel mooie en
gewichtige woorden vertolkt. En zelfs de pers kon zich daarin vinden. We mogen
allemaal dankbaar zijn dat er nog een koning kan en mag zijn. In veel landen werd
het vostenhuis verjaagd en kwam daarvoor de revolutie in de plaats. Dat gebeurt
tot op de dag van vandaag. Een voorrecht is het dat koningin Beatrix zo lang
haar beste krachten heeft mogen wijden aan de belangen van ons volk. Ons
Oranjehuis heeft een hoge morele standaard. Humane uitspraken volgen elkaar in
een snel tempo op als een koningin of een koning aan het woord is. Op zich is
dat een groot goed. Gevoelens van menselijkheid en burgerzin, van normen en
waarden mogen en kunnen nog ongehinderd worden gehoord. Gezien de grote aanhang
die Oranje in Nederland heeft, mag de hoop leven dat het ons allen ten goede
komt.
Gods Woord roept ons op tot erkenning van hen die over ons gesteld zijn. Hoe
lang al hebben we een stil en gerust leven mogen hebben!
Het is opvallend dat vorsten veel meer sympathie oogsten dan een regering,
hoewel van beide gezegd kan worden dat zij over ons gesteld zijn. Dat komt
misschien omdat de politiek weinig respect afdwingt. Partijbelang wint het niet
zelden van het landsbelang. Trek een politicus een jacket aan en zet vrouwen
een hoed op, daarmee zijn zij nog niet een tot een voorbeeld. Dat geldt
trouwens ook van dominees en kerkvolk.
Het is dus zo, dat vorsten meer waardigheid uitstralen. Zij kunnen zich geen
uitglijders veroorloven. Het is echter ook zo, dat onder blauw bloed allerlei
minder goede kanten schuil gaan; maar deze zijn niet direkt zichtbaar. Dat
weten we ook vanuit het verleden.
Juist moest ik zondag in Ameide preken
over zondag 19 (zittend der terchterhand Gods). Onwillekeurig valt dan de
vergelijking tussen het koningschap van Christus en dat van een aards vorst,
i.c. Willem Alexander. Christus heeft geen symbolisch koningschap. Maar hoe
graag willen we Hem toch vaak zo zien. Een koning die zich voegt naar onze
verlangens. Er is geen betere vorst dan Jezus Christus. Hij verleent onbeperkte
bescherming en gegarandeerde gratie, maar tegelijk vraagt Hij ook
onderwerping. Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden. Hij komt
weer als Rechter.
Dat leert ons een snelle vergelijking met Christus Jezus. Zo bezien vallen er
meer verschillen op. Een volk krijgt een koning zoals zij die begeren. Beide,
volk en vorst, staan in geestelijk opzicht hand in hand. De algemene en
overheersende trek is dat deze troonsbestijging weinig trekken meer vertoont
van de regering van de hemel. In grote lijnen wordt er met God en Zijn Koning
niet meer gerekend. Dat bleek deze dag in de dingen die niet gezegd werden.
Denk aan de vele kamerleden die de naam van God niet meer over de lippen konden
krijgen. Als men niet meer in God gelooft, moeten we ook geen eed voor Gods
aangezicht van hen verlangen. Maar het waren er wel erg veel. Dat zijn tekenen
die pijnlijk duidelijk maken dat de mens op de troon van God wil zitten. Met
dat gevoelen correspondeerde naar mijn mening ook de rede van Willem Alexander.
In de meeste troonredes van koningin Beatrix kwam toch nog een verwijzing naar
een hogere macht naar voren. Maar de koning heeft dit niet overgenomen. Toch
zei hij dat hij trad in haar voetstappen. Niet dat een enkele zin alles goed
maken kan. Maar het was toch wel een pijnlijk gemis. In de rede in de Nieuwe
kerk viel me de standvastige en vastberaden toon op. Juist daardoor krijgt het
zwijgen over de God van Oranje te meer betekenis.
In beide toespraken, zowel van de koningin als van de koning daarna, werd
herinnerd aan de roemruchte geschiedenis van het huis van Oranje. Maar wat die
geschiedenis echt droeg en verhief, werd niet duidelijk gemaakt. Het werd
genegeerd. In één van de programma’s hield men zich voor de radio bezig
met de vraag waarom ons volk toch zo verbonden is met Oranje. Dat is een
belangrijke vraag. Nu Europa meer macht opeist en alles algemeen dreigt te
worden, steken nationalistische gevoelens de kop op. Wat kan de reden zijn dat
zo veel mensen diep geroerd, tot tranen toe, zijn als er een Oranjetelg in
zicht komt. Misschien is het antwoord op deze vraag toch dat een mens, een volk
behoefte heeft aan leiders, aan mensen die hen voorgaan. Schapen hebben een
herder nodig. Symbolen kunnen heel diep wortelen. Maar één ding is wel
duidelijk dat het niet veel te maken heeft met de strijd van Willem van Oranje.
Trouwens, in de moderne geschiedbeschrijving is deze Vader des vaderlands al
lang van zijn religieuze wortels afgesneden. Als een volk zijn goden verandert,
wordt ook het verleden gezuiverd van al hetgeen herinnert aan de God van het
verleden. Kinderen doen dat soms ook bij de begrafenis van een vader of moeder,
die hen de weg der zaligheid heeft willen voorhouden. We moeten oppassen voor
een al te idealistische inkleuring van de geschiedenis; dat is zeker waar. Ook
wìj hebben de neiging om daartoe over te hellen. Maar de naam van Willem van
Oranje zegt nu niet veel meer dan dat hij zich keerde tegen tyrannie en gewetensdwang.
Het kan dan zo maar gebeuren dat hij op één lijn komt te staan met Marx of dat
D66 hem claimt voor haar plannen.
Men ként ook de geschiedenis niet meer. Toch waaiden er wel flarden vanuit het
verleden over. Er werd toch nog gezongen: Mijn Schild en de betrouwen, zijt
Gij, o God mijn Heer! Dat simpele vers bevat toch een boodschap, een duidelijke
bede ook. En het spreekt juist in die omgeving en door deze mensen gezongen,wel
aan.
Datzelfde klonk ook door toen de eed werd afgelegd. Hopelijk zijn dit meer dan herinneringen.
Zo komt er een tijd dat je al dankbaar bent, als er nog enige sporen
overgebleven blijken te zijn van het Godsgeloof. Er was nóg een moment in de
toespraak van de koning, die een glimp leek te zijn van een geloofsuitspraak.
Dat overkwam mij althans toen hij zei: Wat de toekomst brengen moge…. Er kon
bijna niets anders volgen dan een vingerwijzing omhoog. Maar ook toen was er
teleurstelling.
Zo zal een christen deze dag met
gemengde gevoelens beleefd hebben. Ik moest bij het zien van al de pracht en
praal en de statie en de roem van allerlei hooggezetenen, denken aan een ander
volk, dat ooit deze mooie kerk heeft bevolkt. Er zijn tijden geweest dat de
vele kerken in Amsterdam dienden tot opbouw van het Koninkrijk Gods. Ook dus in
de Nieuwe Kerk heeft eeuwenlang de getrouwe bediening van het Woord plaats
gevonden. Dat volk was toch rijker en heerlijker dan degenen die nu dit gebouw
bevolkten.
Een flauwe herinnering aan dat verleden konden we ook nog op een andere manier
opmerken. In tegenstelling tot veel kamerleden legden de afgevaardigden
van de overzeese gebiedsdelen allemaal de eed af en niet de belofte. Dan moet u
zich voorstellen dat Nederland ooit in die gebieden een kerk heeft mogen
stichten. Nu is de moederkerk verdwenen en de dochter houdt onze overheid nog
de spiegel voor. Ik vermoed dat in landen als Engeland en Duitsland bij
soortgelijke plechtigheden ook nog bredere aandacht wordt gegeven aan de
religie dan bij ons.
Het is dan toch een smartende gedachte dat deze mooie kerk een andere
bestemming heeft gekregen. Er is geen plaats meer voor de prediking van het
Evangelie. De behoefte daaraan leeft ook niet meer. Deze kerk, gebruikt bij de
inhuldiging van een aards vorst, getuigt daarmee van het feit dat de Koning der
koningen door ons volk is afgezworen.
Wij kunnen de woorden van de dichter
vanouds tot de onze maken, die zei: Wij zien onze tekenen niet. De kerken zijn
tekenen van Gods Koninkrijk. Maar helaas, wij helpen er allemaal feitelijk aan
mee, dat kerken overbodig worden. Dan denk ik aan de dagen van Samuël. Toen
werd Saul tot koning aangesteld. Die aanstelling werd niet alleen door Samuël,
maar ook door de Heere beoordeeld als een verwerping van Hem. En dan kunnen we
niet meer volstaan met te wijzen naar Amsterdam; nee, dan maakt dit alles ons
pijnlijk helder dat ook wij roepen: Wij hebben geen koning dan de keizer. De
keizer van toen was nog geen Nero, het was zeker ten tijde van de geboorte van
Christus, een heilandfiguur. Evenals het Joodse volk wordt ook ons nu de keus
voorgehouden: Kiest u heden wie gij dienen zult. We hebben vandaag (30 april)
vele mooie leuzen gehoord, die heel oprecht en goed bedoeld zijn. Maar wee de
mens, die daarin zijn toekomst wil verankeren. We komen met onze eigen vorsten
en overheden om. We mogen het goede niet over het hoofd zien. We moeten voor
hen bidden. Maar zalig al diegenen die kunnen zingen dat hun Koning van Israels
God gegeven is.
Enkele dagen voor de troonswisseling hadden we in Damwoude een psalmzangavond,
waar ruime aandacht werd gegeven aan de koningspsalmen. Die zijn er heel veel;
deze avond ging het om o.m. de psalmen 2, 21, 45 en 72. Ds. Ruis sprak telkens
inleidende woorden. Ik mocht persoonlijk opnieuw de rijkdom van de psalmen
ontdekken; hoezeer spreken deze van de grote Koning Die gekomen is in de
volheid des tijds. In psalm 45 gaat het over die scherpe pijlen van Gods
liefde, die treffen in het hart van des konings vijanden. Het Woord der
prediking is daarbij Zijn zegewagen. Dan zie je iets van de Koning in Zijn
schoonheid. Deze psalm getuigt van de feestvreugde vanwege Zijn heerschappij.
Dat geeft een heel ander feest dan dat van 30 april. Koning Jezus biedt Zijn
volk echte redding en bescherming. Maar hoe belangrijk is het dan dat we ook
persoonlijk een troonswisseling in ons hart hebben mogen beleven. We worden
immers met ernst opgeroepen: Kus de Zoon, opdat Hij niet toorne.
De Heere Jezus is Priester, maar Zijn Koningschap wordt ook heel sterk belicht
in Gods Woord; meer dan wij er soms van zien. Het aantreden van Willem Alexander
kan bij ons allen het besef wakker roepen dat we een andere en een betere
koning nodig hebben.
Voor het overige bidden we om Gods zegen over deze nieuwe vorst met zijn vrouw
en zijn gezin. Hij kan het zeker niet doen met de Hosanna’s die deze dagen alom
klonken. Ook hij heeft deze grote Koning nodig. Laten we mogen bidden dat hij
geen Saul is, maar een David. De Heere kan wonderen doen. Zijn regering hangt
mede af van de kracht van het gebed. De Heere wil ook aardse vorsten gebruiken
als instrumenten in Zijn hand. Moge dat geloof ons brengen in de binnenkamer om
land en volk te gedenken voor de troon der genade.
P.S
Er waren dezer dagen meer onderwerpen die ik hier een plaats had willen geven,
maar je moet nu eenmaal een keus doen. Die andere thema’s heb ik een plaats
gegeven op mijn website (www.proosmz.nl). U treft deze nader aan onder:
nieuws.
2013
P. ROOS
Roggegers 21,
9251 TL Burgum
Burgum, 13 augustus 2013
Aan Zijne Excellentie de Heer M. Rutte
Postbus 20001,
2500 EA Den Haag
Mijnheer de premier!
Als predikant heeft het mij bijzonder
aangesproken dat u zich gewend hebt tot de predikanten in de Biblebelt. Dat is
voorzover mij bekend, nooit eerder gebeurd. U toonde bijzondere zorg voor
kinderen uit die streek van ons land en hun ouders.
Uw oproep heeft mij persoonlijk nadrukkelijker betrokken bij het politieke
leven in Nederland. Ik mocht wel hopen dat uw betrokkenheid bij de kerk en met
name bij de Refogroepen in Nederland even groot is.
U weet zich verantwoordelijk voor alle kinderen en alle groeperingen binnen ons
volk. Dat is een normale zaak.Uw lijntje naar de kansels van ons land is echter
wel een verrassend gegeven. Daaraan ontleen ik ook de vrijmoedigheid om van
mijn kant contact met u te zoeken.
Uw oproep heeft bij mij wat losgemaakt. Ik ben over de zaak dieper gaan
nadenken.
Eigenlijk is het al voldoende als ik
naar u toe precies hetzelfde zou zeggen als wat u zegt. Heer Rutte, denk om de
belangen van ons volk, van kinderen en ouderen, van armen en rijken, van goede
en slechte onderdanen.
Ik doe dat omdat ik vanuit mijn optiek vragen heb bij uw werkelijke
bewogenheid. Datzelfde moet ik ook tegen mijzelf zeggen. Zijn wij werkelijk
bewogen en begaan met het lot van onze jeugd? Ik beperk mij nu tot die groep
van Nederland.
Er gaan momenteel heel wat meer virussen rond, die jonge mensen met een
veelbelovende toekomst, te gronde richten. In de mazelencrisis zijn er tot nu
toe nog geen doden gevallen. Op andere terreinen sneuvelen er dagelijks
misschien wel vele tientallen jongeren. Het drankvirus waart rond en u treft
als overheid gepaste maatregelen waarvan we hopen dat deze een gunstige
uitwerking zullen hebben. Als ik denk aan de invloed en de gevaren van drugs,
liggen de zaken al een stuk moeilijker. We zijn er getuige van hoe u probeert
vat te krijgen op deze problematiek. De honderdduizenden die de vele festivals
bezoeken, krijgen ermee te maken en raken eraan verslingerd. Dat heeft grote
gevolgen. U als overheid tilt daar gelukkig zwaar aan.
Helaas moet ik constateren dat u op
andere terreinen er minder in slaagt om onze jeugd te behoeden voor allerlei
verkeerde en gevaarlijke smetten. Geweldfilms met bloed op het beeldscherm en
grove of verfijnde sexuele uitspattingen zijn heel alledaags en normaal. Vanuit
de gedachte dat ieder mens moet kunnen kiezen en dat ieder autonoom is om zelf
te bepalen wat goed en slecht is.
U propageert dat er offers gebracht moeten worden op economisch terrein en dat
is een gedachte die niet weersproken kan worden. U bent daar zelf heel
diepgaand van overtuigd. Hier speelt geen zelfbeschikkingsrecht, en terecht.
Het moet gewoon. Gaat het om immateriële offers, dan ziet u daarin wèl een
bedreiging voor de menselijke vrijheid om te kiezen.
Klopt dat eigenlijk wel? Recent hebben we een voorbeeld gezien van een premier
die zo maar in deze autonome wereld oproept de vele porno-getinte programma’s
en films te weren. Met het bekende gevolg dat de mondige mensheid ach en wee
roept en zich bedreigd weet in zijn vrijheden. Ik moet echter eerlijk en
obiektief vaststellen dat de oproep van premier Cameroun heel wat meer hout
snijdt dan de uwe inzake de mazelen. Porno is een oneindig veel grotere
bedreiging dan het mazelenvirus.
Porno- invloeden, losbandigheid en seks-perversie maken dagelijks vele, vele
huwelijken stuk; talloze echtscheidingen zijn daarvan het verdrietige gevolg.
Meestal zijn de kinderen daar de dupe van, zo lijkt het. Maar evenzeer gaan zij
die dit betreft, de gescheiden mannen en vrouwen, in zulke processen door diepe
dalen heen. Kinderen die dit meemaken, zijn hiermee voor hun leven
gestigmatiseerd. Hopelijk wilt u ook om het belang van kinderen denken als het
gaat om déze gevaren.
Hoe heilzaam, hoe verheven klinkt hier
bovenuit dan het vermaan van Gods Woord om rein te leven en te handelen? De
oplossing die de Bijbel ons op dit punt aanreikt, is van primair belang; deze
betaamt alle mensen. Leest u het huwelijksformulier maar eens, wat wij in
huwelijksdiensten standaard de jonge mensen voorhouden.
Beste heer Rutte, gaat u op dit terrein ook eens te rade bij de dominees. Nee,
niet omdat deze anders en beter zijn; ze kunnene echter meer weten dan alleen
datgene wat de wet van Nederland zegt. De barsten en de breuken lopen pijnlijk
door onze samenleving. Waarom steekt de overheid zo weinig energie in de
waarden en de veiligheid van het gezin?
Spoort u ons ook op dit terrein dringend aan om deze zedelijke standaard hoog
te houden. Als het een kan, kan het ander ook. Zeker, het zou voor u helemaal
verkeerd uitpakken, want u zou heel wat tegenstand oproepen. Maar is de zaak
het niet waard? En hangt onze inzet af van de toejuichingen van mensen?
We hebben de bekende oproep in Gods
Woord: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Het is niet alleen een
wet, maar het is de levende God, die dit zegt. Blijkens berichtgeving gelooft u
daarin. Ik mag u wel ernstig vragen om u deze God voor ogen te stellen. De
Bijbel gaat niet uit van de mondige mens, die autonoom zelf beslissen
kan.
Ik begrijp wel dat u niet voor ons allemaal in alles kunt beslissen. Ieder mens
heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar binnen de grensen van de menselijke
individuele verantwoordelijkheid heeft de overheid toch een taak. Op veel
terrreinen laat u het niet aan mensen over om zelf alles te regelen en te bepalen.
Blijkbaar kunnen of willen mensen hun verantwoordelijkheden niet nemen, als het
hen zo uitkomt. De beste wijsgeren uit de geschiedenis hadden niet zoveel
vertrouwen in de goede wil en de normen van de mens. Ze benaderden daarmee heel
dicht de mensvisie van de Bijbel. Dat mensbeeld ziet er niet zo best uit. Is
het niet waar dat ons verstand radikaal verduisterd is en dat onze wil verkeerd
gaat? Gelukkig zijn er heel veel goede uitingen en bewijzen dat mensen in staat
zijn tot goede keuze’s. Maar als het er op aankomt en als het verkeerd wil
gaan, is geen mens geneigd tot het goede, volgens het woord van Jezus. Daarom
wilde Hij met Zijn sterven het radikaal goed maken voor mensen die hopeloos
verstrikt zijn in de klemmen en de valkuilen van het kwaad. Wie Hem zo leert
kennen en persoonlijk en existentiëel deze bevrijding en verzoening met God mag
beleven, alleen die mens krijgt nieuwe krachten om het goede te zoeken. Wie in
Christus is, die is een nieuw schepsel.
Ik begrijp dat u als politicus meer te maken hebt met het wetboek van ons land,
dan met de Bijbel als Gods Woord. Maar stoelt de oorspronkelijke wetgeving niet
in grote delen op de wet van God? Het Ius Romana heeft Bijbelse wortels. Waarom
zou het niet kunnen gebeuren dat u ons als predikanten opriep om deze wet hoog
te houden in de gemeenten? In ieder geval roep ik ú op om dat te doen binnen de
grenzen en de marges van ons poiliieke bestel, zoals bijvoorbeeld In Engeland
gebeurde. Beteugel de invloeden van de duisternis, zoals we de gevolgen van een
dijkdoorbraak zo klein mogelijk proberen te houden. Denk aan koning Boudewijn,
die een bepaalde wet niet kon en wilde ondertekenen.
We moeten constateren dat de door u gepropageerde en beleden vrijheid geleid
heeft tot losbandfigheid. Haren, Hoek van Holland, Feienoord enz. enz. Waar
loopt het op uit? Welke invloed kan hier uitkomst bieden? In feite kan de God
van levenden en doden dat alleen. Maar hoe denkt u zichzelf eens te
verantwoorden als deze God u vraagt wat u met uw roeping gedaan hebt? Dat kunt
u niet en dat kan ik ook niet. En daartoe hebben we nu Jezus Christus als
Redder én Wetgever nodig.
Het ging over de kinderen. Ik hoop dat
in het verlengde van uw oproep ook zal volgen het voornemen om de strijd aan te
binden tegen vele anderen vormen van mensonterende en zedenondermijnende
praktijken. Bewogen met het kind? Beseffen wij werkelijk echt dat dagelijks
ontelbaar veel kinderen, als een schoon en heerlijk borduurwerk, in stukken
worden verknipt door onze medische hulpverleners? Mazelen en….. abortus? Uw hulp
aan een moeder in verwachting komt maanden te laat. Zou de oproep aan jonge
mensen niet heel wat moord en doodslag kunnen voorkomen als hen geleerd werd
zuiver om te gaan met zaken als seks? U neemt heel veel (goede) maatregelen,
waarom op dit terrein zo terughoudend?
En als we het toch over het kind hebben, dan zijn er vraagtekens te plaatsen
bij het onderwijsbeleid, zoals u dat voorstaat. Onze kinderen moeten meer
vertrouwd raken met het verschijnsel homosexualiteit. Dat brengt ongetwijfeld
verstoring in de kinderziel. In de natuur zien zij nergens wat u voorstaat. De
natuur kent de wet dat er geen kinderen kunnen zijn zonder de
man/vrouwcombinatie. U wilt, zoals we recent lazen, er in deze tijd van
tekorten, 800 miljoen euro aan besteden om de kinderen een tegennatuurlijk
beeld bij te brengen. Ontwikkelen zij zich op de normale manier, dan roept dit
frictie bij hen op. Naar aanleiding van een artikel in Elsevier over
homorechten, kwam er een sprekende overvloed van afkeurende reacties over de
manier waarop deze zaak in ons land aan de orde wordt gesteld en ook wordt
afgedwongen. In de boezem van ons volk leven deze zaken veel minder dan in
Tweede Kamerkringen. U wekt de indruk met een propagandaslag bezig te zijn, om
de natuur te veranderen.
Kerken hebben, als het goed is, geen moeite om de homosexuele mens, als hij dat
werkelijk is, volkomen te accepteren als mens in volle rechten. In dat opzicht
hebben we allerlei lessen ter harte moeten nemen. Dat was nodig. Uw bemoeienis
was in dat opzicht gerechtvaardigd. Maar als u de homopraktijken wilt
indoctrineren, gaat dat te ver. U wekt echter heel duidelijk wel die indruk.
Zo kijk ik aan tegen uw bemoeienis met
het kind. Het is mooi dat u hen medisch wilt beschermen, als daar werkelijk
reden voor is. Maar trekt u die lijn nog eens verder door en breidt uw
bemoeienis uit in de goede zin van het woord. Bescherm onze kinderen tegen de
vele geestelijke gevaren die hen bedreigen.
Ziet u deze brief niet als een negatief vertoon van kritiek op de overheid.
Juist in onze gemeenten leeft waardering voor de overheid. De meeste
predikanten bidden elke zondag voor u als overheden. We zijn de overheid heel
veel dank verschuldigd. Maar niet alleen de vrijheid van meningsuiting, ook en
vooral de waarden van het geloof in Christus vormen de drijfveren om uw oproep
op deze wijze te beantwoorden.
Ik heb hierboven enkele symptomen genoemd van afwijkend of doorgeschoten
overheidsbeleid. Er zou zeker meer te noemen zijn. Maar dit is genoeg om verder
over na ter gaan denken.
Ik wens u de zegen van God toe bij al uw arbeid. Het zou mooi zijn als u een reactie gaf op deze brief. Als dat niet kan, dan hoop ik dat we echt gaan merken in uw beleid, dat de bakens verzet worden in de goede richting.
Ik dank u voor uw moeite om deze brief te lezen. God zij met u. Met hartelijke groet,
2013
RUMOER DER VOLKEN
De Kerk heeft een plaats in deze wereld. Heel veel wat in de Kerk gebeurt, wordt mede ook door haar plaats in deze wereld bepaald. Tot haar taak behoort ook het verstaan van de tekenen der tijden. De oude profeten spraken niet alleen van Jeruzalem en Sion, maar zij richten de lens ook op Babel en Rome. Ik wil daar in dit artikel enige aandacht aan geven.
De wereldgeschiedenis is voortdurend
in beweging. Panta rei, alles stroomt en beweegt zich in eindeloos ritme voort.
Heel sterk blijkt dat in een grootmacht als Rusland. Er was ooit een tijd dat
dit land een grote bedreiging was voor het vrije Westen. Het Communisme leek de
toekomst te bepalen. Wie nu, na vijftig jaar naar Rusland kijkt, krijgt te
maken met een totaal veranderd land. De dreiging van het Kremlin is verdwenen.
We maken het nu mee, dat een klein landje, zoals Nederland, een hoge toon
aanslaat tegen de reus in het Oosten. Het beeld van de blaffende hond tegen de
maan is bekend. Je zou er in de huidige verhoudingen aan kunnen denken.
Het kan onze aandacht niet ontgaan zijn: een reeks irritaties hebben de
verhouding tussen beide landen onder druk gezet. Hollandse commentatoren wijzen
vrijwel allen richting Rusland: daar ligt de schuld. Daar werd een Nederlands
diplomaat overvallen; daar worden Nederlandse burgers gevangen gehouden
(Greenpeace). Er gebeurde daar van alles. Dat is al weer enige weken geleden,
maar zolang de Olympische spelen niet voorbij zijn, golven deze gebeurtenissen
na.
Is het terecht dat er vanuit het Westen een beschuldigende vinger wordt
opgeheven naar Rusland? Het is verbazend hoe weinig er nodig is om volkswoede
op te kloppen. Het begon immers met een grootse diplomatieke blunder van onze kant.
De Haagse politie lichtte een Russische topman van zijn bed, terwijl
ambassadepersoneel bij wet onschendbaar is. Minister Timmerman had vier dagen
nodig om na te denken over eventuele excuses. Wat er uiteindelijk kwam, was een
zwaktebod. Terwijl Poetin al direct nadat de overval in Moskou had plaats
gevonden, spijt betuigde. Maar de meeste van onze landgenoten meenden te weten
dat de Russische regering achter die overval zat. Dat lijkt echter niet zo
aannemelijk. Het laat zich immers denken dat er onder de Russische bevolking
ook mensen zijn, die oververhit raken vanwege de Nederlandse arrogantie. Het
lijkt om die reden onwaarschijnlijk dat de Russische autoriteiten hierin de
hand gehad hebben, ook al omdat er geen enkel bewijs is voor het Nederlandse vermoeden.
De diepste verontwaardiging van Nederland is gericht tegen het homobeleid van
de Russische regering. Ook als het over heel andere thema's gaat, grijpt een
minister dankbaar de gelegenheid aan om Rusland te vermanen inzake de omgang
met homo's. De komende Olympische winterspelen staan zwaar onder druk. Homo's
zijn in Rusland niet veilig. De echte waarheid is echter dat het thema door
onze overheid opgeblazen en zwaar overtrokken wordt. Wat Poetin heeft
aangegeven over zijn beleid inzake homo's komt er volgens zijn zeggen ongeveer
op neer dat Rusland zich keert tegen de opdringerige wijze waarop Nederland
doordramt over dit onderwerp. In de ogen van mensen als Poetin en meerderen is
Nederland vervallen tot diepe decadentie. Het is ernstig als een Rus ons dat
moet vertellen. Ongetwijfeld is ook de Russische verontwaardiging soms
gespeeld, maar deze visie is niet van waarheid ontbloot. Ondanks allerlei
schaduwen en nadelige effecten zouden wij als reformatorische gezindte dankbaar
mogen zijn dat er landen zijn waar de gekte rond het homostreven nog niet is
toegeslagen. Het zal natuurlijk zo zijn dat er onder het Russische volk een
sluimerende homohaat leeft, zodat ook daar bezinning gewenst is. De overheid
tracht deze hartstochten hopelijk te beteugelen, maar veroordeelt de
buitensporige Hollandse betweterij.
Dit onderstreept de gedachte dat het homostatuut is verworden tot een afgod.
Wat is een afgod? Een afgod neemt de plaats van de enige ware God in. Zoals de
Kerk voorheen verontwaardigd was als de Naam des Heeren werd gesmaad, zo is nu
onze overheid diep geraakt als er niet gebogen wordt voor de homo-emancipatie.
Als Rusland zegt dat men zich niet keert tegen homo's, maar tegen de manier
waarop homoseksualiteit wordt gepropagandeerd, dan slaat men in ieder geval daarmee
de spijker op de kop. Daarmee is niet het hele Russische beleid geaccepteerd;
wel is met die enkele gedachte onze arrogante homo-ideologie aan de kaak
gesteld. Dit streven van onze regering naar buiten voorspelt tegelijk dat ook
naar binnen, naar het eigen volk, steeds meer geëist zal worden dat men buigt
voor dit beeld in het dal Dura.
Er zijn meer wisselende tonelen. Neem Amerika. Obama bespioneert Merkel. Het topje van een ijsberg. Corruptie in de Westerse gelederen. Elk land bespioneert en dus is de verontwaardiging enigszins selectief. Amerika was ooit een betrouwbare mogendheid. Symbool van het vrije Westen. Deze positie is uncle Sam onderhand wel kwijtgeraakt. Niet alleen de Twintowers hebben het moeten begeven. Het gehele land wankelt. Het zal hen die in Amerika vasthouden aan de dienst des Heeren, bezwaren wat er allemaal gebeurt. Ook op economisch terrein. Het land wankelt op de rand van de afgrond. Nog eens een nu al dreigende shut down, en het land is failliet. Dat zou voor West Europa het karakter hebben van een zware aardschok. En zo hebben we het al weer over een afgod. Er was immers veel waarom we ons verbonden voelden en voelen met de Verenigde Staten. Niet in het minst omdat er veel landgenoten ooit daarheen trokken; ook omdat er veel christenen zijn over de Oceaan. Toch kunnen we leren dat onze verhoging niet komt uit het Oosten of uit het Westen; God de Heere regeert. Israël mocht en kon niet steunen op Egypte of Assyrië, zo ook mogen wij niet steunen op de gebroken rietstaf van Amerika. We moeten hoger zien op Hem Die het beloofd heeft dat de poorten der hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen. Dit wordt temeer duidelijk als we merken dat er met Obama toch een andere wind waait aan de overkant. Langzaam maar zeker lijken ook daar overheid en volk te buigen voor allerlei moderne afgoden. Obama staat staatkundig niet sterker dan zijn voorgangers en principieel wrikt hij aan de christelijke beginselen van de VS. Als deze ontwikkelingen doorgaan, zal dat de politieke stabiliteit ontwrichten en de komst van de antichrist verhaasten.
In verband met al deze internationale
ontwikkelingen zou een profeet als Jesaja handen vol werk hebben aan alle
veranderingen en schommelingen in het leven der volkeren. Profeten worden in
deze tijd gemist; toch is een geestelijke visie op het leven der naties van
belang, ook vanuit Bijbelse inzichten.
Er is nog meer aan de hand in de wereld van vandaag. De dreigingen tegen het
Joodse volk nemen in ongekende hevigheid toe. In de omringende landen openbaart
zich een gevaarlijke Islamitische strijdlust, die zich uiteindelijk keren zal
tegen het uitverkoren volk. Het is heel opvallend dat zowel in Syrië alsook in
Egypte de christenen het zwaar te verduren hebben. God en Zijn volk, onder
Joden en christenen, zijn toch het mikpunt van allen. Het is in dit verband
opzienbarend, dat het vrije Westen zich moeiteloos en kritiekloos schaart onder
de banieren van Mohammed. In het nabije Oosten worden christenen het voorwerp
van groeiende haat, maar nu zwijgt onze minister in alle talen en spreekt hij
het openlijk uit niet te willen protesteren tegen onrecht en geweld. Nederland
heeft een wonderlijke voorkeur voor de Islam. Morsi wordt gesteund door vrijwel
de gehele Nederlandse Pers, terwijl toch bekend zou kunnen zijn dat de
Moslimbroeders in de eerste linies strijden tegen de christenen. Het is
nauwelijks te vermoeden wat hier allemaal uit groeien kan. Daar hebben we nu
als kerken in het Westen profeten voor nodig, die ook vensters kunnen openen op
de wereld. De woorden van de tweede psalm zijn hier zeker wel van toepassing:
Wat drift beheerst het woedend heidendom? Het gaat alles tegen de Heere en
tegen Zijn Gezalfde. Het fanatisme in Islamitische kringen neemt dreigende
vormen aan. Het leidt ertoe, dat de ene groep zich keert tegen de andere, tegen
de eigen broeders. We volgen al jaren met verbazing de ongekende drang tot
bloedvergieten onder de Moslimbevolking. Het lijkt een strijd te zijn die
nimmer ten einde komt.
Op het grote wereldtoneel speelt ook
Rome een niet onbelangrijke rol. Er kwam een nieuwe paus. Juist in de dagen van
de Reformatie staan de schijnwerpers ook mede gericht op Rome. Rome verandert,
voortdurend en onophoudelijk. Het is voor de Roomse kerk een aanhoudend
probleem, hoe men de dogma's trouw kan blijven, zonder de moderne
mens van zich te vervreemden. De nieuwe Paus staat voor mijn gevoel midden in
de moderne tijd. We mogen hiervoor wel heel erg beducht zijn. Opmerkelijk is
dat ook hij zich toch anders uitspreekt over het homovraagstuk. Het zijn stukjes
van een legpuzzel, die bij elkaar passen. Bepaalde beelden worden duidelijker.
Is er nog iets over van het Rome van Trente? We hoorden recent van
groeiende toenadering tussen Roomsen en Luthersen. Rond de Nationale Synode in
Dordrecht klonk de opmerking dat de Reformatie eigenlijk maar een intermezzo
was, een tijdelijke uitbarsting, die men nu graag weer wil indammen. Dat zegt
meer van de Protestanten dan van de Rooms Katholieke kerk.
De vorige paus stond voor sommigen dichter bij ons. Los van zijn ideeën, heb ik
hem altijd een indrukwekkend en aansprekend mens gevonden. Dogmatisch overtuigd
van de Roomse leer, konden toch ook soms klanken gehoord worden die bijna
Reformatorisch waren, al bleef Trente overheersen. Denk ook aan de boeken die
Ratzinger geschreven heeft. Inzake ethische vraagstukken werden doorgaans
standpunten gehuldigd, die in het oor van veel protestanten als volkomen
verouderd klonken, standpunten echter waarmee wij ons verbonden voelen. Gezin
en huwelijk worden beschermd, vrije seks wil men beteugelen. Nu er een nieuwe
paus is gekomen met nieuwe en soms afwijkende gedachten, verbaas ik me erover
dat het zo stil blijft. Fransciscus vaart een andere koers; nu kun je nog niet
zeggen dat hij ook doorslaat naar de moderne vrijheid. Maar de voortekenen
wijzen voor mijn gevoel toch te veel in die richting.
En dan is daar nog steeds de Europese slok-op, die steeds meer macht naar zich toetrekt. Moeten we als christenen eigenlijk wel voor dat Europa zijn? Laten we wel beseffen dat globalisering veel te maken heeft met het streven van de antichrist die eens alles zal beheersen. Er zijn tekenen te over die doen denken aan een groot eenheidsrijk, dat ieder en alles zal omvatten. Met het gevolg dat alles wat zich daarvan afkeert, niet meer kan kopen en verkopen op de aarde. Zelfs de kerk zal dan voor een groot deel betalen met deze antichristelijke munt. In de dagen van de Russische dreiging was het de Wereldraad die gemene zaak maakte met de grootmachten. Die gedachte leeft niet sterk onder ons, maar we moeten er wel aan denken. Zelfs de euforie rond de Nationale Synode kan daarmee te maken hebben. Dit alles overwegend, kunnen we niet juichen vanwege de EU. Temeer ook omdat in die ene grote pot van geld en beleid de problemen uitgegroeid zijn tot ongekend grote giganten. Heeft de Kerk hier wel een visie op? Zijn er ook inzake deze dingen profeten, die licht van Boven ontvingen?
Heel dichtbij zijn er de opmerkelijke
contacten tussen de SGP en het kabinet geweest, nog wel in samenwerking met
D66. Er zijn bezwaren geuit tegen de stappen die gezet zijn. Deze bezwaren zijn
niet uit de lucht gegrepen. Josafath mocht de goddelozen niet helpen. Aan de
andere kant hebben beide christelijke partijen wel door hun actie het besef
levend gehouden dat het gezin steun verdient en door de overheid als een
instelling van God moet worden geëerbiedigd. Dat is wel een groot winstpunt.
Verder mogen we verwachten dat de coalitie in de toekomst wil rekenen met de
christelijke politiek. Inmiddels zien we echter, dat deze hoop niet gegrond
blijkt te zijn. Kortgeleden meldde de krant dat er rond euthanasie en de
vrijheid van onderwijs tekenen zijn, die er op wijzen dat de CU en de SGP niet
ontzien worden. De vraag komt op: als de regering geen begrip weet op te
brengen voor Bijbelse beginselen, zijn onze partijen dan nog gebonden aan het
gemaakte accoord? Het is te vrezen van wel. Dit maakt de waarde van een
zodanige steun voor een onchristelijke regering wel discutabeler. De toekomst
zal dit verder moeten uitwijzen.
De psalmist klaagt er over de fundamenten omgestoten worden. Dat zien we wel
heel duidelijk. Maar enkele windvlagen, door God gezonden, zijn genoeg om eiken
als reuzen te doen vallen.
"Maar de Heere is in het paleis Zijner heiligheid; des Heeren troon is in
de hemel” (Psalm 11:3,4).
2013
DE ZUIL
De Reformatorische zuil staat in de belangstelling. Hij staat ook op de tocht. Er wordt regelmatig gediscussiëerd over het nut en voordeel ervan. De huidige generatie is er niet altijd zo gelukkig mee. Men heeft er geen grote moeite mee als de zuil zou gaan verdwijnen. Is dat terecht?
Waar hebben we het precies over? Een
zuil is een kolom, waarop een gebouw rust (letterlijke betekenis). Denkt u maar
aan sommige kerken, die naast de ingang twee staande kolommen hebben, om het gebouw
te stutten. Griekse tempels rustten bijna helemaal op zuilengalerijen.
De Reformatorische zuil is een dragende ondersteuning voor het gebouw van
Reformatorische instellingen, zoals scholen en stichtingen. We sturen zo
mogelijk onze kinderen naar een Reformatorische school. Bejaarden kunnen
vanwege de zuil een beroep doen op Reformatorische thuiszorg. Hebt u psychische
ondersteuning nodig, dan zijn er bureaux die vanuit onze gezindte bijstand
verlenen. In de politiek hebben we partijen die zich willen richten op Gods
Woord. Er is vast nog wel meer te noemen, maar misschien hebt u hiermee een
voorstelling van "de zuil”.
Zo ongeveer een halve eeuw geleden werd deze zuil in het leven geroepen. Dat
gebeurde omdat een andere zuil geen voldoende steun meer bood. Eerst was er
immers de Christelijke zuil. Er waren overal ziekenhuizen die vanuit
Christelijke beginselen ziekenzorg verleenden. De Christelijke school was lange
tijd voldoende in staat om verantwoord onderwijs te geven. De CHU (Christelijk
Historische Unie) en de AR (Anti-revolutionaire Partij) stonden min of meer
voor Bijbelse beginselen. Maar de secularisatie maakte daar een eind aan.
Sommige kerken gingen voorop. Daar begon het. Dat werkte door in Christelijke
stichtingen en verenigingen. Het onderwijs verwaterde, ziekenhuizen gingen
anders denken over abortus en euthanasie; gezinshulp stelde zich algemener
op. Leerlingen konden niet meer naar een klasse-avond, want daar stond
"dansen” op het programma. Grondslagen werden in al die verbanden uitgehold.
Een pijnlijk proces.
Dus poogde men eigen organisaties te stichten, die uitgingen van Bijbelse
beginselen. De Refoschool ving onze kinderen op. Daar werd verantwoord les
gegeven en kerk en gezin mochten oogsten wat er op school gezaaid werd. Het Bijbelonderwijs
bijvoorbeeld leerde de schooljeugd heel veel vanuit Gods Woord. De zuil gaf
steun en was een belangrijke factor om de jeugd op te voeden. Een weldaad was
het als een depressief iemand steun kreeg van een psychiater, die de
geestelijke achtergronden begreep. Wat een geruststelling voor ouders, als zij
hun gehandicapte kinderen konden toevertrouwen aan Reformatorische
instellingen. Iedere predikant weet er van: het is een groot verschil als je in
een bejaardenhuis popmuziek om je heen hoort, of dat je Christelijke liederen
kon horen zingen. Je voelde op elk gebied het verschil. Wat kan een
verantwoorde Christelijke krant een zegen zijn in deze tijd; we hebben het
gezien bij de oprichting van het RD. En gelukkig ook daarna. Het is te
betreuren geweest dat de zuil het bankwezen ongemoeid gelaten heeft en dat
Reformatorische ziekenzorg niet kon worden gerealiseerd. De noodzaak daarvan
zien we in deze dagen!
Nu de vraag: Is de zuil een voordeel? Meerderen hebben hun twijfels over het
nut van al die semi-kerkelijke verlengstukken. We richten ons hierdoor te veel
op onszelf en onze eigen belangen, terwijl de wereldling nauwelijks nog in
beeld komt. We hebben zodoende de wereld aan zichzelf overgelaten. Ik noemde
reeds het versnelde proces van deconfessionalisering (het loslaten van de Geref.
Belijdenis, met alle gevolgen van dien).
Is hier iets voor te zeggen? Een christen moet der waarheid getuigenis
geven. Wat zou er gebeurd zijn als er helemaal geen Reformatorische scholen en
instellingen zouden geweest zijn. Op z’n minst is het denkbaar dat we heel veel
algemeen christelijke gedachten binnen de vesting gekregen zouden hebben, meer
nog dan nu. Ouders en predikanten hadden dan heel veel meer moeten doen en dat
op een terrein, waar zij met elkaar niet voldoende kennis voor in huis hebben.
Johan Schouls, ouderling van de GG te Kampen, schreef recent een boek (Up to
date Gereformeerd), waarin hij de zuil onder kritiek stelt: "De Bijbel
laat zien dat er geen enkele reden voor christenen is om zich van de wereld af
te zonderen. Integendeel, een zelfgekozen sociaal isolement als middel tot
heiligheid en zuiverheid gaat in tegen de Bijbelse roeping van de
christen.”
Dit is wel zo ongeveer de hoofdlijn. Deze gedachten zijn niet nieuw en ze
worden vooral daar gehoord waar men de roeping naar de wereld toe beklemtoont.
Heeft de kerk die roeping? Zeker wel. Daar is geen verschil van mening over.
Maar de wijze waarop dit gebeurt, kan verschillend ingevuld worden. Moet de
Kerk de wereld intrekken? Of wijst Gods Woord ons juist de andere weg, namelijk
die van het isolement, zoals het met bekende woorden wordt gezegd: wel in de
wereld, maar niet van de wereld? Juist vanuit die gedachte kan de Kerk
uitnemend dienst zijn aan de wereld.
De roeping van de Kerk naar de wereld toe moet juist gestalte krijgen doordat
de Kerk zich onbesmet bewaart van de wereld. En als dat zo is, krijgt de wereld
vanzelf belangstelling voor de kerk en zal de wereldling ook de kerk gaan
bevragen wat haar geheim is (1 Petr.3:15). Vanuit de innerlijke opbouw van de
kerk laat zij haar licht schijnen in de wereld. Toen Israël in de
Richterentijd in Kanaän kwam, was het grote gevaar dat men zich vermengde met
de heidenen, ja zelfs dat men hen in hun midden liet voortbestaan. Israel moest
alléén wonen.
U ziet nu overal in onze kerken ICF- gemeenten ontstaan. Oude ontvolkte kerken
worden omgetoverd tot centra voor de wereld. Maar toen de kerk en het geloof
bloeide en de kerken leefden bij de waarheid Gods, was die kerk een factor en
sprak ze tot de wereld. Er werden mensen bekeerd. Ik denk dat dit toen
grondiger gebeurde dan tegenwoordig in allerlei modern getinte experimentele
ondernemingen. Natuurlijk moet de kerk dienstverlenend in de wereld staan en
anderen zoeken die de Heere niet kennen, maar dat gebeurt als we in het
dagelijkse leven de mensen persoonlijk ontmoeten, op het werk enz. Als er nu
soms op de werkvloer van een bedrijf gebedskringen ontstaan, is dat een
uitnemende wijze om in de wereld te staan. Maar laat de kerk kerk blijven. Laat
de kerk juist de innerlijke opbouw zoeken en bewarend in deze wereld staan. In
veel kerkelijke gemeenten wordt gewerkt voor een voedselbank; een heel goed
initiatief om mensen om ons heen te bereiken. Op die manier komt er plaats voor
de boodschap van de kerk. Naar mijn overtuiging zal de kerk dienstbaar zijn,
als zij zichzelf opbouwt in het geloof en zich onbesmet bewaart voor de wereld.
En tot dat doel zijn eigen ondersteunende instellingen nodig. Maar we hebben de
vorige keer gezien, dat er in veertig jaar tijd veel kan veranderen…….
Er is meer. Schouls noemt als nadeel
de aandacht voor uiterlijkheden in bijvoorbeeld het Reformatorisch onderwijs.
Ieder mens heeft de neiging om het te zoeken in vormen; denk ook aan de
wereldse kledij. Dat zijn ook vormen en daar wordt ook bij gezworen. Dat gevaar
is voor ons onderwijs niet denkbeeldig. Schouls zal toch zelf weten dat
Reformatorisch onderwijs meer is dan een vorm. De nadruk op vormen werkt heel
goed, als we deze maar bezien vanuit het wezen.
Men noemt soms het bezwaar van de knusse veiligheid binnen de zuil. Is dit een
zuiver argument? Waar zijn we veilig? Alleen in Christus. Maar het kan daarbij
ook een zegen zijn als jonge kinderen en onze jeugd in de pubertijd niet
blootgesteld worden aan de normloosheid van de tegenwoordige wereld.
Het is een zuiver ideaal te streven naar persoonlijke geloofsbeleving, zodat we
staan kunnen tegen de boze dag. Dat is een sterk argument. Volkomen in de lijn
van de Bijbelse roeping. Vanuit die persoonlijke bekering kunnen we bewaard
blijven voor de strikken van de duivel en de verzoekingen van de wereld. Ik
herinner me echter dat de TV mede door deze argumentatie door velen werd
geaccepteerd. Er zat immers een knop aan het toestel, en een christen wist die
te gebruiken. Nu hebben we kunnen zien, waartoe deze redeniering heeft geleid.
De uitkomst laat een andere lijn zien. En te zeggen dat ieder mens bekeerd moet
zijn en in Christus moet zijn, is een hoog ideaal, maar ziet u deze
werkelijkheid terug in Gods Woord? Het is wel roeping, maar deze zal niet
zelden afstuiten op de hardigheid van het onbekeerlijke hart.
Maar, zegt u, in deze dagen kan het niet meer zoals vroeger, want Internet kan niet gemeden en uitgebannen worden, zoals we dat konden met de TV. Het Bijbelse isolement werkt niet meer in deze tijd. Het is waar dat de ontwikkelingen van deze tijd steeds luider roepen om een innerlijke en levende overtuiging. Dat heft echter het gebruik van deugdelijke filtermechanismen niet op. Moesten de poorten van de steden vroeger niet bewaakt worden? Denk in dit verband aan de betekenis van de wachters op de stadsmuur.
Ik heb enkele bezwaren tegen de zuil
met u bekeken. Maar weet u wat momenteel het grootste bezwaar is? Dat we zelf
nauwelijks nog overtuigd zijn van de noodzaak van het bewaken en behoeden. Dit
is de uitholling van binnenuit. Ook Reformatorische instellingen veranderen en
zoeken aanpassing. Dat gebeurt in kerken en in de maatschappij. Wij zelf hebben
teveel de geur van het veld aan ons, zodat we innerlijk verzwakken en minder
overtuiging bezitten. Behoed uw hárt boven al wat te bewaren is….. Ds. Heerma
zei eens: Toen de wereld kerks werd, werd de kerk werelds. Hij doelde op een
wisselwerking. Als de kerk de wereld intrekt, komt tegelijk de tegenstroom op
gang, zodat de wereld de kerk verovert. In Stad Mensziel waren ook na de komst
van Vorst Immanuël nog overal de spionnen van Diabolos aanwezig en deze
ondermijnden de stad. Dat is de vijand binnen de poort. Deze zullen trachten de
poorten naar de wereld van binnenuit te openen. Als het paard van Troje maar
eenmaal binnen de stad is, is de stad verloren.
Wij leven in de wereld. Paulus gaf al aan dat we niet uit de wereld kunnen
gaan. We kunnen geen muren meer bouwen en geen kolonies meer stichten om de
kerk te behoeden. Het is de tijd van geestelijke beveiliging en de radar van
het geloof alleen kan de vijand onderkennen. Het nieuwe Jeruzalem heeft muren
en poorten, die niet gesloten zullen worden des daags, want aldaar zal geen
nacht zijn. Maar in deze bedeling kan de zuil nuttig zijn en de filters kunnen
niet gemist worden, niet alleen voor het water, maar ook en vooral voor alles
wat "in de wereld is”. Deze overwegingen hebben alles te maken met de
bede: "Leid ons niet in verzoeking”.
2014
VERKIEZINGEN
Ons volk heeft gekozen. Als dit blad ver schijnt, is het al weer twee weken geleden. Toch is een verkiezingsuitslag het waard om de feiten en de resultaten wat van dichtbij te bekijken. Kunnen wij er bepaalde algemene conclusies uit trekken?
Wat mij en u vooral opgevallen is, is
het feit dat de wil van het volk zich vooral richt op materiële zaken. In het
oude Rome ging de gunst van het volk uit naar brood en spelen. Dat blijkt ook
telkens weer als we gaan kiezen. Het volk kiest voor brood, de politici kiezen
voor het volk ("de kiezer”). Dit is het proces van decadente democratie!
In Gods Woord vinden we meermalen de voorkeur van de massa beschreven. In deze
lijdensweken denken we dan vooral aan de keus voor Barabbas tegen Jezus. Op
grote afstand vinden we als christenen allemaal dat het volk helemaal verkeerd
gekozen heeft. Een schokkende vergissing en meer dan dat: een daad van
openlijke opstand tegen God. Deze keus is onderdeel van de ernstigste zonde die
de mensheid ooit pleegde. De Heilige en Rechtvaardige gedood. Een moordenaar
kreeg de voorkeur van het vrome volk. De omkering van alle waarden die mensen
zich ooit kunnen voorstellen.
Deze keus blijkt geen incident te zijn. Het verklaart integendeel wat er leeft
op de bodem van een mensenziel. Zo zullen wij het altijd weer doen. Dit is het
kennelijke echec van de democratie. Het is ook altijd weer ten diepste de
verwerping van het Goddelijke gezag; "Komt, laat ons Zijn banden
verscheuren en Zijn touwen van ons werpen”. Daar kan alleen genade iets aan
veranderen. Laten we niet menen dat gewetensvorming zonder de bediening van
Gods Geest ons en onze kinderen redden kan. Het nieuwe leven begint met de
keuze voor de Heere en Zijn dienst, niet vanuit de mens, maar vanuit eenzijdige
genade. Tot die keuze hebben mannen als Mozes en Jozua het volk opgeroepen. Ook
de Heere Jezus heeft hetzelfde gedaan in Zijn gelijkenissen, waarin Hij handelt
over de twee wegen. Als de Heere gaat werken, leren we inzien dat we al
verkeerd gekozen hebben. In het Paradijs. De verkeerde boom en de verboden
vrucht. Ook voor beschaafde christenen is het onbegrijpelijk dat de zonde zo
diep zit in het mensenhart. De Heere sprak tegen Samuel: Zijn hebben u
niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen koning over hen zijn
zou. De geschiedenis van Jozua leert ons dat zelfs als een verbondsvolk meent
de goede keus te doen, het toch niets anders kan bedoelen dan de weg van de
Godsverwerping.
Dus zal die grondhouding altijd weer om zijn rechten komen. Zo ook in deze
verkiezingen. Ik kijk niet neer op kiezers, die brood verwachten van de
politici. Er groeit in Nederland een brede stroom mensen die het van de
voedselbank moeten hebben. Gods Woord neemt het op voor de arme en voor weduwen
en wezen, die in Bijbelse tijden niet konden steunen op "sociale”
voorzieningen. We moeten oog hebben voor de materiële nood die er heerst in de
wereld en ook in Nederland. Maar ook de Christelijke politiek in Nederland is
bewogen met deze noden en desondanks gaat de voorkeur niet allereerst naar deze
partijen uit. Pechtold heeft alles te bieden en we nemen het dan maar op de
koop toe dat hij de Christelijke fundamenten wil verwijden uit onze
samenleving. Dus kiest de massa voor brood zonder God en bezwijken we telkens
weer voor de verzoeking van de duivel, die wenst dat we hem zullen aanbidden.
Ons brood, onze behoeften, waarom Christus heeft leren bidden, kan alleen maar
zinvolle betekenis krijgen vanuit de tafel der toonbroden in het heiligdom en
vanuit Hem Die het Brood des levens is. Christus ís het Brood des levens en Hij
geeft het, vanuit bewogenheid met de schare.
Wat verder opvalt, zoals steeds weer
bij verkiezingen, is de ijdelheid van politici. En opnieuw zeg ik dat ik er
even gevoelig voor zou zijn als deze partijleiders. Wilders sprak eens van
zijne ijdelheid Pechtold, maar hij had natuurlijk ook zijn eigen naam kunnen
invullen en die van mij. Enerzijds heb ik bewondering voor mensen als Rutte en
Samson en hun collega's, dat zij de druk van verkiezingen aan kunnen. Dat kan
ik als dominee best aanvoelen, omdat ik ook vaak op tweetal stond en, hoe dan
ook, daar ben je toch bij betrokken. U vast ook wel. Samson kreeg de zware klap
en je moet het maar kunnen verwerken. Zoals Balkenende het eertijds meemaakte
en velen met hen. Bij anderen, zoals Roemer zag je de roem en de verheffing op
het gezicht liggen. Begrijpelijk vanuit menselijk oogpunt. Zo is de mens, zo
zijn wij. Het toont wel iets van de ware aard van politiek leiders. Men wil
scoren (dat is het bekendste woord onderhand in Nederland). Maar denkt u dat
niet. Nee, natuurlijk werkt men voor hoge idealen, voor een beter en socialer
land. Dus leg al de mooie beloften eens op de weegschaal van Gods Woord. Maar
hoe ernstig als een koning een kind is, zoals Gods Woord zegt. In feite zijn
het herders die zichzelf weiden.
Dat geldt niet van allen. Mensen als van der Staay en Slob danken vertrouwen
aan het feit, dat zij betrouwbaarheid uitstralen.
Een derde lijn zie ik in de instabiele keuzes van het volk. In enkele jaren
verandert alles: voorkeur voor Samson slaat zo maar om in aanhang voor Pechtold.
Het optreden voor de media speelt in op allerlei persoonlijke voorkeuren. Jaren
terug sloeg op dezelfde manier de kiezersgunst om rond de persoon van
Balkenende, die toch een man met bepaalde principes was. Hosanna en kruist Hem.
Vest op prinsen geen betrouwen. Gods Woord liet het ons allemaal al weten, ver
voordat we het zelf pijnlijk moesten ontdekken. Staan we ergens voor? Hebben we
de gestalte van Luther in Worms? In de kerk immers kunnen zaken ook zo maar
omslaan. Dominees, ambtsdragers, leidslieden worden gekozen en later ook weer
even snel verworpen. Want ook in de kerk wordt het spelen op de man steeds
alledaagser en normaler. Terwijl wij toch wel echt moeten weten dat het gaat om
de grondslagen van het leven. Wat lopen kerkelijke en politieke lijntjes soms
verwarrend dicht door elkaar.
En wat te denken van de Christelijke politiek? Ik schaar dan gemakshalve het
CDA daar ook onder, omdat voor de kiezers deze partij toch vanouds verbonden is
geweest met kerk en geloof.
Ik voel natuurlijk afstand met deze partij, maar we hebben de laatste jaren ook
moeten ondervinden dat een kabinet Rutte toch weer heel iets anders is als een
CDA regering. Je kunt immers rustig zeggen dat een man als de premier
koophandel lijkt te drijven met beloften en beginselen. Als ik het over het CDA
heb, dan spreek ik over de laatste overblijfselen van de Christelijke
beschaving. In politiek opzicht hebben we toch liever te doen met het CDA dan
met de PvdA. Dus vond ik het een meevaller dat Buma de partij uit een diep dal
heeft kunnen weghouden. De oude roem zal echter nooit meer terugkeren.
Dan zijn er de twee partijen die dichter bij ons staan, namelijk de CU en de
SGP. Ik noem deze samen bij elkaar, omdat ik op deze plaats geen politiek wil
bedrijven, al begrijpt u zelf wel dat ik mijn duidelijke voorkeur heb. Wat
betreft de ruime winst voor de CU: ik heb me afgevraagd waar deze stemmen
vandaan zijn gekomen? Misschien uit de hoek van het CDA en kerkelijk gedacht,
vanuit de Gereformeerde kerken. Verder kwam de opstelling van de CU in veel
zaken principieel op mij over.
Hoe denken we over de koers van de SGP? Er zijn ontwikkelingen waar we als
gezindte misschien toch een beetje trots op zijn. Dat zelfs de SGP zichzelf zo
op de politieke agenda heeft gezet, vinden we heimelijk wel mooi. Ik denk ook
werkelijk wel dat het voordelen heeft. Denk alleen aan de omzichtige omgang van
het kabinet met sommige ethische items. Ons volk krijgt op die manier ook de
indruk (en die is hard nodig) dat wij als christenen willen meedenken met de
problemen van deze tijd. En zoals ik al opmerkte, onze vertegenwoordigers
wekken vertrouwen en maken een integere indruk.
We moeten echter ook voorzichtig zijn en niet te hard van stapel lopen. Een
eerder gesignaleerde trend, namelijk een snelle omslag van sympathie naar
antipathie, kan zich zo maar weer voordoen. Maar er is ook een sluipend gevaar
van ondermijning binnen onze eigen gelederen. Als we stellen dat de vreze des
Heeren onder kerkvolk achteruit gaat, dan zal dat ook merkbaar zijn in
politieke partijen. Spruyt had het laatst, naar ik meen, over bijvoorbeeld het
driemanschap Kersten, Zandt en Abma. Deze mannen zouden niet meer passen in de
Tweede Kamer. Zij pasten wel in de tijden van weleer. De huidige opvolgers
voelen zich ongetwijfeld verbonden met hun voorgangers. Zeker! Maar de taal en
de onderwerpen die thans besproken worden, wijzen op een duidelijke
verschuiving. Ik kan niet overzien welke gevolgen dit heeft. Maar ik merk de
verschuiving wel (op). Hoe zal het gaan met de SGP jongeren? Ik denk aan
Vlissingen. Ik rakel deze kwestie nu niet meer op, maar het verbaast mij wel
enigszins, dat een vrouw binnen de gelederen van de SGP vrij geruisloos haar
laats heeft gevonden. Zeker is het mooi dat ook vrouwen meedenken met de
politiek. Evenzeer als het een ernstige misser is dat er geen man werd
gevonden. Voor mij zelf is het geen zaak van ultieme principes dat er als
uitzondering een vrouw in de raad komt. Ik kan daar mee leven. Maar ik meen
toch diep in mijn hart dat dit mannenwerk is, met alle respect voor mevr.
Janse. Ik gun de vrouwen in het gewone leven ook een zinvolle tijdsbesteding,
naast en nadat het eigen gezin is veilig gesteld.
Ik ben echter bezorgd over deze geruisloze ommezwaai; het hoofdbestuur zal er
best de nodige tijd en aandacht aan besteed hebben, maar op het grondvlak lijkt
het geaccepteerd. Er lijkt nu geen haan naar te kraaien. Dat vind ik wel wat
vreemd. Wie bekend is met de gelederen van de SGP, moet wel aannemen dat
we misschien wat indommelen. Laten we niet vergeten dat dit een hot item is
geweest, tot voor kort. Het lijkt echter van de ene op de andere dag
geaccepteerd. Getuigt het van bezinning of is het een teken van aanpassing? Kon
het anders als we zien dat de werkende vrouw ook in onze kringen haar plaats
heeft veroverd? En merkt u ook niet op andere terreinen en inzake andere
onderwerpen dat de dingen verschuiven? Denk aan "uitzending gemist”
(gezinsgids). Daar heb ik dan echt wel zorgen over. In kerken waar de vrouw
oprukte naar de kerkenraadsbanken, bleken vrouwen het beter en gedrevener te
doen dan mannen. Zo zal het ook in de SGP kunnen gaan. Ik verwacht een zekere
toevloed van vrouwen. En ze zullen het goed doen. Ik merk alleen maar op dat
zoiets twintig jaar terug nog geheel ondenkbaar was.
O tempora, o mores! De wijngaard van Naboth en de kroezen van de Rechabieten
staan ook in Gods Woord en deze worden om die reden geprezen. Te meer dus naar
de belijdenis: Maar Gij hebt, o eeuwig Wezen, geen verandering te vrezen. Jezus
Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid. En wij?
2015
GROOTVADERS
In het vorige nummer van ons blad schreef ds. Kieviet over het boekje van Dr. C. A. van der Sluis: Het huis van mijn vader. Vanuit een andere invalshoek wil ik er graag ook nog eens op terug komen. Ik zou het thema iets wijzigen: de tijd van mijn vader.
Wat bij mij leeft, namelijk omzien
naar vroeger, blijkt bij meerderen te leven. Hoort het bij het ouder worden? In
ieder geval is het zo dat ik en anderen zoals blijkt, nog wel eens terugdenken
aan tijden van weleer. Met heimwee? In zekere zin, maar meer nog omdat de
historie ons een spiegel voorhoudt. Ik merk bij mijzelf toch ook weer, dat we
kinderen zijn van deze tijd en dat laat zich niet wegdenken.
Wat ik echter ook merk, is dat een jongere generatie (ongeveer vanaf vijftig a
zestig jaar) minder last heeft van dit omzien naar wat achter ligt. Daaraan
ligt schijnbaar de gedachte van een steeds doorgaande vooruitgang ten
grondslag.
Het heeft alles te maken met het feit, dat er tijdens mijn generatie zo heel
erg veel in de wereld veranderd is. Nederland, de kerken, we zijn onherkenbaar
anders geworden. Maar dat kun je alleen vanuit ervaring weten. Van der Sluis
lijkt niet los te kunnen komen van het verleden. In een recensie stond vermeld,
dat hij soms vanwege deze neiging zelfs minder vaak gevraagd wordt voor een
spreekbeurt. Dat lijkt me een onbegrijpelijke miskenning.
Ik heb de laatste tijd in andere verbanden meermalen gelezen dat ouderen werd
aangeraden, om hun levensverhaal op schrift te stellen. Ook in buitenkerkelijke
kringen leeft deze gedachte. Ook daar voelt men het als een must om een link te
leggen tussen het verleden en het heden. Ik weet wel dat niet ieder leven uniek
en vatbaar is voor beschrijving, maar ook ik zou het de grootouders van nu aanraden
om terug te schrijven in de tijd. Hoe was het in uw tijd? Waar leefden de
mensen van, waar leefden zij voor? Het gaat me dus om een weergave van het
brede maatschappelijke en kerkelijke leven. Jaren geleden ben ik zelf er
al mee begonnen. Ga je er voor zitten, dan zult u merken hoeveel er nog boven
komt. Personen en feiten van zestig jaar geleden staan glashelder voor je
aandacht.
Een neef van me had de stamboom van onze familie nagespeurd. De gegevens gaan
terug tot wel het midden van de zeventiende eeuw (rond 1650). Dat is mooi, maar
ik vind het toch jammer, dat ik van mijn voorgeslacht verder niets weet. Wel
dat zij geleefd hebben, niet hoe zij geleefd hebben. Ik weet van mijn
grootouders eigenlijk al bijna niets meer: na mij weet er geen mens nog iets
van hen af. Terwijl het toch zo leerzaam en nuttig is om er meer van te weten.
Vandaar mijn schrijverij over de jaren vanaf 1940.
Dus kan het voor mijn en uw
kleinkinderen mooi en goed zijn als zij later een indruk hebben hoe de wereld
vroeger, zij het heel anders, kon bestaan. Zonder computer, zonder telefoon,
zonder waterleiding, zonder riolering, zonder voetbal, zonder drank en drugs en
zelfs zonder auto's.
Als ik alleen al denk aan het boerenbedrijf. Welk een revolutie heeft zich
voltrokken. Ik logeerde vaal bij familie onder Gouda. Een mooie boerderij van
18 koeien en wat varkens. Men kon er ruimschoots van leven. Met de schouw
(platbodem) trokken we elke dag naar de koeien rond melkenstijd. De melkbussen
konden zonder enig risico voor bacteriële besmetting in de sloot schoon
gespoeld worden. De kaasmakerij was een mooi bedrijf. Van zulke bedrijven
konden de mensen toen rijk worden. Nu blijven er nog zorgen bestaan, ook al
worden er honderden koeien gemolken.
Het boerenleven is drastisch en dramatisch veranderd. Dat bleek vooral toen ik
op de Veluwe stond. De Veluwse boer was al gelukkig als hij tien koeien had.
Wat was zo'n stal of boerendeel met daarin het vee knus en
gezellig. Tegelijkertijd begon in de nieuwe polder (onder Harderwijk) een totaal
ander beeld zich af te tekenen. Er kwamen bedrijven in de polder en een deel
der nieuwkomers werd lid van de gemeente en dus kon ik als predikant
vergelijken. Verbazend hoe een boer in het nieuwe land (hij kwam uit een zeer
behoudende gemeente en wat belangrijker was: hij leefde in de vreze des Heeren)
kon genieten van de nieuwe tijd en de vooruitstrevende technieken, ook in de
landbouw.
Zoals de boerderij veranderde, zo is ook de kerk veranderd. Dr. van der Sluis
leefde in de beslotenheid van het eiland Flakkee. Vandaar dat Ds. Kieviet zich
natuurlijk aangesproken voelde door het boek,want ook hij komt uit dezelfde
streek. Omdat ik ook op het eiland heb gediend (in een tijd toen de eerste
verbinding met de overkant er nog maar net was), kan ik me wat voorstellen bij
de overpeinzingen van van der Sluis.
En wat wil je, als je woont in een zo kleine wereld, zult u denken. Dan is
natuurlijk alles anders en primitiever! Maar het was overal anders, ook in de
grote steden.
Ik ben geboren midden in de grote stad, bijna in een volksbuurt in Utrecht. Ook
daar was het verschil van toen met onze moderne tijd van ongekend grote omvang.
De steden van toen hadden een totaal ander klimaat dan nu, na enkele decennia.
We liepen elke zondag in totaal wel twee uur naar de kerk, tegelijk met massa's
andere kerkgangers. De gewoonste zaak! De kerk aan de Wittevrouwensingel was
niet uitgesproken piëtistisch, maar de prediking was wel bevindelijk getoonzet.
We beleefden er de tijden van G. Wisse en P. de Smit. Na de dienst bleven de
meesten nog lang napraten, meestal over de preek. Men kon soms vertellen,
hoe het Woord bij hen ingeslagen was. Ook in de steden kende men de
gezelschappen; ik weet nog ettelijke namen te noemen. Het geestelijke leven lag
verweven met het natuurlijke, en omgekeerd. De Heere sprak door Zijn Woord en
tegelijk ook door omstandigheden, zoals ziekte, oorlog en tegenslagen. De Heere
sprak ook waarneembaar in het hart, niet zozeer alleen door het oor, al is dat
van het grootste gewicht. Dat alles had te maken met een nabij leven met de
Heere. Ik las zojuist in de krant het verhaal over Pietje Baltus. Een duidelijk
voorbeeld van de vroomheid van die dagen.
Dus niet alleen op een eiland, maar ook in de steden leefde een volk dat de Heere
kende. In Amsterdam stonden in de glorietijd van de kerk veertig predikanten
van wie het merendeel rechtzinnig was. In Rotterdam stond Ds. Tukker, die 's
zondags te voet de stad doorkruiste op weg naar een beurt in een van de kerken.
Onderweg namen de mensen meermalen de hoed voor hem af. Stelt u zich dat eens
voor. Ik zie nog de grote gezinnen in Rotterdam langs de singels zich
kerkwaarts spoeden.
In die dagen kon het nog gebeuren dat bijvoorbeeld Ds. van der Ent een
Bijbellezing hield voor de NCRV radio. Dat deden de meeste predikanten van onze
kerk. Het was redelijk gewoon. Als ik in mijn eerste gemeenten zieken bezocht
in het ziekenhuis werd je als predikant vanwege het Woord met respect
behandeld. Je werd niet gestoord tijdens een bezoek op zaal.
Zo zou ik wel door kunnen gaan en zulke herinneringen zijn mij goed en roepen
de begeerte naar zulke tijden op. Want het valt je dan wel erg op, dat we leven
in een wereld zonder God en zonder hoop.
Maar tegelijk ben ik ook nuchter genoeg om mezelf af te vragen of dit alles nu
de echte waarheid is. Was het toen echt goed; is het nu een verloren zaak?
Jaren geleden preekte ik eens in een Haagse gemeente. In de bloeitijd kerkten
daar rond de negenhonderd mensen. Nu was er een kleine groep van honderd
mensen. Iemand verzekerde mij dat deze kleine groep nu meer uit behoefte kwam.
Vroeger was het sleur. Maar de behoefte van de morgen was 's middags danig
geslonken, tot de helft van de morgendienst. Desondanks zijn er veel mensen die
toch denken dat het geestelijk gehalte nu hoger ligt. En desondanks zijn er nu
mensen, die menen dat we erop vooruit gegaan zijn.
Het is zeker nu niet beter; is het slechter? Na de kaalslag in de Nederlandse
kerken? Zouden u en ik terug willen naar vroeger tijden? We zijn kinderen van deze
tijd. Maar we zijn wel heel erg veel kwijt. Om dat te weten moet je misschien
bijna oud zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het heel donker is in Nederland en
ook in de kerk. Het was vroeger slechter en tegelijk ook beter. Juist omdat de
omstandigheden slechter waren, was het leven met de Heere sterker. De tijden
waren anders, mensen waren daardoor eenvoudiger, rustiger, afhankelijker, meer
onderworpen, nederiger. De Kerk voer daar wel bij. Maar toen de oorlog voorbij
was, slonk de betrokkenheid van de kerk al heel snel. Nu hebben we de tijd
tegen. In deze donkere tijden is er een overblijfsel, een rest. Deze wordt
geoefend door de tegenslagen en de tegenwind. Ik ben nu soms ook onder de
indruk van de ernst en de inzet van jonge mensen.
Laten de ouderen aan de jeugd vertellen wat het leven met God betekent. Er werd
onlangs de vraag gesteld: Waar zijn de vaders? Laat ik de vraag eens stellen:
Waar zijn de grootvaders? Zij die in een andere tijd geleefd hebben? Hebben we
een verhaal voor onze kleinkinderen?
Als ik nog eens even omkijk, beleef ik opnieuw, als was het gisteren, de
hoogten en diepten van de tijd van mijn vader en moeder en van mijn jeugd. Ik
heb wel eens eerder opgemerkt dat bij ons thuis de vroomheid minder opgelegd
was dan dat in onze tijd is. Tegelijk ook meer vanzelfsprekend, het hoorde er
helemaal bij, ook al werd er niet eens zo vaak over gesproken.
In Gods Woord worden we heel vaak opgeroepen terug te denken aan het verleden,
toen de Heere grote dingen deed. Gods Woord geeft nergens voeding aan de
gedachte dat het voortschrijden van de tijd geestelijke vooruitgang betekent.
Bekering betekent terugkeer naar God en naar Zijn onveranderlijke genade.
Bekering betekende voor de verloren zoon terug naar het huis van zijn vader.
Het verleden geeft ons moed om aan jonge mensen te vertellen dat de Heere een
werk gedaan heeft in ons land, in onze kerken.
Terugdenken aan het verleden roept ook op tot bezinning. Juist mijn generatie
moet zich de vraag stellen welk aandeel wij zelf hebben gehad in de teloorgang
van ons erfgoed. De vraag blijft actueel waar het verval begon. Maar we kunnen
toch niet anders doen dan eerst naar onszelf wijzen. Wij waren erbij en wij
hebben een aandeel in de vele verliesposten. Juist omdat wij het beter zouden
kunnen weten dan de jeugd. Ik heb er wel eens meer op gewezen dat mijn
generatie vaak geestelijk zo afwezig is in de kerk van nu. Wat is het nodig dat
onze ouderen de balans opmaken voor de eeuwigheid. We naderen tot de dingen die
doden. De Rechter staat voor de deur. Kunt u sterven? Die vraag geldt juist u
die bij de waarheid bent opgevoed. U hebt in uw leven gezien wat echte
vroomheid was. Wat hebben we ermee gedaan? De overdenking van uw levensverhaal
kan u tot bezinning leiden. We leven te snel en te gedachteloos. We laten soms
de dingen maar over ons komen. Besef uw verantwoordelijkheid voor het
nageslacht, zoals de dichter van psalm 71 dat beleefde. Wat zou er naar
waarheid op uw graf kunnen staan? Waar zijn we dus, de grootvaders en de
grootmoeders? U hebt een roeping, ook in het bejaardenhuis. Schrijf uw
levensverhaal, als het niet met woorden kan, doe het dan in sprekende
voorbeelden. Het navolgende geslacht heeft het nodig.
2015
MARKTONDERZOEK
Het is Bijbelse roeping om de tijden te verstaan en te doorgronden. Wat beheerst de moderne mens en welke motieven drijven hem? Waartoe leidt een bestaan zonder God en kerk? In welke periode uit het laatste Bijbelboek zijn we in deze eeuw aangeland?
Deze vragen kunnen en moeten ons bezig
houden. "Gelooft niet iedere geest, maar beproef de geesten of zij uit God
zijn” (1 Joh.4:1). Dit betekent dat we ons niet kunnen onttrekken aan de tijd
en de maatschappij waarin wij leven.
Er zijn denkers (geweest) die bepaalde inzichten hebben ontwikkeld om hun tijd
te verstaan. Theologen en voorgangers die hun tijd weten te beoordelen, hebben
veel mee op de kansel. Daardoor kan de boodschap beter worden afgestemd op die
bepaalde mens in deze tijd.
Je zou deze tijd bijvoorbeeld kunnen typeren met deze woorden: materie, massa,
media en mondigheid. Daarmee is lang niet alles gezegd. Wel veel. Het
materialisme heeft velen in kerk en wereld in haar greep. Wat de massa denkt en
doet, trekt individuele mensen aan. De media houden ons in een houdgreep,
waaraan niet te ontkomen is. De mondige mens houdt zichzelf staande tegenover
God en Zijn Woord.
Ik wil het nu echter hebben over een tweetal verschijnselen, die dienen moeten
om kennis te nemen van wat de moderne mens drijft. Ik doel op enquetes en op
interviews. Recent trof ik van beide in een en hetzelfde blad een voorbeeld aan.
De enquete betrof een onderzoek naar
de manier waarop reformatorische ouders hun kinderen opvoeden. Je eerste
reactie bij het zien van zulke resultaten is: het zoveelste onderzoek! We
hebben al zo veel uitkomsten van enquetes gehad, die allemaal op hetzelfde
neerkomen: we worden steeds meer door de tijdgeest beinvloed. Ditmaal kwam er
uit dat gehoorzaamheid bij plaats gemaakt heeft voor de wens om zelfstandig te
kunnen beslissen. Ouders zouden dat als een teken van vooruitgang zien.
We moeten ons afvragen waarom we dit soort onderzoekingen houden. Van Ruben
lezen we (Richt.5:16) dat hij grote onderzoekingen des harten had en daarom
bleef hij zitten tussen de stallen, d.w.z. hij onttrok zich aan zijn
verplichtingen.
Waarom dus de stroom van enquetes? Is het een Reformatorische vorm van
marktonderzoek? Is het een narcististische vorm van zelfbeschouwing en
navelstaren? Wat zijn de vruchten van zulke onderzoeken?
Een reeel gevaar is dit dat we in goedgelovigheid ons dan maar neerleggen bij
de geconstateerde ontwikkelingen. Het is nu eenmaal zo, de zaken zijn
onomkeerbaar en omdat iedereen zo denkt, moeten wij ook maar die kant op.
Enquetes kunnen een omslag bevorderen in het leven van mensen. In de politiek
zijn peilingen die voor een verkiezing worden gehouden, maar ten dele
betrouwbaar. Veel mensen zijn kuddedieren een zij laten zich op deze wijze
voorschrijven hoe zij in het leven moeten staan. De ware christen zal op een
andere manier willen beproeven welke de goede en welbehaaglijke wil van God
zij, in plaats van het platgetreden pad te betreden waarop mensen gaan die
"met hun tijd meegaan”.
Nu worden zulke onderzoeken zeker niet gehouden om weg te leiden bij het Woord
van God. Men wil door kennisname van de markt, het aanbod beter afstemmen op de
behoeften van het publiek. Zodoende wordt het doel nog beter gediend. Deze
gedachte leeft breed: stem uw handelswaar af op het koopgrage publiek. Ook in
de kerk moet men zich afvragen waar de ontvangende gemeente leeft. Dat kan heel
nuttig zijn. De prediking is geen tijdloos gegeven en ze moet zich niet bezig
houden met vragen die niet (meer) bestaan. In kerkelijk Nederland wordt
bijvoorbeeld vaak gehoord dat het de mens van nu niet meer gaat om de vraag
naar de vrede met God, maar om de vraag of God wel bestaat. Wie zo denkt en wie
zich daarop richt, komt met een heel andere boodschap.
Zodoende kan men doorslaan op dit terrein. Niet meer de sprekende God maar de
ontvangende mens bepaalt de inhoud.
Onderzoekers moeten zich eerlijk de vraag stellen welk doel zij nastreven. Zij
kunnen zelfs in staat geacht worden om de uitkomst van het onderzoek te sturen
en te beinvloeden. Welke vragen stelt men? Hoe selecteert men de groep, die
eruit gehaald wordt om de antwoorden in te vullen? Hoe stelt men de vragen?
Vragen kunnen immers suggestief gesteld worden. Het is een groot verschil of
men vraagt: Gelooft u in God? Of: Gelooft u nog in God? Dat luistert nauw. Of
zo: Vindt u dat de kerk zich moet veranderen? Of: Vindt u ook dat de kerk haar strategie
moet wijzigen en aanpassen?
Laten we dus voorzichtig zijn met de verwerking van allerlei onderzoeken. Denk
zelfstandig. Maar u kunt er alleen maar echt een persoonlijk rechte mening op
na houden als we door de Geest geleid worden. Dan worden we bewaard voor de
kuddemoraal. Het valt me vaak op hoe weinigen een overtuiging hebben waar zij
voor staan en waar zij voor gaan. Mannen als Micha, Jeremia, Johannes de Doper,
Paulus, Luther enz. kenmerkten zich juist daardoor dat zij zich tegen het
ongoddelijk en ijdel roepen van de grote "men” durfden stellen.
Het tweede wat me die dag bijna op
dezelfde pagina trof, was een interview. U kunt ze veelvuldig aantreffen, ook
in het Reformatorisch Dagblad. We zijn er misschien al aan gewend dat
belangrijke mensen, of zij nu christen zijn of niet, interessante obiekten zijn
voor vraaggesprekken. Paginagroot worden zij uitgevraagd op hun meningen en
motieven. Zelfs een leidsvrouwe van de homobeweging kreeg laatst de gelegenheid
om ons te laten delen in haar gedachten. Enige tijd geleden een volstrekte
uitzondering, toen we konden kennis maken met een oud gereformeerde ouderling,
tevens hoogleraar aan een Universiteit, die mocht getuigen van zijn geloof; hij
deed dat ook in zijn werkkring. Wat een weldaad als er ook zulke mensen aan het
woord komen.
Een collega gaf onlangs te kennen dat hij niet zo geinteresseerd was in de
denkbeelden van de wereldling. Er kunnen schadelijke invloeden van uitgaan. Er
moet ook meer onderscheiden worden als er geschreven wordt over allerlei
vormen van kerkzijn. Ook in die sector hebben we er weinig belang bij hoe in
vrijzinnig getinte stromingen en gemeenten men het hoofd boven water wil
houden.
Ik wil begrip tonen voor journalisten die de taak hebben een krant te vullen.
Ik wil ook nog meegaan met de gedachte dat we moeten weten wat de moderne mens
van deze tijd drijft. Beproeft de geesten of zij uit God zijn. Maar toch maak
ik enkele opmerkingen:
Zeker hier geldt wel dat we selectief te werk moeten gaan als we mensen aan het
woord laten komen. Ik neem de wens bij meerderen waar om geen contraproductieve
signalen aan de lezers op te dringen.
Men zou mij kunnen tegenwerpen dat de eigenlijke vragen wel aan bod komen. De
ondervragers stellen het geloof wel aan de orde. Maar de antwoorden die gegeven
worden, hebben het laatste woord.
Zo men zich wil richten op bijvoorbeeld bekende mensen uit de politiek en uit
de maatschappij, die niet geloven in God, dan moet men in dat geval nadenken
over de manier waarop de vragen worden gesteld. In ieder geval moet men
doorvragen. Zo dat uiteindelijk de vraagsteller degene is die het laatste woord
heeft en die hetgeen ter berde gebracht wordt, weerlegt. Op die manier zouden
de thema’s en de personen dan toch nog van nut kunnen zijn voor ons publiek.
Maar als we de antwoorden, die niet stroken met God en Zijn Woord, gewoon laten
staan, zonder commentaar, dienen we niet het rechte doel. Ik meen gehoord te
hebben dat Knevel in "Het elfde uur” destijds agressiever was in zijn
opstelling tegenover allerlei bekende Nederlanders. In ieder geval schroomde
hij zeker in de eerste tijd niet om mensen van de wereld aan te spreken op de
zegenrijke werking van het Evangelie. Dit vraagt veel wijsheid en men zal
moeten laveren tussen allerlei gevaarlijke klippen, maar alleen op die manier
kunnen we apologetisch bezig zijn.
Ik wil hiermee niet zeggen dat er ook
niet veel goede en opbouwende lectuur geboden wordt in de reformatorische pers.
Gelukkig is dat ook het geval. Er komen ook mensen aan het woord die duidelijk
spreken en schrijven over principiele zaken.
Het is, ik herhaal het, ook niet makkelijk om te onderscheiden waarop het aan
komt. Ik ervaar zelf dat probleem ook.
De kerk moet zijn een stad op een berg
en een licht op de kandelaar. Dat moet de krant, dat moet iedere christen.
Laten wij allen smeken om licht van Boven, om achter Christus aan de weg te
gaan die Hij wijst. Wij moeten bewogen zijn met de wereld en de wereldling. We
hebben een roeping naar buiten toe. Maar we zijn in deze dagen soms wel te
apostolair bewogen en we moeten die bewogenheid wel op de juiste wijze aan de
orde stellen. Juist door Kerk te zijn en der waarheid getuigenis te geven
dienen we de wereld het beste. De gewone, Bijbelse leer is en blijft een schoon
geheel, dat juist zo dienstbaar is voor onze maatschappij. De woorden zijn
bekend: "Van alles wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vreest God en
houdt Zijn geboden, want dat betaamt alle mensen; want God zal ieders werk in
het gericht brengen”. En we worden ook allen, juist nu, gewaarschuwd voor de
kracht der dwaling, die de leugen doet geloven.
Er zullen lezers zijn, die moeite ondervinden als van alle kanten zaken worden
besproken en tegengesproken. Wat is waarheid? Ik weet geen andere weg dan die
waarop we ons houden aan de Waarheid, Die in Christus is. Dat maakt ons
afhankelijk en ootmoedig.
2015
LITERATUUR
"Qua stijl is ”De liefde niet” –nog afgezien van de vloeken, blasfemische grappen en erotische passages– geen hoogvlieger. Van der Linden heeft een associatieve manier van schrijven, maar de vaak ellenlange zinnen (die soms ontsporen) maken het lezen van dit boek tot een moeizaam avontuur”.
Zo werd een recensie besloten van een
boek dat besproken werd in het RD. Het gaat over een persoon, die door allerlei
omstandigheden losgeslagen is van haar reformatorische wortels. Deze
omstandigheden werden voor een groot deel bepaald door het feit, dat de
schrijfster gevoelens van liefde bij zichzelf bemerkte jegens hetzelfde
geslacht. Haar leven werd bepaald door vrees: ze was continue "bang om
boven water te komen”.
Mijn voornaamste bezwaar ligt in de bijzin: "nog afgezien van de vloeken,
blasfemische grappen en erotische passages”. Dat is werkelijk een mondvol; om
dat in een bijzin te zetten, lijkt me een verkeerde afweging. Ik zou geen
Bijbels argument kunnen vinden om kennis te nemen van boeken die vloeken. Het
lijkt me in strijd met het duidelijke gebod van God. Lees ook de uitleg van de
Catechismus. Godslasterlijke grappen moeten een christelijke lezer door de ziel
snijden. Een ouder zal zijn kind zoiets niet in de hand duwen.
Erotische passages spreken eveneens voor zichzelf. Zou iemand gesignaleerd
worden voor de etalage van verdachte winkels, dan zou daar terecht afkeuring
over uitgesproken worden.
Welke argumenten kunnen aangevoerd worden om aandacht te schenken aan een boek
als dit? Er zullen voor de recensent meerdere argumenten gewogen hebben. Het
eerste zal zijn: de lezer te attenderen op de grote nadelen en gevaren van deze
lectuur. Toen ik de recensent hierover sprak, gaf hij dat ook aan. De mensen
waarschuwen voor de risico’s die dit soort boeken met zich mee brengen.
Tegelijkertijd treedt er ook een tegengesteld mechanisme in werking; als onze
Pers grijpt naar dit boek, dan kunnen wij dat ook, zeker als de nieuwsgierigheid
hierdoor ook nog opgewekt is.
Om twee andere redenen trekt een dergelijke uitgave de aandacht van het
refopubliek.
De eerste: het is iemand wier roots in onze kring liggen, en dus denken we ons
te moeten verdiepen in de processen die leiden tot een breuk met God en Zijn
dienst. We hebben hier al meer van meegemaakt. Franca Treur heeft de
Reformatorische Pers breed gehaald. Siebelink trok ook onze aandacht.
Wat beweegt mensen om te breken met hun opvoeding, speciaal met een
Reformatorische achtergrond? Het is voorstelbaar dat we ons daarover zorgen maken.
Probeer dan boven water te krijgen hoe het niet moet onder ons. Dat is een
goede lijn. In die zin wil ik de bedoelingen van recensenten waarderen. Toch
moeten we juist ook zulke argumenten relativeren. Ieder maakt weer zijn eigen
afwegingen. Jonge mensen, die bijvoorbeeld in de twijfelfase zitten, kunnen een
slag van deze molen krijgen als zij zich verdiepen in deze lectuur. We hoeven
niet zozeer aan de wereld te vragen wat zij op het geloof tegen heeft; ons
eigen hart brengt alles naar boven wat in de wereld leeft. Daar hebben we de
handen al vol aan. Maar u denkt misschien dat deze mensen ons kunnen vertellen
wat wij verkeerd doen? Maar is dat een logische redenering? De kerk heeft de
roeping de afgedwaalden terug te roepen tot God en Zijn Woord. Dat is de goede
orde. En wie kan ons nu beter onze feilen aanwijzen dat de hoogste Profeet,
Christus? Als we dagelijks plaats geven aan omgang met Gods Woord, krijgen we
correctie genoeg. En dat komt dan werkelijk uit de eerste hand. Of zou
het ook kunnen zijn, dat we zelf verlegen zijn met onze levensstijl en dat we
de meerwaarde van een levend geloof nauwelijks nog zien? Ik raad u aan: Mijd
deze lectuur!
Gods Woord biedt hier andere lijnen. Zij zijn van ons uitgegaan en zij waren
van ons niet.
Misschien was er nog een tweede overweging rond dit boek.
Het gaat namelijk om iemand die zich bewust werd van een andere geaardheid. We
zijn met dit onderwerp de laatste jaren overmatig veel bezig. Terecht wijst men
soms op andere groepen in de gemeenten, die ook allerlei moeiten ondervinden.
Denk aan ongehuwden of aan hen die te maken hebben met huwelijksproblemen. Denk
verder aan hen die hypergevoelig zijn, ook als heteroseksueel.
De overheid wil deze zaken vooral bespreekbaar maken. Waarom? Het antwoord laat
zich raden. We moeten het er over eens zijn dat homogevoelens ook onder ons
voorkomen en dat we hen die daarmee worstelen, moeten omringen met raad en
daad, met begrip en respect. Dat dringt onder ons wel door. Maar het wroeten in
allerlei gevoelens kan ook een verkeerde invloed hebben, op jongeren en
ouderen. Er zijn van die dingen die gewoon in de lucht zitten. Dat lijkt me het
geval te zijn met de aandacht voor de homobeweging. Onze maatschappij prijst
het zo aan en de spetters daarvan komen ook naar ons. Het zou verkeerd zijn om
deze verschijnselen te negeren of alleen maar af te wijzen. Jezus ontving de
zondaars en at met hen. Dat heeft ons veel te zeggen over de manier waarop wij
onze medemens moeten tegemoet treden. Maar Hij nam stelling tegen de levensstijl.
Ik ben er van overtuigd dat de overmatige belangstelling voor seksuele vragen
ons uiteindelijk geen goede diensten bewijst. Matigheid en ingetogenheid is ook
een christelijke deugd. Die weg is de beste voor de kerk en voor allerlei
aanverwante organisaties. Zeker op deze terreinen moeten onze woorden weinigen
zijn. Ons gebed mag wel zijn om te mogen beproeven welke de welbehaaglijke wil
Gods zij. Zeker in deze tijden vol verzoeking, krijgt het gebed van de psalmist
te meer waarde: "Wend, wend mijn oog van de ijdelheden af, verlevendig
mijn hart door Uwe wegen”.
2015
KOOPZONDAGEN
Ede en Veenendaal zijn in het nieuws. Plaatsen in de Biblebelt. Het is duidelijk dat de politiek aldaar een aanval ondernomen heeft op de zondag, of beter gezegd: op het christelijk Geloof. Zoals D66 e.a. dit meerdere malen reeds deden inzake andere onderwerpen.
Christenen moeten oppassen niet in een
agressieve houding terug te willen slaan. Maar dat bedenkend, komt de vraag wel
boven: accepteren we deze zaken voetstoots? In Friesland zou je geen enkele
kans hebben een tegenmaatregel te nemen. Maar in plaatsen met een stevige
orthodoxe bevolking (voor een deel), zal toch de discussie ontstaan: wat gaat
de koopzondag (als voorbeeld) voor mij betekenen? Of: welke consequenties
verbind ik er aan als Albert Heijn de homobeweging steunt? Wat betekent de
koopzondag voor het winkelpersoneel uit onze kringen?
Wat kan men ertegen doen? Je zou naar de concurrent kunnen gaan, maar ook daar
treffen we waarschijnlijk dezelfde symptomen aan.
Juist deze week las ik in Daniel deze zin: "Maar zo niet, u zij
bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat
gij hebt opgericht, zullen aanbidden. Die houding treffen we meerdere
keren aan in andere situaties in hetzelfde Bijbelboek. Ik denk aan een andere
invalshoek: In Paulus’ dagen speelde de vraag of men vlees kon eten dat aan de
afgoden gewijd werd.
Maar, wat is ertegen te ondernemen? Ogenschijnlijk niets. Het gaat er ten
eerste om deze zaken biddend aan de Heere voor te leggen. De nood van ons volk
moet ons ter harte gaan. Dat zal door velen ook zo gevoeld worden. Wat vraagt
de Heere concreet in deze situatie van u en van mij. De prikkels uit de
maatschappij moeten ons allereerst te meer aan de Heere verbinden.
Maar wat als we bedenken dat bidden ook verbonden is met "werken” (Bid en
werk)? Ik zou als leek op dit terrein allerlei onhaalbare voorstellen kunnen
doen. Maar zeggen we toch misschien niet te makkelijk dat we niets kunnen doen?
In plaatsen als Ede en Veenendaal (en vele andere), vormt de
Gereformeerde Gezindte een niet te verwaarlozen deel van de bevolking. Zeg: 30
%. Als het gevolg van mijdend koopgedrag zou zijn dat de omzet met dat deel
daalt, zouden winkels zich bedenken. Maar dat lijkt onrealistisch. Toch weet ik
dat niet. Inzake kleding zijn er genoeg alternatieven, zodat we een mijdgedrag
zouden kunnen ontwikkelen. De eigen aanbieders (ik bedoel die winkels die de
zondagsrust eerbiedigen) steunen, terwijl de aanbieders de klanten (meer) gaan
steunen door acceptabele prijzen te berekenen. Bij de supers is dat moeilijker.
Maar zou er op dit terrein niet een internethandel op gang kunnen komen vanuit
een eigen organisatie? Juist gisteren las ik dat zo’n handel werd gestart
vanuit een andere overweging. In bankzaken wordt het steeds meer
duidelijk dat we een eigen bank hadden moeten opbouwen, toen dat nog mogelijk
was. Ik denk dat er zakelijk genoeg potentieel is onder ons, om enige
weerbaarheid te ontwikkelen. Genoeg om aan te geven in welke richting we zouden
kunnen en moeten denken. We hebben toch immers ook een eigen krant en een eigen
Schoolbegeleidingsdienst? Leveren we ons niet te veel uit als het om zakelijke
obiekten gaat? Er is een vereniging van Reform.ondernemers; men zal uit die
hoek toch zeker ook willen nadenken over de vraag in hoeverre we een
"schone” handel zouden kunnen opbouwen.
Deze overwegingen stellen schijnbaar voor onhaalbare doeleinden. Maar als we
ons gewoon overal bij neerleggen buigen wij wel voor de goden van Babel. Moslims
zijn hierin eenkenniger; denk ook aan kosjere spijzen. Het lijkt me mogelijk
dat we als gezindte ons allen per handtekening en lidmaatschap verbinden aan
een bond, om in allerlei voorkomende zaken aan de bel te trekken bij
organisaties die een aanval doen op het Koninkrijk Gods, zoals dat nu gebeurt.
Al zou het alleen maar zijn om een getuigend protest op poten te zetten tegen
allerlei demonische plannen die telkens weer gesmeed worden tegen het
Christelijk Geloof. Daarna moet dan door deskundigen overwogen worden of er nog
iets meer gedaan kan worden. Hoe hebben we dat indertijd opgelost in zaken als
abortus of euthanasie? Of hebben we het helemaal niet opgelost en hebben we ons
overal bij neergelegd, daarmee de trouwe enkelingen alleen latend in hun gevecht
als zij rechtop willen blijven staan?
Een ding is zeker: we hebben een denktank nodig om ons te bezinnen op alle
uitdagingen van onze maatschappij. Maar natuurlijk oneindig veel sterker zouden
we staan als we werkelijk een geloofstank zouden kunnen opbouwen. Zonder dat
ben ik bang dat we ontrouw zijn aan onze roeping en dat we ons het oordeel van
de hemel op de hals halen.
En bladert u intussen ook nog eens door uw Bijbel om te zoeken naar nog veel
meer voorbeelden en teksten die ons de weg wijzen in deze richting.
De stichting "Wakker dier” ageert tegen allerlei in hun ogen besmette
producten. Men doet dat op een irritante manier, maar in bepaalde opzichten
hebben zij recht van spreken. De huidige groothandel schuwt absoluut geen
middelen om de eigen beurs te spekken. Daar mag best tegen geageerd worden. Er
zijn echter ook andere besmette producten, die door een christen gemeden zouden
moeten worden. Besmet in de zin van: aaan de afgoden gewijd. Misschien hoort
internet er ook wel bij, gelet op de vele zeer verontrustende geluiden over de
gevolgen daarvan. En er hoort misschien nog veel meer bij. Het minste zou het
zijn om uit te breken uit de wereldse colonne en om aansluiting te zoeken bij
die zevenduizend, die er ook nu nog zijn. Maar dan kunnen we met niet minder
toe dan met een levend geloof en een waarachtige bekering. En dat laatste heeft
de allerhoogste prioriteit.
2015
DE KERK VAN DE TOEKOMST
In het Kerkblad voor het Noorden denkt Ds. Vennik hardop na over de kerk zoals die er over 25 jaar uit zal zien. Het artikel maakt veel duidelijk over de achtergronden van de loop der dingen binnen onze kerken. Welk doel staat de moderne kerkmens voor ogen?
Wij beleven het einde van de verzuilde
samenleving. Evenals veel anderen is Vennik niet positief over de zuil. Met de
zuil bedoelt hij het Gereformeerde bolwerk van weleer. We hadden genoeg aan
onszelf; voor de wereldling was nauwelijks plaats. De waarheid stond vast. We
besteedden onze tijd met discussies over onderlinge verschillen.
De ontwikkelingen zijn onomkeerbaar. Volgens een aangehaalde bron gelden de
volgende typeringen voor de toekomst: "De uniforme kerk zoals wij die
kennen (met een gebouw, een zondagse dienst, een betaalde professional) maakt
plaats voor eenvoudige, flexibele en veelkleurige gemeenschappen. Tafelkerken,
pop-up kerken, neomonastieke gemeenschappen, gebedswinkels, festivalkerken,
sociale ondernemingen, online communities met meets –up en nog veel meer. De
kerk van morgen komt samen in kunstateliers, Turkse koffiehuizen, Hema-restaurants,
achterstandswijken en bedrijfskantines”. In deze kringen is de Kerk geheel
ontmanteld en tot niet geworden.
Vennik geeft deze schets niet door als zijn eigen ideaal. Hij moet ook wel even
slikken. Maar hij geeft het wel door. Hij heeft er geen idee van hoe het er
precies uit gaat zien. De kerken worden kleiner, maar ook tegelijk
vitaler. Het worden gemeenschappen van mensen die een relatie hebben met Jezus.
We moeten maar blijven bidden en werken, zo is zijn advies.
Wie dit op zich laat inwerken, gaat beter begrijpen dat veel moderne christenen
onder ons er geen probleem mee hebben dat de bestaande kerken afbrokkelen en te
leiden hebben onder, wat hij noemt, betonrot. Dat vormen en gewoonten verdwijnen
hoeft heel geen slecht teken te zijn. Vennik ziet dit als een lot, maar hij
lijkt er niet al te zeer onder gebukt te gaan. Hij aanvaardt de getekende gang
van zaken gelaten.
Want hij denkt stellig dat er iets anders voor in de plaats komt. Er komen
levende gemeenschappen en deze kunnen en mogen zelfs ook Gereformeerd zijn, en
er zal sprake zijn van een levende band aan Jezus Christus.
Er zijn bij dit alles veel vragen te
stellen. Geeft Gods Woord ook dit beeld van de toekomst? Hoe heeft de Heere Jezus
gesproken over de eindtijd? God heeft natuurlijk een kerkgebouw of een vaste
liturgie niet nodig. Dat zijn zaken die ook zouden verdwijnen in tijden van
verdrukking. Dat kan allemaal gebeuren. Maar er is geen garantie dat er
positieve gevolgen voortvloeien uit het huidige verval van de kerk. Stel u voor
dat uw huis zodanig in verval raakt, dat u niet meer droog zit als het onweert
en dat u niet meer warm zit als het sneeuwt, enz. Maar als ik er met u over zou
spreken, zou u mij zeggen dat het helemaal niet hindert, want u hoopt dat de
schuur blijft staan en dat de straat, hoe dan ook, u wel te hulp zal schieten.
Vennik zal ongetwijfeld de schilder op tijd laten komen en de constructie laten
controleren. Wie dat niet doet, zouden wij een dwaas noemen. Nu is de kerk ook
een huis, het huis van God. Ik bedoel niet allereerst het gebouw, maar ook dat
hoort er wel bij. Wie ziet dat de schaapskooi in verval raakt, zal bezorgd zijn
over de schapen. Ze missen straks de schutse van het Woord en de veiligheid van
de Herder. De Kerk is een geestelijk gebouw (Efeze 2:20-22) met een stevig
fundament. De schrijver zal dat ook met mij wel willen behouden, maar toch vind
ik dat hij wel veel tekenen van verval op de koop toe neemt. Let op je huis,
let op je kerk…….!
Ik zou allen die in dit spoor denken, willen raden om het geestelijke pand te
inspecteren. Welke grond hebt u om zo positief te denken over de kerk, die in
het noodweer van de tijd tot een ruïne wordt? En, zijn deze toekomstbeelden wel
positief? Waar komt die levende gemeenschap vandaan? Hebben we van nature allen
die band aan Jezus? Een bijbels bevindelijke preek in een Hemacantine?
Ik heb u het bovenstaande doorgegeven
om u te laten zien welke dromen allerlei kerkvernieuwers dromen. Deze droom
hadden de tien maagden misschien ook wel, maar je kunt toch maar beter wakker
blijven. En je houden aan de waarschuwingen van Christus.
Zou het wegvallen van muren en deuren ook een gevolg kunnen zijn van onze
vervallen natuur? Zou het ook een teken kunnen zijn van een andere geest, die
niet uit God is? Kan het zijn dat het de houwelen zijn van de duivel, die
zoveel schade aanbrengt?
Lees in dit verband psalm 74. De vijand heeft per plaatse van het gebed, gelijk
een leeuw gebruld bij ’t zegevieren…. Wij zien aan ons, na al dit
ongeval, geen teek’nen meer door Uwe gunst gegeven. Asaf sprak anders dan het
Kerkblad voor het Noorden.
Nee, de kerk bestaat niet in gebouwen en vormen. Terecht als men dat aangeeft.
Dat moeten wij ons laten gezeggen. Want zeker, er zijn er velen die daaraan
genoeg hebben. Kijk niet vreemd op als anderen daar doorheen kijken. Wat
betekent voor ons de kerk en de kerkdienst, het Woord en de prediking? Ik ben
ook wel bang dat het gebouw instort. Maar ik zou toch liever zoeken naar het
hechte fundament. Om dan te bidden: Bewaar en vermeerder Uw kerk. Dat is Gods
werk. Maar wie zou niet wenen als kerken en vroomheid verteerd worden door de
geest van de tijd?
In het nieuwe Jeruzalem hoeft geen kerk meer te zijn. Omdat alles daar kerk is
geworden. Maar zover is het hier nog niet. Paulus had andere visioenen. Er
zouden zware wolven opkomen die de kudde niet zouden sparen. En ook uit de
eigen kring zouden mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen…. "Daarom,
waakt en gedenkt…..” Dat blijft staan!
2015
ZORGELIJK
Het zorglandschap heeft te lijden onder zwaar weer. Ouderen hebben hun twijfels over zorgverlening voor latere of tegenwoordige dagen. Werknemers weten in veel gevallen nauwelijks of hun werkplek gehandhaafd blijft. Er ontstaan moeilijke situaties en klemmende vragen.
In vroeger dagen was het normaal dat
je, bij het naderen van de 65-jarige leeftijd, ging verhuizen naar het
"rusthuis”. Ik weet nog dat kerngezonde en vitale mensen aangewezen waren
op een klein kamertje. Geen moeilijke vragen over financiën en indicaties.
Dat is nu anders. Het is inderdaad een reële vraag of u en ik zeker kunnen zijn
van toekomstige zorgverlening. Verontrustend is dat zorgtehuizen dicht gaan.
Het aanbod kan de vraag niet meer bijhouden. Dit werd vele jaren geleden al voorzien.
Zijn er straks jongeren genoeg om hulp te bieden? Is er geld genoeg voor al dat
werk?
Ik preekte laatst over een tekst waarin het woord "diakonia” voorkwam. Dat
bracht me aan het denken over de zorgperikelen van deze tijd. Diakonia betekent
vooral: hulp en barmhartigheid bewijzen aan behoeftigen. We kunnen dit
uitbreiden tot de zeven werken van barmhartigheid. Weet u nog welke dat zijn?
In Gods Woord blijkt dat de Kerk een duidelijke roeping heeft om hulp te bieden
in de breedste zin van het woord. Daartoe is nodig dat we zelf door genade hebben
leren delen in de bediening der verzoening. Dat kan alleen de drijfveer zijn.
Onze overheid mist dat motief. Daarom loopt de zorgmotor vast; er gaat veel
goed in zorginstellingen, maar er gaat ook heel veel verkeerd. In het gewone
leven bestaat er geen "diakonia”; het is alleen zorg. U kunt daar allerlei
woorden van afleiden; denk maar aan zorgzaam en zorgelijk. Dat laatste is
vaak van toepassing. De zorg verkeert in een zorgelijke situatie.
Maar heeft de christelijke gemeente
hier wel een antwoord op?
Zoals de zaken er nu bij staan niet. Daarom is het de hoogste tijd dat we
hierover gaan nadenken. Een halve eeuw geleden waren er zorginstellingen, die
veelal opgestart waren vanuit de kerken. Ik denk dat dit het geval was met de
talloos vele Diaconessenhuizen, die je in iedere stad kon vinden. Het is geen
verheerlijking van het verleden als we zeggen dat zieken daar met veel liefde
werden verpleegd. Trouwens, ook nu zijn er veel zorgverleners op het grondvlak,
die met veel toewijding werken. In de bovenlagen verlopen de zaken minder
soepel.
Ook op het gebied van de psychische zorg kenden we heel veel grote
instellingen, ook weer allemaal opgezet vanuit bijvoorbeeld de toenmalige
Gereformeerde wereld. Ik denk dan aan groots opgezette instellingen zoals
Veldwijk en s’- Heerenloo in Ermelo; en zo waren er meer opvangcentra zoals in
Bergen op Zoom, Poortugaal, Zuidlaren, Beetsterzwaag enz. Hoe de kerken dat
toen allemaal konden doen, staat mij momenteel niet helder voor de geest. Het
dwingt respect af.
De meeste van deze instellingen zijn geheel geseculariseerd. Er is geen Bijbels
fundament meer aanwezig. De afbraak deed zich ook voor in allerlei ander
gerichte diensten, zoals het onderwijs. In het onderwijs hebben we veel dingen
kunnen opvangen. In de diaconale sfeer hebben we dat niet gedaan. Dat zal nu
wel anders moeten worden. De kerk kan niet voorbijgaan aan de roeping om zoveel
als mogelijk is, hulp te bieden en zorg te verlenen. Weldoen aan alle mensen
maar meest aan de huisgenoten des geloofs. De Gereformeerde Gemeenten, altijd
koploper als het gaat om het stichten van diverse zorginstellingen (onderwijs,
verzorgingshuizen, opvang voor gehandicapten) zijn ons hier voorgegaan. Ik heb
de voorzichtige indruk dat dit alles onder ons niet de hoogste prioriteit had.
Er zijn wel instanties, zoals de stichting Schuilplaats en Eleos, de tot op
zekere hoogte actief zijn, maar dat gebeurt ook vaak in samenwerking met de GGZ
enz. Het lijkt hoog tijd te zijn om te gaan nadenken over eigen tehuizen, waar
mensen in de eigen omgeving zorg ontvangen. De kerken moeten nadenken over
bijvoorbeeld particuliere verzorgingshuizen, zoals die er nu al enkele zijn.
Als voorbeeld uit een recent verleden kan ik noemen huize Adullam in Zeist,
waar Jolanda Klein de scepter zwaaide. Ook op het gebied van verslavingszorg en
psychiatrische hulp zullen de aanvragen een stijgende lijn vertonen. Het is
opmerkelijk dat er heel wat evangelische instellingen zijn, zoals de Hoop en de
Schuilplaats (’t Harde), die al lange tijd goed werk doen.
Hier liggen diaconale taken voor de gehele gemeente. We zullen ook af moeten
van het idee dat geld het enige middel is dat werkt. Onze status is misschien
te veel verweven met aardse zekerheden. De Heere heeft meer dan dit om u te
geven! Dat gold voor koning Amazia, het is ook nu nog waar. We zullen echter
wel in geestelijke zin, van bank moeten veranderen!
2015
DE ECHTE VLUCHTELING
Er werd al zoveel over dit onderwerp geschreven, dat ik er aan voorbij wilde gaan. Ik kan weinig nieuwe aspecten toevoegen aan hetgeen geschreven werd in de Pers. Maar toch liet de zaak mij ook weer niet los. Vandaar deze overwegingen.
Er is veel gaande in de wereld. De vluchtelingenstroom verandert de structuur van de mensheid. Het lijkt erop, dat Genesis 11 (Gods beschikking rond de torenbouw van Babel) teniet gedaan wordt. Landsgrenzen en de indeling der volkeren, door God ingesteld, gelden niet meer absoluut. De beginselen van de Franse Revolutie komen aangestormd: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Dit alles voltrekt zich noodgedwongen. De vluchtelingen getuigen van een vloed aan menselijk leed. De opvang door velen van ons volk en elders, wijst op het wonder van de algemene genade: er is nog veel barmhartigheid onder de mensen. Dat is op zich een opmerkelijk gegeven, waar we niet aan voorbij mogen gaan. Maar ik weet dat er ook heel andere overwegingen zijn. Wat gaan de vele Moslims betekenen in Europa? Luther vreesde reeds de Turken in zijn dagen. De Islam komt naar ons toe, niet met legers soldaten, maar met legers ontheemden. Maar, het zijn wel legers! Wat gaan de consequenties hiervan worden? Opmerkelijk moment in de Tweede Kamer, toen Wilders van der Staay en zijn achterband aanwees als de potentiele eerste slachtoffers van de Islam. Ik vond dat een pijnlijk moment. Maar de buitensporige gevoelens van barmhartigheid die bij veel christenen leven, maken duidelijk dat je daar helemaal niet aan denken mag. We moeten niet denken aan de eventuele risico’s voor de kerk en de christenen, we moeten alleen maar de liefde van Christus tonen. Maar was het ook niet Christus Die in schrijnende taal de komende weeën over Jeruzalem aankondigde? Zou dat ook kunnen gelden voor onze kinderen van nu die een gedoopt voorhoofd hebben? Wat zal hun lot zijn als de Islam zichzelf blijft en zich ooit ontpopt? Maar misschien gebeurt dat nooit. We weten het niet. Maar wie wijs is, rekent wel met alle mogelijkheden.
Hierom en om meer redenen, benauwt
deze hype me. Pers en radio vragen de hele dag door uw aandacht voor dit
modeverschijnsel. Dit is echt de waan van de dag. Het moet ons allen benauwen.
Er gebeuren dingen die we niet kunnen overzien. Dat wordt door meerderen
opgemerkt: onze overheid laat het gebeuren. Er is geen werkelijke regie. Het is
eigenlijk zo dat Assad en de IS hier de dienst uitmaken. Zijn veroorzaken deze
stromen en zij hebben Europa in de houdgreep. Een niet te voorzien gevolg kan
ook zijn een revolutie in de geest van de horden van de PVV. De overheid vraagt
erom.
Maar mijn eigenlijke bezwaar met de gang van zaken ligt elders. De krant
schreef gisteren ook over dat christenkind, waarvan de vingers werden afgehakt.
Voor de ogen van de vader. En deze mensen bleven trouw aan Christus. Wat een
leed! In IS gebieden, maar ook op vele andere plaatsen ter wereld, lijdt de
Kerk. Dat zijn de échte vluchtelingen. Dat is de vrouw die vluchten moet in de
woestijn. Daar denkt de bewogen landgenoot niet aan, ook onze overheid niet.
Voor de vluchtelingen, zoals wij die hier kennen, wordt wel gezorgd. Deze
mensen worden wel opgevangen en dat moet onze overheid dan maar doen. Maar voor
de echte vluchtelingen wordt niet gezorgd; God zorgt wel voor hen en dus heeft
ook elke christen de plicht om prioriteit te verlenen aan die vluchtende vrouw,
die geen enkele bescherming meer vinden zal, dan alleen de woestijn, buiten de
maatschappij, buiten de EU en buiten Amerika (Opb. 12:13v). Gods Woord leert
daar dat de draak zich sterk maakt tegen de Kerk. Dat moeten en mogen wij als
christenen niet vergeten. Onze steun moet dan ook niet uitgaan naar de vaak ook
nog economische vluchtelingen, maar we moeten de vervolgde kerk steunen. Er
zijn gelukkig meerdere organisaties, zoals Friedensstimme, de SDOK, Woord en
Daad, Open Doors e.d. Ik mis in veel beschouwingen toch het gaan van een eigen
weg. Veel christenen volgen de trend van de tijd, de waan van de dag. Iedereen
heeft het over vluchtelingen, dus wij willen meedoen. Dat zou heel goed zijn,
ware het niet dat we als kerken toch een andere voorkeur hebben. Het is opmerkelijk
dat vluchtelingenhulp hoog op de agenda staat van de linkse politiek. Daar zou
de kerk een ander geluid in moeten laten horen. Ik hoop dat we dat ook doen.
Dat u deze overwegingen ook wilt meenemen en dat uw en mijn zorg nu op de
eerste plaats uit zal gaan naar de huisgenoten des geloofs. Dat is Bijbels
gedacht. Het is een zegen als Jafeth in Sems tenten wonen mag, maar ik zie de
zegen nog niet van het omgekeerde.
De echte vluchteling. Ik zou dit laatste woord zelfs met een hoofdletter kunnen
schrijven. Was het Kind Jezus niet een Vluchteling in Zijn dagen? Moest Hij
niet zeggen dat de vossen holen hebben en de vogelen des hemels nesten, maar
dat Hij geen plaats had waar Hij het hoofd neerleggen kon? In dat lot
deelt nu Zijn volk, overal ter wereld. Zijn Kerk kan dat lot niet ontgaan, maar
zij behoeft zich niet willoos uit te leveren aan de vervolgers. Dat zou naïef
zijn.
Niemand kan overzien welke gevolgen de huidige beroeringen zullen hebben voor
de wereld. De zaken zijn wel wereldschokkend. Ik hoop er op, wat sommigen
profeteren, dat Rusland doeltreffender maatregelen zal nemen tegen de IS, dan
de Westerse coalitie. Maar dan nog: dan zouden Irak en Syrië misschien bevrijd
kunnen worden van deze gesel, maar dan zit Europa met het probleem, omdat
Dijkhof zulke open armen heeft getoond. Hoe dan ook: de Heere regeert. Dat geve
uitzicht en troost.
2015
VERVOLGING
Het valt me op dat dit thema steeds vaker aan de orde wordt gesteld. Dat is een goede zaak. Het behoort bij het letten op de tekenen der tijden. Hoe moeten wij de huidige stand van zaken inschatten? Wat staat ons te wachten?
Het is duidelijk dat over de hele
wereld de Kerk het steeds moeilijker krijgt. Veel landen sluiten zich aaneen om
Christenen het leven moeilijk te maken. Wij worden door Gods Woord opgeroepen
biddend mee te leven met verdrukte geloofsgenoten. Dat is de allereerste
overweging. Gedenkt de gevangenen! Dat meeleven zal sterker en duidelijker
moeten worden. De nood der tijden dringt daartoe.
De vraag is urgent: komt verdrukking ook onze kant uit? Er werd recent enkele
malen gewezen op het gevaar van de IS. Mensen uit het Oosten zijn van mening
dat het ook hierheen komt. Het Westen onderkent dit te weinig. Deze
waarschuwing is niet uit de lucht gegrepen. Europa is mede ook bevolkt door
veel Moslims. Deze betuigen op het hardst dat zij het radicale denken schuwen.
Maar potentieel is een gevoel van verbondenheid met hun geloofsgenoten een
logische zaak. Het lijkt er niet op dat zij onder de indruk komen van het
Christendom. Onze overheid schat dit gevaar ook niet goed in. Wilders heeft
herhaaldelijk tegen deze dreiging gewaarschuwd; we houden niet van de manier
waarop hij dat doet, maar in de kern was zijn houding terecht. De aanwezigheid
van de Islam werkt als een explosief onder onze maatschappij. In die zin is de
IS ook onder ons aanwezig. Maar ik denk niet dat het erop lijkt dat de sharia
hier over een aantal jaren ingevoerd gaat worden. Daarvoor zijn er teveel
tegenkrachten aanwezig. Je merkt bij de Pers sympathie naar Moslims toe, meer
dan naar Christenen. Men heeft geen enkele moeite met de leer van Mohammed, als
deze dan maar niet de hoog geroemde vrijheid van meningsuiting aantast. Het is
onbegrijpelijk dat onze voorlichters niet met meer afschuw reageren op de
gruwelen van geradicaliseerde Moslims. Op zich voorspelt dat niet veel goeds,
maar anderzijds nemen de stemmen onder het volk ook toe die zich afkeren van de
massa’s allochtonen onder ons.
Geen machtsovername lijkt me aan de orde te komen, maar wel een toename van
radicaliserende elementen in het Westen. Meer aanslagen en onrust. De Bijbelse
tegenstelling tussen Izak en Ismael is actueel tot in deze tijd toe. Het is
opmerkelijk dat de IS zich nog niet duidelijker keert tegen Israël. Ik voor mij
heb de gedachte dat Israël op alles voorbereid is en dat dit land ook de macht
heeft om weerstand te bieden. De wereld van d Islam is verder ook moeilijk in
te schatten. Ook Moslims zijn innerlijk sterk verdeeld. Dat blijkt ook rond de
onderhandelingen met Iran over kernwapens. Wat gaat dit betekenen en
speelt Obama hier niet (opnieuw) een gevaarlijk spel? In ieder geval wordt
Israël steeds meer in het nauw gedreven, door een politiek a la Amerika en door
een groeiend antisemitisme in het Westen. Maar over de hele wereld hebben
Christenen het moeilijker dan de Joden. Daar moeten wij oog voor hebben.
We moeten wel aannemen dat we donkere
tijden tegemoet gaan. Niet alleen vanwege de Moslims, ook vanwege allerlei
andere processen die in onze tijd spelen. Denk aan de brede stroom van oorlog
en geweld die onze wereld teistert. Het is een misser dat het Westen hierbij
ook nog eens de verhouding met Rusland op scherp zet. Dit alles is de
verwarring ten top.
Als de moeilijkheden niet van de Moslims komen, dan zal onze overheid wel aanleiding
vinden om de vrijheden van de Kerk in te perken. Overal in Europa zien we de
tekenen van toenemende onverdraagzaamheid. De democratie zal omslaan in een
dictatuur. Wat de massa vindt, wordt wet. Ook al is de massa het spoor bijster,
de beginselen van de Franse Revolutie breken nu pas echt door. Het komt vooral
openbaar in zaken als homoseksualiteit en andere samenlevingsvormen. Het is
onvoorstelbaar dat een bakker in de VS een taart moet bakken voor een lesbisch
stel en dat hij bij weigering de gevangenis ingaat. Het kenmerkt het optreden
van de antichrist, die de afgoderij dwingend oplegt. Christenen gedragen zich
rustig en beheerst in Nederland, maar als de vlam in de pan slaat zullen er
genoeg argumenten gevonden worden tegen het Christelijk Geloof. Dit alles geeft
aan dat er hogere machten uit de afgrond werkzaam zijn in het politieke leven.
Ik concludeer dat vervolging dreigt van twee kanten, van Moslimfundamentalisme
en van onze Westerse "democratie”.
Ieder voelt verzet bij de gedachte dat de Kerk het moeilijk krijgt. Wij willen
deze consequenties het liefst van ons afschudden. We ontkomen het liefste maar
aan gevangenis en veroordeling. Gods Woord keurt de vlucht bij deze dingen
vandaan niet af; denk aan de woorden van Jezus over de vlucht in de winter of
op de sabbat. Maar we kunnen er uiteindelijk niet aan ontkomen. We zien nu bij
hen die vervolgd worden grote vastberadenheid. De Heere belooft Zijn Kerk steun
en genade in de ure waarin zij het nodig hebben. We kunnen ons nauwelijks
indenken dat Christenen in allerlei landen zoveel kunnen verdragen. We zien dat
de Heere in zulke tijden bijzondere krachten geeft. Het gebeuren met de drie
jongelingen staat niet voor niets in de Bijbel. De beloften van Christus staan
er om het geloof aan te vuren. Niettemin stelt het ons voor de vraag of we delen
mogen in dat standvastige geloof en of Gods werk in ons leven in der waarheid
is. In de beproeving moet de echtheid blijken. Deze overwegingen geven ook
aanleiding om minder druk te zijn met allerlei onbenullige zaken; een ding is
nodig! Tegelijk is het zo dat we maar rustig moeten voortgaan die dingen te
doen die gedaan moeten worden. In dit verband is de weg van Ds. Latzel een
baken in zee. Zijn betoog heeft kunnen dienen onze ogen te openen voor de geest
van deze eeuw. Het gaat in alles om dat ene geloof!
2016 DEMOCRATIE
De pas uitgebrachte nota van de SGP spreekt positiever over godsdienstvrijheid en democratie. Deze visie geeft ook een bepaalde herinterpretatie van art. 36 NGB. Hoe kijken we hier tegen aan?
Godsdienstvrijheid is een groot goed.
Het betekent kort en goed dat een Moslim en een Christen beide gelijke rechten
hebben en elkaar ook in een zeker opzicht de ruimte moeten geven. Voor de SGP
betekent het in de praktijk dat een raadslid geen mogelijkheid ziet om tegen de
bouw van een moskee te stemmen. Dat lijkt hij mede ook verplicht te zijn
vanwege de eed op de grondwet.
Artikel 36 spreekt echter over het "weren en het uitroeien van afgoderij
en alle valse godsdienst.” Is deze koerswijziging ingegeven door practische
motieven? Immers, als de christelijke politiek zich stelt tegen andere
religie’s, is de consequentie dat ook het christelijk geloof volgelvrij is
verklaard. Ik vind het moeilijk om het hele terrein van mogelijkheden en
consequenties te overzien. Ik voel me ook niet in staat om een adequaat oordeel
te geven over deze nota, maar ik heb er wel mijn vragen bij.
Ik begrijp, hetgeen ook in de nota
gesteld wordt, dat burgers de vrijheid gelaten wordt om welke religie dan ook
te belijden. Nimmer mag een christen meewerken aan het vervolgen van hen die
een andere religie belijden. Zoals we met afschuw waarnemen, is dit de methode
van de Islam.
Maar dat is iets anders dan het stemmen voor de bouw van een moskee. Hierbij
gaat het niet over de mensen, maar over de valse godsdienst zelf. De nota
spreekt zich hierover als volgt uit: "De Nederlandse wetgeving maakt het
voor een SGP-raadslid in feite onmogelijk om tegen de bouw van een moskee te
stemmen, tenzij er bestuursrechtelijke argumenten zijn in de sfeer van de
ruimtelijke ordening. Raadsleden hebben een eed op de Grondwet afgelegd en
moeten zich hieraan houden”.
Deze stelling komt mij zeer vreemd voor. Enkele dagen later konden we lezen
over de Strict Baptists, die hierover ook een fors meningsverschil hebben. Er
zullen ook onder ons meerderen zijn die moeite hebben met deze stelling.
Hoe kan een christen het in het eindoordeel verantwoorden dat hij ooit
meegewerkt heeft aan de verbreiding van een valse religie; dit tot smaad en
oneer van de levende God. Het hoofdbestuur grondt deze stelling op het feit dat
een raadslid de eed op de grondwet heeft afgelegd.
Bij de commotie rond het bedrijf in van de Boer Drachten verantwoordde de CU in
de gemeenteraad zich ook door zich te beroepen op de grondwet van ons land. Men
stemde voor een boycot van het genoemde bedrijf als leverancier voor
gemeentelijke bestedingen. In dit kader viel ook het woord "integer”.
Genoemd bedrijf heeft zich niet integer opgesteld toen het een stagiair die
aangaf "homo” te zijn, weigerde. Als ik het goed begrijp heeft de CU
getsemd voor maatregelen tegen dit bedrijf, omdat men de eed op de grondwet
heeft afgelegd.
Mijn vraag is dan of op een gegeven moment de grondwet meer zeggingskracht
heeft dan de grondwet van het Koninkrijk Gods. Deze vraag is ook gewettigd rond
de nota van de SGP.
Men gaat dus uit van de gedachte dat iedere burger vrij is te belijden of niet
te belijden wat hij wil. Het is voorgekomen in ons land dat een SGP fractie op
die manier voor de koopzondag gestemd heeft. Op deze manier vervalt dus
feitelijk het recht om een principiele afweging te maken. Wil iemand dit of
dat, willen mensen zich zo gedragen, dan is dat hun goed recht. In mijn
voorstelling dreigt hier het gevaar dat elke principiele stellingname wegvalt.
Ook in allerlei andere vormen van wetgeving.
Het wordt nog ingewikkelder als ik lees: "Het partijbestuur adviseert
raadsleden die voor de bouw van een moskee stemmen, een stemverklaring af te
leggen waarin zij aangeven „dat de islam zich keert tegen de Bijbelse boodschap
en waarin ze laten zien dat ze moeite hebben met de verbreiding van de islam.”
Hier wordt de dubbele bodem geaccepteerd en zelfs aanbevolen. Je moet je in het
publieke domein gedragen tegen de stem van je geweten en tegen de stem van Gods
Woord in.
Is dit nog uit te leggen? Naar mijn gedachte is deze wijze van politiek
bedrijven in strijd met de grondwet van Gods geboden. Ook daarop hebben
raadsleden immers een eed afgelegd.
Men rechtvaardigt dit soms ook door te stellen dat we onze invloed kwijt raken
als we anders zouden handelen zoals boven omschreven. Men lijkt betoverd te
zijn door het idee van het meeregeren. Dat moet ten koste van veel intact
gehouden worden.
Maar, kan er niet een tijd komen en wanneer komt die tijd dan wel, dat we niet
meer kunnen kopen en verkopen en dus dat we ook niet meer kunnen meeregeren?
Het lijkt mij moeilijk voor een burgemeester om mee te werken aan zaken die
tegen Gods Woord ingaan.
Hoe zit het dan met die invloed en met de oprechte bedoeling om deel te nemen
aan deze maatschappij in besluitvorming en verantwoord handelen? Nu hebben we
immers nog invloed en kunnen we sommige zaken matigen, maar dat valt dan straks
weg. Ik heb absoluut waardering voor de inbreng van de SGP in de Tweede Kamer,
die allerlei pogingen doet om het christelijk getuigenis te verwoorden. Maar is
het serieus bedoeld als men zegt dat we nu nog invloed hebben? Heeft de kerk,
heeft het Christendom invloed in Nederland? De Islam heeft meer invloed dan het
Christendom.
Men zal zeggen: in de democratie moet het zo en kun je je niet anders
opstellen. Ik voorzie echter een benauwend secenario: De SGP wil meer denken in
de lijn van de democratie. En terwijl de SGP dat standpunt eindelijk heeft
overgenomen, laat Nederland het democratisch beginsel los. Ik bedoel dit: het
gaat er op lijken dat ieder die zich niet neerlegt bij de mening van de massa,
tot persona non grata wordt verklaard.
In de ogen van de Tweede Kamer mogen er geen mensen subsidie krijgen die zoals
Hart voor homo’s de mogelijkheid van ascese in stand willen houden. Democratie
lijkt te zijn dat ieder moet denken zoals de massa. Men is daarbij
inconsequent. Er wordt gestreden voor vrijheid van meningsuiting, tot in het
bizarre toe, en tegelijk mag een bepaalde mening en levenshouding niet meer
getolereerd worden. Het is zeker waar dat ook ik denk dat natuurlijk niet
iedere mening moet kunnen. We zijn het er allemaal over eens dat Hitler en zijn
SDAP zich niet verdragen met democratie of theocratie. Maar Hart voor homo’s
berokkent niemand schade en doet niemand kwaad. Niettemin wordt hen geen ruimte
geboden. Dit is een signaal voor de toekomst. Niet Poetin of de Islam
allereerst (die ook wel), maar de beschaafde democraten uit den Haag zijn een
bedreiging voor de vrijheid van christenen en andere groeperingen.
Hopelijk heeft de SGP de democratie niet aanvaard om tegemoet te komen aan ons
volk en met name onze regering. Onze maatschappij lijkt niet alleen de
godsdienstvrijheid in te willen perken, men wil ook beslag leggen op gewetensvrijheid.
Ooit was het: beleef je religie achter je voordeur, nu is het: verloochen uw
God, ook achter de voordeur.
Wat zou Daniel hiervan gezegd hebben?
Ik wil nadrukkelijk niet oordelen over bestuurders in het politieke
machtsgebied. Ik kan heel veel niet beoordelen. Het zou kunnen zijn dat men
eveneens gerechtvaardigde vragen stelt bij een standpunt zoals ik dat voor ogen
heb. Zie mijn bijdrage dan als een poging om werkelijk mee te denken. Ik eindig
met de allesomvattende vraag: Maar waarom wordt gij een christen genaamd?
2017
Verkiezingen
Van alle kanten worden deze met spanning tegemoet gezien. De politici gaan voorop. Het is hun zaak en het gaat om hun naam. Propaganda wordt driftig gemaakt, tot in de kringen van het NOS toe. Het is goed er enige aandacht aan te geven.
Abraham en Lot gingen uiteen, om
economische redenen. Abraham liet Lot de keus. En Lot koos. Hij verkoos niet
het Kanaän van Gods beloften, maar hij hield de vlakte van Sodom voor het
Paradijs. Een grote vergissing! Om die keus gaat het nog steeds. Kiezen we voor
de goden van deze wereld of gaat onze keus uit naar de God aller genade? Zoeken
we hier het Paradijs of zoeken we het Boven?
Waar gaat onze stem heen? In het vorige nummer stond een advertentie van de
SGP, wat mij te meer vrijmoedig maakt om deze partij onder uw aandacht te
brengen. Onze stem gaat dus niet naar Wilders (bijvoorbeeld). Ik kan mij goed
voorstellen dat er lezers zijn die dat overwegen. Er zijn elementen in zijn
visie op de Islam, die ons aanspreken. We denken natuurlijk ook niet dat de migratiegolf
door onze overheid op een goede manier wordt aangepakt. Er liggen raakvlakken.
Maar er is te veel wat scheidt. Niet alleen het woordgebruik, ook de openheid
naar de wetteloosheid van deze eeuw. Toch een aantekening: Hebt u ook gemerkt
dat meerdere partijen veel van Wilders hebben overgenomen, zonder dat eerlijk
te zeggen? Dat is hypocriet. Als ook door christenen en politici Pechtold
gezien wordt als de nette man en de beschaafde vriend, schatten we de
verhoudingen slecht in. Laatstgenoemde staat verder van ons verwijderd dan
Wilders. Dat geldt van meerderen. Dus stemt dat tot nadenken.
En de CU?
Er zal bij de meesten van ons voorkeur zijn voor de SGP en dat is terecht.
Niettemin heb ik de indruk dat de CU zich niet (verder) verwijdert van het Bijbels
gedachtegoed. Deze partij staat heel dicht bij ons. Een stem op de CU is zeker
geen verloren stem. CU en SGP schuiven dichter naar elkaar toe en dat is niet
alleen te wijten aan de CU.
Het CDA staat veel verder weg. Toch hopen we op veel stemmen voor deze partij.
Oude christelijke wortels doen zich toch soms nog gelden.
Vanouds zijn bij ons de lijntjes naar de SGP kort. Er is veel verbondenheid.
Deze partij beschikt over drie bekwame vertegenwoordigers. Niet te vergelijken
(wat sommigen wel willen doen) met namen als Kersten en Zandt. We hebben hen
allen even hoog, maar de gerichtheid is veranderd. Noemen we iemand als Abma,
dan is er weer een ander accent. Voor mijn gevoel hadden Abma en Holdijk meer
in zich van een echt meedenken met de moeiten en zorgen van de overheid
dan hun voorgangers.
Ik wil graag waardering vragen voor de inzet en de toewijding van de
SGP-Kamerleden. Ik heb onlangs een poging gedaan om tijdens een hoorzitting
over koopzondagen iets onder de aandacht van de Gemeenteraad in mijn woonplaats
te brengen en ik heb gemerkt dat zoiets toch weer een andere aanpak vraagt dan
een preek in de gemeente. Het is een zegen dat de stem van Gods Woord nog
klinkt in de Tweede Kamer. Het effect daarvan bereikt heel ons volk. De
politiek staat in de schijnwerpers en dus komen deze woorden ook terecht bij de
media en daardoor ook bij het volk. Gelukkig zijn er velen, ook onder het
gewone volk, die een christelijke overtuiging uitdragen in de wereld. Dat
gebeurt op fabrieken en in kantoren, in klassen en in straten. Maar
tactisch spreken over God en Zijn Woord in regeringskringen vraagt meer
wijsheid en inspanning. Het is van belang dat het gezegd wordt, maar ook hoe
het gezegd wordt. Nu geldt dat natuurlijk ook van een preek; ook de gemeente is
veel meer vatbaar geworden voor zaken als communicatie en verstaanbaarheid. In
hogere kringen echter klemt dat te meer: niet de stijl van de olifant in een
porseleinkast, maar de voorzichtigheid van slangen en de oprechtheid van duiven.
Vertegenwoordigers van de christelijke partijen staan midden in hun tijd. Zij
schamen zich niet voor hun overtuiging. Zij behouden daarbij een zekere
sympathie en een goede naam in de kringen die buiten zijn. Bouw daar echter
niet op. Het kan zo maar omslaan. De Heere Jezus sprak in dit verband ook over
schapen die Hij zendt in het midden der wolven (Matth. 10:16). Juist die
sympathie en het behoud daarvan kan een valkuil zijn.
Dat laatste brengt mij tot een nadere overweging. Ik moet dan denken aan Paulus
op de Areopagus. Een soortgelijk voorbeeld van de manier waarop een christen
optreedt in de wereld. Hij valt dan niet zo maar plompverloren met het Woord in
de situatie van Athene. Integendeel, hij zoekt aansluiting bij de leefwereld
van de Atheners. Je zou bijna denken dat hij zijn God een plaats wil geven in
de kring van de afgoden. Maar dat is schijn. Even later eist hij alle aandacht
op voor de Heere. Hij heeft de wereld geschapen; in Hem leven wij. De afgoden
zijn hout en steen, enkel ijdelheid. Nog sterker: Christus komt weer ten
oordeel. En daarom moeten de Atheners zich bekeren. Paulus gaat hier verder dan
wij vaak doen. Ook onder SGP'ers kunnen deze kleuren verbleken. Paulus brengt
hier een vol Evangelie. Zulke woorden hoor je ook weer niet in Den Haag. Je
hoort deze ook niet van elke kansel. Ik hoop dat politici steeds weer worden
aangesproken door deze volle boodschap. Ik hoop dat ook voor mijzelf en voor
alle dienaren des Noords en ook voor elke christen. Voorzichtigheid en
oprechtheid! Of ook, zoals die bekende regels zeggen: Laat d’oprechtheid meer
en meer, met de vroomheid mij behoeden. De slang en de duif, het schaap en de
wolf. Die situatie vraagt niet alleen wijsheid en tact, maar ook bekering en
geloof.
2018
THE PASSION
Op diverse plaatsen heeft het zich opnieuw
afgespeeld: de dramatisering van het Kruisevangelie. In de Pers hebben we
kunnen vernemen dat in Nunspeet, een gemeente met een groot aantal christelijke
inwoners, een diepgaande discussie op gang kwam rond dit evenement.
Omdat het een modern verschijnsel is dat breed om zich heen grijpt, kan het
goed zijn hieraan enkele woorden te wijden.
Het is al niet vreemd meer. In een
tijd waarin de kerken leeglopen, neemt de belangstelling voor toneel rond de
heilsfeiten toe. In mijn woonplaats werd rond Kerst een tocht georganiseerd,
waarin zo ongeveer de weg van de herders naar de kribbe werd nagespeeld. Er
komt val alles aan te pas. Balen stro en kudden schapen passen in het decor.
Duizenden toeschouwers!
Recent werd met Pasen een soortgelijke manifestatie gehouden. The Passion is
daarvan een uitloper. Maar in diverse plaatsen werden ook weer tochten in scene
gezet, die de via dolorosa moesten verbeelden.
Deze ontwikkeling is al lang aan de gang. Een preek vanaf een hoge kansel staat
ver bij de moderne mens vandaan. Het is voor de postmoderne mens ook bijna
onverdraaglijk dat één enkel mens de massa zou moeten vertellen wat waarheid
is. Dit is weliswaar een verkeerde voorstelling van de preek, want het is
natuurlijk niet zo dat een mens spreekt. We geloven dat de Heere spreekt door
de mond van Zijn knechten. Wij zijn echter zo doordrenkt van de gedachte van de
autonome mens, dat de waarheid niet meer ligt in de monoloog van de prediking,
maar in de dialoog met de gemeente. Hier zal ook een verklaring liggen voor de
brede aandacht die er is voor kringwerk, waaraan de voorkeur wordt gegeven
boven de kerkdienst.
In een verschijnsel als The Passion merken we dus allereerst op een miskenning
van de prediking. Wat in deze tijd breed naar voren komt, is iets van alle tijden.
Reeds de apostel moest spreken over de dwaasheid der prediking, welke gesteld
wordt tegenover de wijsheid van de wereld. Het viel me op dat de Heere Jezus,
als Hij Zijn discipelen rond Pasen de wereld inzendt, het geladen woord
"verkondigen” gebruikt. Dit woord is daarom zwaar van inhoud, omdat het
spreekt over de positie van een heraut. Hij spreekt namens Zijn Zender, dus: in
hem staat de Heere Zelf voor de gemeente. Paulus zegt het zo: wij bidden u van
Christuswege, alsof God door ons bade…
Dat geeft het bijzondere karakter aan van de preek. In het Paasevangelie ligt
een merkwaardig onderscheid. De vrouwen krijgen ook een opdracht, maar deze
luidt: zegt (!) Zijn discipelen (Matth. 28:7; Mark. 16:7). Ook wordt voor de vrouwen
het woord "boodschappen” gebruikt. Dat zijn andere woorden dan het
ambtelijk geladen woord: verkondigen (kèrussein). Dit onderscheid kan ons ook
helpen in de discussie over de vrouw in het ambt.
Onze kerken hebben zich op synodaal
niveau beziggehouden met dit verschijnsel (dans en drama). Er loop vandaaruit
ongetwijfeld een verbindingslijn met een voorstelling als The Passion.
Het veelgehoorde argument voor The Passion is, dat er misschien wel mensen
daardoor worden getroffen, die dan tot geloof komen. Toch een opmerkelijke gedachte.
Als er nu ooit een middel is waardoor mensen tot geloof kunnen komen, dan is
het wel de kerk en de prediking. Daarom is dit argument wel erg selectief. Men
zal tegenwerpen dat een wereldling niet door een preek, maar wel door een
visueel aantrekkelijke voorstelling wordt geraakt. Dit past in het algemeen
gedeelde gevoelen dat er aan preken van alles mankeert. Ze zijn niet meer van
deze tijd. Het past in het geheel van de degradatie van kerk en
verkondiging.
In een stuk als the Passion wordt het verhaal op zich doorgegeven. Ook dit moet
overwogen worden. Hier speelt de gedachte dat we "het verhaal” allemaal
nog wel willen. Het is ook in de kerken al jarenlang een wens dat vooral het
verhaal wordt doorgegeven. Uitleg zonder toeleg. Denk aan Nico ter Linden.
Het verhaal willen we zeker, maar dan willen we zelf de toepassing kunnen
maken. Dus we willen wel een Bijbel, maar we willen die graag zelf uitleggen.
En zeker als het gaat over de lijdensweg van Christus, zijn er tal van
uitleggingen mogelijk. Natuurlijk raak ik hiermee een gevoelig punt. Het is
waar dat kerk en preek zo maar een verkeerde toepassing kunnen maken. Dienaren
des Woords moeten er zich ook voor hoeden om een eigen uitleg te geven.
Anderzijds behoeven we ook niet tot in de hemel op te klimmen of in de afgrond
neer te dalen, als het gaat om de toepassing van het kruis. Gods Woord geeft
meer dan een verhaal, het tekent ook de consequenties. Het kruis heeft te maken
met de toorn van God tegen de zonde en met de immens hoge schuld van ons, zondaren.
Gods Woord is daar toch duidelijk in. Het kruis vernedert ons, het waarschuwt
en maant ons tot geloof en bekering. Dat zijn de dingen die wij, mensen,
eigenlijk niet willen. Dat wil het publiek van the Passion niet, dat willen
veel kerkgangers ook niet (meer). Daarom ligt de breuk veel dichterbij dan
alleen daar waar men de kruisgang letterlijk wil volgen, als was het een goed
werk. Het gaat hier dus zuiver om een ander Evangelie, waarvan Paulus vreesde
dat het onder de Galaten ingang vond.
Trouwens, die Galaten hadden geen Passion nodig. Hun was Christus en Zijn kruis
voor de ogen geschilderd, "onder u gekruist zijnde”. Zo werden zij er zelf
bij betrokken. Maar door de prediking.
Het blijft een open vraag wat de moderne mens ziet in en beleeft aan het
gespeelde Evangelie. Het zal toch dit zijn, wat ieder mens eigen is: een
Evangelie naar de mens, zelfs als het gaat over het kruis.
Hoe nodig om door de Geest gevoerd te worden naar de Gekruisigde, Die de kracht
Gods is tot zaligheid voor een ieder die gelooft (1 Cor. 1:24).
2018
SGP
De SGP jubileert. Het is de oudste partij in het parlement. De laatste eeuw heeft veranderingen gezien, die voordien in misschien wel duizend jaar zich niet hebben voltrokken. Hoe staat het met de houdbaarheidsdatum van de Staatkundig Gereformeerde partij?
De EO gedroeg zich in "slechts”
veertig jaar als een kameleon. Veertig jaar vormen in het Richterenboek steeds
weer een tijdperk, waarin het volk verviel. Ook nu herhaalt zich dat soms. Onze
stichting (Bewaar het Pand) bestaat ongeveer een halve eeuw en het zou
interessant zijn te onderzoeken in hoeverre we nu anders denken dan rond de
oprichting.
Wat de SGP dan betreft: hoe heeft de partij zich ontwikkeld? De moeilijkheid is
dat de meeste leden of stemmers maar een beperkt tijdvak kunnen overzien.
Niemand heeft nu nog helder hoe de partij er bij stond toen deze werd
opgericht. Ik heb, gezien mijn leeftijd, nog wel een behoorlijk grote periode
in mijn herinnering.
Foto’s en opnamen kunnen ons hierbij helpen. Er is een historische foto met
drie zeer zwarte heren, die het gebouw van de Tweede Kamer uitkomen. Ds. Zandt,
Ds. Kersten en dhr. Van Dis. Stel u zich voor dat dit achtenswaardige drietal
zich nu zou kunnen ophouden binnen de Haagse elite. Dat zou aan beide kanten
voor problemen zorgen.
Ik herinner me iemand, die ik eens waarnam in een hotel. Eveneens een zwart
pak, met in de ene zak de Telegraaf en in de andere een sigarendoos. Typisch
een partijlid van de SGP. Hoe vreemd dat nu ook lijkt, toen was dat vrij normaal.
Je kon beter deze krant lezen dan een zogenaamd christelijk dagblad zoals
Trouw, meende men. Ik herinner me ook nog wel het gezegde van iemand: een goeie
SGP’er drinkt een borrel. Hoe anders is dat nu. Sommige dingen van toen kunnen
nu niet meer. Andere zaken van nu zouden toen verwarring gezaaid hebben.
De politiek trok in die dagen ook een scheidslijn door onze kerken. Zij die in
onze gemeenten AR stemden, waren ook kerkelijk anders.
In die tijd waren de contouren van een partij duidelijk. Je wist precies wat je
van een partij als de SGP kon verwachten. Tegenwoordig is dat niet meer zo. Je
weet niet meer precies wat een sgp’er is. Het stemvolk laat zich niet meer in
een hokje persen. Groepskenmerken zijn minder bepalend. Er zijn er velen
in kerk en wereld, die uit de pas lopen. Er zijn heel wat mensen uit het
partijcircuit die de meest uiteenlopende meningen verkondigen. Een vreemd
verschijnsel. Zo is het ook met heel de refowereld: grenzen worden makkelijk
overschreden en er kraait geen haan naar. Dat vind ik nog het grootste
probleem. Dat er mensen zijn die zich "ontpoppen” binnen een groep gebeurt
natuurlijk, maar dat dominees en kerken het allemaal laten gebeuren, vind ik
een vreemd gegeven. Dat laatste is misschien nog wel het grootste teken aan de
wand.
Anders dan het reeds genoemde drietal van toen, hebben we nu een aantal vlotte
vertegenwoordigers in de Kamer. En dat is positief. Ze zijn in veel opzichten
heel anders dan toen, maar ik ben er tegelijk van overtuigd dat ons drietal
grote achting en verbondenheid uitstraalt voor de vromen en ook voor het
beginsel van toen. Elbert Dijkgraaf wil ik hier ook graag bij betrekken.
Het voornaamste pluspunt is voor mij dat de vertolking van Gods Woord ook nu
onder ons gehoord wordt. Wat in de Tweede Kamer wordt gezegd, bereikt via de
media ons volk in brede lagen. Dat danken we vooral aan christelijke politici.
Ik denk in dit verband ook aan de inbreng in een programma als Pauw en
Witteman. Terwijl van der Staay adrem en innemend reageert, won van der Vlies
in door duidelijkheid en zelfs humor.
Het moet natuurlijk ook eigentijds verwoord worden. Zo mogen we erg dankbaar
zijn voor wat de Heere ons in de SGP gegeven heeft.
Zojuist keek ik het gedenkboek in, dat dezer dagen door de bus kwam. Prachtig,
hoe een beeld geschetst wordt van het verleden zoals de politieke verhoudingen
zich hebben ontwikkeld. Maar mijn hart slaat wel een keer over als ik lees
over: van vanzelfsprekendheid naar bewuste keuze en van isolement naar participatie.
Nou, nou, denk ik dan, wat een grote woorden. Beseffen we wel wat die woorden
inhouden? Het lijkt me te snel gezegd: participatie is een modewoord en we
sluiten ons daar soepel bij aan. Wat was er vroeger dan zo vanzelfsprekend?
Waar drijft het schip van de participatie heen en kunnen we de vaart wel
overzien? Waar heeft participatie ons kerkelijk gebracht?
In mijn Bijbel kan ik niet veel anders vinden dan het isolement. Zeker, Daniel
bekleedde een hoge positie aan het hof. Tegelijk stelde hij zich zeer
geisoleerd op. Het zou goed zijn als kerk en politiek zich nader zouden beraden
op zijn persoon en zijn godsvrucht. Je zou bij participatie in de Bijbel kunnen
denken aan Josafath, die zich verbond met Achab. Wat de Heere streng afkeurde.
Participatie? Het resulteert wel daarin dat men onze vertegenwoordigers aardig
vindt (en terecht), maar zie je nu dat men onze uitgangspunten ook deugdelijk
vindt? Immers nee! Kunnen we participeren in een regering, die de christelijke
waarden sloopt? Wat gaan het resultaat hiervan op termijn worden? Ik maak deze
opmerkingen ook als een vorm van zelfkritiek. We mogen de doordenking en het
biddend beleven niet zonder meer overlaten aan onze mensen in het parlement. De
achterban moet hier in beeld komen. Als het volk verandert, gaat dat niet voorbij
aan de priesters, aldus Gods Woord. Wij allen staan hier aansprakelijk. Wij
hebben allen gezondigd. Deze participatie kon wel eens het zwaktebod zijn van
heen onze gezindte.
Samenvattend kan ik zeggen dat ik blij ben dat de SGP toch zichzelf wil blijven
en nog steeds van harte wil leven bij het Woord van God. En ik hoop en bid dat
vooral het getuigend karakter stand mag houden en dat een gepaste solidariteit
met ons volk niet zal ontbreken.
Sigaren en borrels, Pauw en Witteman, het zijn de verschijningsvormen die zich
wijzigen. Maar het Woord des Heeren blijft tot in der eeuwigheid!
2018
Luther en Karlstadt
Luther is de theoloog van het Woord geweest. De Schrift hield voor hem de volle en de totale waarheid in. Er is een uitspraak waarin hij stelt dat er op heel de wereld geen duidelijker boek is dan de Schrift. Voor de waarheid van dat Woord heeft hij gestreden.
Een van zijn medeprofessoren was
Andreas Karlstadt. Vele jaren steunde hij Luther. Hij miste echter de drive die
Luther kenmerkte. Daarbij was hij in sommige opzichten radicaler dan Luther.
Tijdens de afwezigheid van Luther wegens zijn gedwongen verblijf op de
Wartburg, voerde hij in Wittenberg grootscheepse en revolutionaire
veranderingen in. Door een persoonlijk ingrijpen van Luther, werden de zaken
weer in rustiger banen geleid. Niettemin woekerde het onheilige vuur
ondergronds verder, mede ook omdat Melanchton ook aarzelde om positie te
kiezen. Karlstadt werd echter vooral bekend omdat hij naast het Woord toch meer
de werking van de Heilige Geest beklemtoonde. Hij neigde zodoende naar het
standpunt van Thomas Münzer, die de aanvoerder is geworden van de
Boerenopstand. Hij wilde het Koninkrijk van God op aarde stichten. Het mondde
uit in de slag bij Frankenhausen (1525), waar duizenden onder de boeren werden
gedood. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Duitsland, maar ook in het
leven van Luther. De keurvorsten die de boeren op wrede wijze hebben bestreden,
werden daartoe met felle woorden door Luther aangespoord.
Het optreden van Karlstadt en Münzer enerzijds en dat van de Reformatoren
anderzijds heeft zich voortgezet tot in onze tijd toe. De Reformatie werd
altijd weer begeleid door bewegingen die doen denken aan de Schwärmer uit
Luthers dagen.
In onze tijd vinden we naast de Reformatorische
kerken de doperse beweging, die zeer breed vertakt is. Dat bleek deze weken in
meerdere artikelen in het RD. Er werd melding gemaakt van de promotie van dr.
J. M.D. de Heer (Middelburg). Hij heeft onze gezindte een grote dienst bewezen
door diepgravend studie te maken van de Evangelische beweging. Dit mondde uit
in zijn promotie. In het eerste verslag over deze promotie leek het erop dat de
Heer een redelijk positief beeld had geschetst van de Evangelische richting. In
een latere persoonlijke toelichting echter kwamen meerdere zwakke punten van de
Evangelischen aan het licht. Het RD had tegelijk al heel wat weggegeven door
een vrijwel gunstig beeld te schetsen van een gemeente in Veenendaal
(Mozaiek0318). Het is te betreuren dat ons dagblad niet toekomt aan een
principiële en reformatorische visie op deze doperse stroming. We zouden geen
bezwaar hebben tegen een signaleren van de goede dingen die er in die richting
zijn. Er zijn zeker zaken, die ons iets te zeggen hebben. We zullen daar ook
waardering voor kunnen opbrengen, als het goed is. Maar het zou toch te
verwachten zijn dat er ook van een volbloed Reformatorische gemeente eens een
zodanig positief beeld zou worden geschetst. Rond deze artikelen werd ook iets
gezegd over de prediking, maar het valt dan op dat dan terstond de duimstok
erbij wordt gehaald om aan te geven hoe een goede preek dan toch wel zijn
moet.
We kunnen dankbaar zijn met de principiële belichting van de Heer. Intussen
blijft het voor ons allen wel de eis om ons eerlijk te bezinnen op het gegeven
van deze Evangelische gemeenten. Het valt op dat dit type gemeenten vaak
opduikt in plaatsen waar vanouds de Gereformeerde Gezindte sterk
vertegenwoordigd is.
Breed wordt de gedachte aangehangen dat we over en weer veel van elkaar kunnen
leren. Vermoedelijk is dat de algemene gedachte onder ons. We kunnen leren van
deze beweging. En dat is een juiste gedachte. De volgende vraag is dan wat we
van elkaar kunnen leren. Die vraag is ook veel moeilijker te beantwoorden. Met
deze vraag hangt die andere samen: wat kunnen zij van ons leren? In die
gemeenten binnen onze kerken waar het Evangelische gedachtengoed overheerst,
zien we daarvan geen opzienbarende en vruchtbare gevolgen. Neem nu de gedachte
dat preek en liturgie eigentijds moeten zijn. Dat heeft grote gevolgen.
Eigentijds: men werkt dat ook uit naar de inhoud. Het moet toegesneden op en
omgevormd worden tot een Evangelie naar de smaak en de behoeften van de mens.
Het gezang moet opwekkend zijn, de preek enthousiast getoonzet. Natuurlijk zijn
dit algemene lijnen. Er zijn uitzonderingen. Er zijn ook veel aantrekkelijke
elementen te zien. Maar met dat te zeggen moeten we de grondtrek niet laten
vervagen.
Ach, en konden we nu maar zeggen dat deze dingen onder ons beter doorzien
worden. Was het maar zo dat de kerken een helder geluid deden horen in deze
tijd. Konden wij nu maar de gehele Schrift tot haar recht laten komen.
Beleefden u en ik nu maar waar we voor staan. We hebben daar tijdens de laatste
Panddag over nagedacht. En we hebben met elkaar gevoeld hoe ver we van het
rechte ideaal verwijderd zijn.
Deze constatering mag er echter toch niet toe leiden dat we vanuit onze eigen
mislukkingen en kwalen dan maar gaan experimenteren met andere vormen en
kernen. Hoe begrijpelijk ook, doet u dat niet! Reformatie is nodig, juist ook
actueel in deze maand. Terug naar het Woord. Daar hebben we de Heilige Geest
bij nodig. Ik ervaar persoonlijk telkens weer hoezeer we de Bijbel lezen met
een blik, die ook beïnvloed is door traditie en opvoeding. Daarbij kunnen
reactionaire bewegingen ons best helpen en van dienst zijn. Maar: laat de
Reformatie haar vrijmoedigheid niet wegwerpen! Laten we niet met die stroom van
twintigduizend leden uit de GG doorschieten naar het Baptistische
gedachtengoed, zoals dat hier en daar wordt waargenomen. Eliza vroeg aan de
weduwe wat ze in huis had. Ze had er niet veel van, maar ze had toch een
kruikje olie en die was waardevol. En die olie werd niet weggeworpen, maar deze
werd vermeerderd. Maar daartoe waren lege vaten nodig. Keer dan al uw potten en
pannen maar eens om, en giet dan, met Gods hulp, in zodat er een overvloed
ontstaat. Dat is de volheid waaruit we ontvangen genade voor genade.
2018
GOD EN IK
Alain Verheij schreef een boek onder de hierboven geschreven titel. De titel is opzienbarend en prikkelend. Geschreven vanuit een moderne invalshoek, is het toch ook voor ons leerzaam over dit boek na te denken.
Ik hoorde hierover iets in een
radio-uitzending, toen ik terugreed op Hemelvaartsdag vanuit Ulrum. Ik had al
wat gemijmerd over de stand van zaken in kerkelijk Nederland. Al op de heenrit
kwam ik eerst langs de kerk in Ulrum, waar ooit Hendrik de Cock voor grote
scharen preekte. Even verderop de mooie grote Gereformeerde Kerk, waar ik lang
geleden de intrede van Ds. Sterk had meegemaakt. In beide kerken geen dienst.
Vanwege geringe interesse krijgen de enkelingen die nog iets zoeken, het advies
naar een naburig dorp te gaan…. Ik dacht: zou een bakker dat nu ook zeggen
tegen zijn klanten? Vandaag gesloten en gaat u maar naar de concurrent.
Gelukkig hebben we dan nog onze gemeente in die plaats. Een kleine worstelende
gemeente, waar ook geen grote schare aanwezig was. Je bent teleurgesteld, maar
ik weet dat dit je niet mag afschrikken. Ik heb mogen ervaren dat het Woord,
juist ook het Woord van de Hemelvaart, veel stof tot bezinning geeft.
En toen hoorde ik daarna dus die uitzending over dat boek met die titel. De
schrijver werd aangesproken op zijn uitgave. Het trof mij omdat hij het op een
manier deed die bij mij enige herkenning opriep. Hij was afkomstig uit een
kerkelijk gezin, was uiteindelijk terecht gekomen in een NGK, maar was ook daar
weer weg. Hij was gehuwd maar ook dat was op een mislukking uitgelopen. Hij was
dit alles gaan beleven als en betreurenswaardige zaak. Een leerling uit een
klas bleek nog nooit de naam van Jezus gehoord te hebben. Pijnlijke
voorbeelden. Zo was er meer. Hij deed daarom echt een poging om een goed woord
te zeggen voor het geloof in God. Hem werd gevraagd naar de zondvloed en de
vraag was uiting van ongeloof over die vreselijke ramp in de dagen van Noach.
Maar hij ging daarin niet mee. Hij gaf aan dat het oordeel van God een
realiteit was en dat dit nodig was om weer te kunnen geloven in een God Die daarna
toch weer uitzicht opent. Een rechte visie: Gods oordelen mogen niet ontkend
worden of schamperend besproken worden, maar deze moeten leiden het besef dat
er steeds weer hoop is bij de Heere. Daarin was wel een gebrekkige
voorstelling, want deze oordelen moeten naar ons toe toch ook leiden tot
bekering.
Er was nog iemand in de uitzending die een soortgelijke ervaring had opgedaan.
Lang geleden als kind met zijn ouders uit de kerk gegaan, totdat hij merkte
toen hij zijn kinderen moest opvoeden, dat hij feitelijk geen referentiekader
meer had voor die opvoeding. De moraal was weggevallen toen de Bijbel dicht
ging.
Men gaf aan dat de generatie van hen die zich beschadigd voelden door de kerk,
aan het uitsterven was. Er komen nu weer jongeren die meer objectief tegenover kerk
en geloof staan. Deze groep zou weer enige eerlijke belangstelling krijgen voor
het geloof der vaderen. Al eerder had ik signalen opgevangen die aangaven:
"het geloof mag weer”. Excuus voor de verwarrende aanduidingen in dit
artikel. Er komt dan weer belangstelling voor de Bijbel. Ik vraag mij af of dit
zo is, maar deze signalen waren duidelijk. We kunnen daar zeker geen
verwachting door koesteren, want het is hetzelfde als het zoeken door
archeologen naar een verdwaalde scherf van een oude vaas in de grond. Hier
hebben de Batavieren geleefd. Zo, op die manier.
Maar bij de beide sprekers was dat toch zo niet het geval. En er ligt enige
grond om deze mogelijkheid te onderzoeken. Als Wilders pleit voor de
Joods-Christelijke waarden, kan dat daar ook iets mee te maken hebben, evenals
het feit dat Pechtold c .s. contra-argumenten leveren.
Nu had ik zelf ook juist een bepaalde ervaring opgedaan bij het bestuderen van
de Bijbel. Dat gebeurde toen ik Ezechiël 43 las. Bij mij leeft en leefde de
gedachte dat deze profeet met eigen ogen had gezien dat de heerlijkheid des
Heeren uit de tempel vertrokken was. Dat moet ook zeer aangrijpend en
dramatisch geweest zijn. In hoofdstuk 43 las ik echter als een nieuw ontdekte
gedachte dat de profeet ook mocht zien dat die heerlijkheid des Heeren weer
terugkeerde, na de ballingschap. Ezechiël laat in de hoofdstukken 40 -43 zien
dat de tempel werd herbouwd. En als de tempel er dan weer staat als een
boodschapper van Gods trouw, komt de Heere Zelf weer terug. U kunt in dat hoofdstuk
lezen hoe precies de maten en vormen van die tempel worden beschreven en ook
dat deze gegevens tot in details moeten worden in acht genomen. Er staat dan
tweemaal in vers 12: Dit is de wet van het huis. Gods kerk heeft blijkbaar ook
behoefte aan een wet, aan vaste vormen en ordinantiën.
Dat geeft je dan weer moed. Het zou toch kunnen dat de Heere nog terugkeert in
ons land? En bovendien, we kunnen niet absoluut zeggen dat de Heere er niet
meer is. Reden tot hoop dus.
Maar de Heere zegt nog iets. Hij spreekt over de oorzaak van het verval
eertijds. Men stelde "hun dorpel aan Mijn dorpel”. Toen ontstond
"burenoverlast”, in het huis van God. De wereld kwam binnen. Kerk en
wereld leefden immers vlak bij elkaar, vreedzaam en genoeglijk. Er was maar een
"dunne wand” tussen beiden. Het bedenken hieraan verwekte later schaamte
bij het volk. Dat toch nooit meer. Wij zijn erg bezig met de wereld. Dat moet
ook. We moeten vanuit de kerk de wereld ingaan. Maar in Ezechiëls dagen was het
anders: de wereld kwam de kerk in. We zullen toch niet zo druk zijn met de
wereld omdat we ons zo verwant met haar voelen? Dat zou ook kunnen?
Laten we ons daarom biddend bezig houden met "de wet van het huis”.
2018
Kerkverlaters
"Weer eens een onthaal op een stukje ”Franca” (RD 18-12). Ik vraag me telkens als ik zulke verhalen lees af waarom de refowereld toch zo druk is met Franca Treurs ideeën. Ik kan niet anders dan menen dat deze belangstelling voor hen die de kerk verlieten absoluut misplaatst is. Ik zeg dit niet uit veroordelende hoogmoed. Maar al die meningen van hen die buiten zijn, moeten ons niet zo bezighouden. Ze zijn schadelijk voor de velen die zelf ook al twijfelen aan de betrouwbaarheid van het christelijk geloof. Wij vragen ons met velen af waarom het RD toch zo veel ruimte geeft aan negatieve gevoelens. Johannes heeft het anders gezegd in 1 Joh. 2:19: „Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.” Dit geldt bijvoorbeeld ook van de vele evolutiepropaganda van de laatste maanden. Ik zeg dit overigens met begrip voor de redactie, die oprecht worstelt met de vraag wat wel en wat niet publiek gemaakt wordt”.
Er is van meerdere zijden gereageerd
op mijn ingezonden stuk in het RD van 22 december jl. Het woord van Johannes
over hen die van ons uitgegaan zijn, deed helemaal de deur dicht. Een
briefschrijfster noemde mij een harteloze herder. Misschien hebben anderen dat
ook wel gedacht. Daarom deze toelichting.
Nu heb ik in het ingezonden stuk zelf al aangegeven verdriet te hebben over
zovelen, die afdwalen. Hen had ik op het oog, als herder voor deze vele schapen
en lammeren. Bedenkt u met mij dat er naar alle waarschijnlijkheid binnen
onze kerkelijke gelederen vele duizenden zijn, vaak jongeren, die worstelen met
het geloof, met zaken als het Godsbestaan, de schepping van de aarde. Nog weer
velen van hen zouden zo maar binnen niet al te lange tijd de kerk verlaten
kunnen hebben. Ik zeg dit op grond van mijn ervaring met meerdere honderden
belijdeniscatechisanten, die jaren later voor de kerk verloren gingen. Neem van
mij aan dat ik geprobeerd heb in mijn ambtelijke praktijk om deze mensen binnen
boord te houden. Maar wat ik en anderen deden, was slechts een fractie van wat
we hadden behoren te doen. Elke kerkenraad weet hoe moeilijk de omgang met
randleden is. Ik kom nu al vele jaren als gastpredikant in diverse gemeenten en
ik ervaar de lege banken in veel kerken als smartelijk.
Als er dan kerkverlaters zijn, die aangeven waarom zij niet meer in God kunnen
geloven, denk ik dat dit de twijfelaars onder ons niet helpt; integendeel, je
moet vrezen dat zij, zonder dat bedoelde schrijvers dat willen, daardoor toch
weer een stap verder af komen te staan van God en Zijn Kerk. Franca Treur heeft
evenzeer onze aandacht nodig als de anderen, maar zij niet meer dan die
anderen, omdat zij boeken over dit thema schreef. Ik ben ervan overtuigd dat
een knap geschreven verhaal heel veel invloed heeft op hen die daar vatbaar
voor zijn. Dus ik heb helemaal niets tegen op mej. Treur en ik vind aandacht
voor kerkverlaters helemaal niet verschrikkelijk, integendeel, maar door
negatieve informatie wordt de kerk niet gebouwd en de Kerk van de Heere is mij
lief.
Begrijpt u: ik en vele andere dienaren trachten de gemeente te behoeden voor
verval en afval, terwijl allerlei andere informatie (zoals van kerkverlaters)
negatieve gevolgen heeft voor de eigen schapen van de kerk. In dat verband heb
ik dan ook geschreven over veel artikelen in het RD, die ruimte bieden aan hen
die het Christelijk geloof onder kritiek stellen. Ik heb echter ook meeleven
aangegeven met de redactie omdat zij zeker voor moeilijke dilemma’s staat. Ik
verschil echter wel van mening als het gaat om concrete ingezonden stukken e.d.
Daaronder valt ook Franca. U kunt natuurlijk zeggen dat een christen daartegen
moet kunnen. Ach, laten we niet te hoog opgeven van onze eigen weerbaarheid. Ik
heb er al zoveel zien gaan door de poort naar de wereld. Ik wil dus oprecht
stellen dat ik deze taal gebruikt heb, niet om Franca Treur te veroordelen,
maar om de heel veel anderen die het ook moeilijk hebben, vast te houden. Uit
een ingezonden stuk van br. Ds. Hoefnagel kwam een soortgelijk aspect naar
voren, namelijk de pijn die we voelen als er negatief wordt gesproken over onze
God en het geloof in Hem.
En dan die tekst uit Johannes. De apostel constateerde dat zij die gingen, niet
van ons waren. Heeft Johannes daarmee dan te veel gezegd? En wat denkt u van
Johannes 6: "van toen af wandelden velen niet meer met Hem”. Jezus doet op
dat moment geen poging hen daarvan te weerhouden. Ging de vader zijn heengaande
zoon na om hem terug te halen? Is Paulus Demas nagereisd om hem vast te houden?
Zeker niet. Zij die heengaan moeten uit zichzelf weer terugkomen; dan pas
stoelt het op een oprechte overtuiging.
Maar zeker, er staat ook iets over die Herder en Zijn verloren schaap? Hij ging
dat schaap wel na? Zeker, maar die Vader van Zijn zoon deed dat niet. Het
schaap kon uit zichzelf de weg niet meer vinden, maar de zoon wist die weg wel.
Toch was de vader evenzeer diep bewogen. Dus wij moeten bewogen zijn met ieder
mens, maar we moeten hen niet voortijdig willen terug halen, want dat kunnen we
niet. God verwijt in Jeremia’s dagen de leidslieden dat zij niet in de bressen
ingetreden zijn. Dat behoren we te doen. Anderen hebben zich "beledigend”
(naar het oordeel van Franca) uitgesproken over kerkverlaters omdat ze in een
leegte zouden zijn terecht gekomen. Maar ik stel daartegenover dat het
beledigend zou kunnen genoemd worden als zij of wij een verkeerd gerucht
voortbrengen van het beloofde land. En dat doen we helaas maar al te vaak, zij
en wij! Beledigend voor God en ook voor hen die Hem liefhebben.
2019
De wetenschap
De wetenschap gaat steeds meer aantonen, dat zij zelf misschien wel het grootste probleem is van alle andere problemen. Dat brengt ons tot de nijpende vraag welke waarde de wetenschap dan wel heeft.
In 1968, ik herinner het me nog goed, deed de Club van Rome van zich spreken. Deze wetenschappers kondigden in een rampscenario aan dat de wereld nog dertig jaar kon bestaan. Dat gaf destijds uiteraard veel onrust.
In de tachtiger jaren waren het twee andere onderwerpen, die nieuwe rampspoed aan het licht zouden doen komen. Het was de "zure regen” en ook het "gat in de ozonlaag”. De meesten van ons kunnen zich dat nog wel herinneren. De bossen werden het sterfhuis van Europa genoemd en anderen constateerden dat we aan de vooravond staan van een "ecologisch Hiroshima”. Nu, na een aantal jaren, vraagt men zich af waar de draaiboeken van destijds gebleven zijn. Er zijn heel veel dingen opgelost en de harde gegevens van toen, die als wetenschappelijk werden opgediend, zijn in veel opzichten vervluchtigd. Of het heeft zich heel anders ontwikkeld dan men toen dacht.
Inmiddels is de wetenschap voortgegaan met nieuwe onderzoekingen. Telkens weer opnieuw verschijnen allerlei rapporten, die met harde conclusies waarschuwende signalen geven. Velen hebben twijfels bij dit alles. Het zal ook nu wel weer meevallen. Commentaren, zoals die van Baudet en anderen, relativeren de uitkomsten en proberen de mensheid tot nuchterheid op te roepen.
Wat moeten we hiervan zeggen? We kunnen, in alle bescheidenheid, er maar weinig van zeggen. Dat heeft te maken met het karakter van "de” wetenschap. De gewone man heeft geen enkel benul van wat in de laboratoria van de geleerden allemaal ontdekt wordt. Dat kan extra veel onrust geven: Men zegt dat…. Niemand kan het controleren. De witte jassen zijn onaantastbaar. Zelfs is het zo dat de ene wetenschapper geen idee heeft van wat de andere geleerde uitdoktert. Dat heeft te maken met de specialisering van allerlei disciplines. U merkt het zelf bij de specialist: de cardioloog kan geen zicht ontwikkelen op wat de oncoloog bijvoorbeeld ontdekt en aangeeft.
Dit is ook het werkelijk beangstigende van de ICT-programmeurs: we gebruiken de computerprogramma’s, maar niemand weet raad als zo’n programma vastloopt. Slechts enkelingen, de ontwerpers, de priesters van de wetenschap, draaien aan de knoppen. U begrijpt hoe gevaarlijk zoiets ooit kan worden. Want er is nog een groep die hier verstand van heeft, namelijk het gilde van de hackers. Maar wij, wij behoren allen tot de massa, die blindelings geleid wordt, als schapen ter slachting.
Dit alles maakt sceptisch tegenover de resultaten van "de” wetenschap. Als we hier nu de Bijbel naast leggen, krijgt plotseling de leek nieuwe inzichten. Gods Woord zegt dat wij allen de grote vervuilers zijn. Het klopt: wij vervuilen de lucht en het water en de bodem. Het gaat dan om natuurlijke vervuiling; het gaat, en dan spitten we dieper, om ook geestelijke vervuiling. Dat begon in het paradijs: de vloek over de aarde. Later werd dat door Israël in praktijk gebracht: de bergen Israëls waren verontreinigd door de afgoden en de zonden (Ezech. 36:17). Stikstof en fijnstof hebben geestelijke achtergronden. Alle natuurvervuiling ontstaat door de mens, die de natuur en de schepping aan zich wil onderwerpen. Dan wil de zondige mens door zijn autonomie zich hier een paradijs bouwen, buiten Christus en Zijn genade om.
Waar echter genade verschijnt, krijgen we weer het juiste zicht op de natuur. Dat betekent dat we ook omzichtig zulken omgaan met plastics en Pfas, met chemicaliën en uitlaatgassen. Maar dat komt dan voort uit een dieper besef, want de godzaligheid is tot alle dingen nut. In Christus zijn alle dingen goed, als ze worden geheiligd door het Woord en door het gebed. Op de bellen der paarden, instrumenten van dood en verderf op het slagveld, staat dan de heiligheid des Heeren. U hoeft dus geen wetenschapper te zijn. Paulus waarschuwde de kapitein en de stuurman, dat de vaart met grote hinder en met gevaar voor het leven zou verlopen. Hij kende een andere wet dan die van de zeelui.
Dit geeft ook enig inzicht in de theologie. Theologie is immers ook wetenschap. Het wetenschappelijk instrumentarium heeft de kerk dikwijls weinig goeds opgeleverd. Niettemin is theologie in de Bijbelse zin van het woord een zegenrijk gegeven. De schriftgeleerde, in het Koninkrijk Gods onderwezen, brengt oude en nieuwe dingen naar voren. Maar hij moet zijn plaats en grenzen kennen.
En wat nu, als de Godgeleerdheid de wereldse wijsheid zou omarmen? Dan ontstaat er een dubbel gevaar: we steunen op verkeerde wetenschappelijke hypothesen, zoals hierboven beschreven, en we bouwen op die verkeerde inzichten allerlei nieuwe conclusies, die dan dubbel uit de rails lopen. Paulus kon het nog uitdagend uitroepen: Waar is de wijze? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Ook de wijze van de 21e eeuw? Het fiasco van aards weten is dat het natuurlijk verstand altijd blijft dwalen en gissen. God heeft de wijsheid der wereld dwaas gemaakt.
Het moderne voorbeeld hiervan is het evolutie-denken. De wetenschap heeft bepaald dat er geen Schepper kan zijn. Dat is de eigenlijke bedoeling van mensen als Dawkins en anderen. Misschien niet als een bewust uitgangspunt, maar wel als een finale conclusie. Dan wordt de wijze een dwaas, die in zijn hart zegt: Er is geen God.
Dat bedoelt de theoloog niet. Hij wil oprecht vasthouden aan de gedachte van de Schepper. God schiep door de evolutie. Maar dit loopt wel uit op een monsterverbond. Want wat heeft Christus met belial gemeen? Compromissen zijn nooit eerlijk. Er zit altijd een toegeeflijk element in. In elk compromis zijn we de helft kwijt. En wat is een vogel met één vleugel?
Laat het ons waarschuwen. Geloof niet een iegelijk geest, ook niet de geest van de wetenschap, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn. Babel heeft zijn laboratoria, Sion heeft haar tempel.
Het blauwe licht
We hebben er meermalen weer over kunnen lezen in de dagbladen. Het mobieltje licht blauw op als het aan staat en daar slapen jongeren minder goed van. Ik wil er nog weer eens in ons blad met u over nadenken. Het onderwerp is belangrijk genoeg.
Als ik in mijn Harderwijker tijd soms op een zaterdagavond een rondje liep, zag ik overal dat blauwe licht in de huizen. Ik dacht dan: kijkers die nu zoveel "aantrekkelijks” zien, zijn morgen de hoorders. Ik voelde me dan wel eens machteloos om van deze kijkers hoorders te maken, of zelfs daders. We hebben in de kerk alleen maar het Woord en zonder Gods Geest lijken woorden tekenen van machteloosheid…….
Maar gelukkig mag je juist in de kerk machteloosheid ervaren. Want juist daar kan Gods kracht in zwakheid volbracht worden.
Nu verbinden we het blauwe licht aan het wonderding, de mobiele telefoon. Wat kan het al niet allemaal. Het is een knooppunt van technisch vernuft. Het legt contacten die de hele wereld overgaan, het houdt bij waar je bent en hoe lang je loopt en het geeft dat allemaal door aan de moderne verleiders van de reclame. Het kan de mooiste opnamen maken, het kan de zuiverste preken laten horen, het kan contacten leggen tussen massa’s mensen. En we zijn er allemaal van onder de indruk. Als ons voorgeslacht ons eens zou kunnen zien in onze dagen, wat zouden ze bang worden van al die mogelijkheden.
Ik verbaas me er nog steeds over dat we als gezindte niet sterker overtuigd zijn van de gevaren. Ik heb er zelf ook al vaker over geschreven, maar bij vrijwel iedereen, ook bij mij, kwam het niet veel verder dan het constateren van de gevaren, zonder een duidelijke weg te wijzen.
Dat wijst erop, dat het ons in een houdgreep heeft. We zijn er niet tegen opgewassen. Het is sterker dan wij. Dat is ontdekkend. Gods Woord spreekt over zulke machten vooral in het laatste Bijbelboek. Kopen en verkopen worden erdoor beheerst.
Er zijn zeker wel mensen die ermee kunnen omgaan. Als telefoon heeft het veel gemak te bieden, ook veel ongemak. Maar ik voel zelf aan dat jongeren, als zij het apparaat hebben, in geen opzicht opgewassen kunnen zijn tegen de verleiding hiervan. Voorheen meden we in bepaalde kringen de TV. Er zijn nog steeds mensen die denken dat de TV gevaarlijker is dan Internet. Dat stelt hen op een bepaalde manier gerust. Dat komt omdat we zo gewaarschuwd werden voor de TV, dat we de naklank daarvan nog steeds horen; en dus kunnen we des te geruster het schermpje bekijken, want daar zijn we zelf, denken we, "baas” over.
De waarheid is natuurlijk, dat we gevangen zijn door de techniek. De techniek? Of is het in feite de duivel, die ons knevel? Je moet er wel bang voor zijn als je om je heen kijkt. Nu heeft onze gezindte het begrip "gewetensvorming” voor dit fenomeen bedacht. Dat lijkt een goede gedachte. Misschien hebben de ouders van Simson dat ooit ook wel gedacht. Het geweten toch is een machtig instrument. Toch is dit begrip op zich een humanistisch begrip. Het gaat uit van de gedachte dat de mens zelf krachten heeft, die hem in toom houden. Het is natuurlijke theologie: mogelijkheden in jezelf ontwikkelen die zonde en duivel op een afstand houden.
Er is maar één middel dat uitkomst kan bieden: genade, de werking van Gods Geest. Geloof en bekering alleen kunnen dat. En deze weg is in staat om uitkomst te bieden en het pad zuiver te houden. Laten we dus niet denken dat gewetensvorming op zichzelf voldoende waarborgen biedt. Er is ook onder ons toch vaak in die richting gedacht. In refo-kringen wordt soms zo gedacht: geloof en bekering is een onmogelijke weg; de mens is onmachtig daartoe en hij moet toch ook uitverkoren zijn. Ik heb dit wel eens opgemerkt in kringen van het Reformatorisch onderwijs. Wat dan overblijft is het geweten.
Laten w toch niet slechts het geweten, maar het hart van jong en oud op het oog hebben. Mijn zoon, geef Mij uw hart. Dat geldt voor jong en oud. Ook voor de ouderen. Ik vermoed dat de ouderen nog minder opgewassen zijn tegen de verzoekingen dan de jeugd. De oudere generatie groeide op met een absoluut verbod op wereldse verleiding, zoals de beeldcultuur. Zij hebben geen antistoffen en afweer aangemaakt.
Nu zijn er echter ook ouders, die de gevaren inzien. Ik kreeg een folder in handen van een groep ouders in Alblasserdam die samen met elkaar afspraken hebben gemaakt over het mobielgebruik van hun kinderen. Er zijn rond de zestig ouders bij aangesloten. Een dergelijk initiatief kan een afweer bieden tegen de gevaren van de iPhone. Het zwakke van ons als gezindte is het bieden van vage oplossingen of loze constateringen, dat het allemaal zo moeilijk is. Verder komen we vaak niet. Maar Willem Alexander bleek wel verder te komen dan de meesten van ons. Misschien kan het initiatief van Alblasserdam en andere plaatsen richtinggevend zijn. Ik besef dat er ook een andere route is onder ons, namelijk jongeren begeleiden bij het gebruik. Maar het is toch een goede zaak als ouders een hekwerk plaatsen bij een trap voor de kinderen, zodat er geen ongelukken gebeuren?
Maar zeker, ooit komen we toch allemaal midden in de wereld te staan. Dan is er maar één afweer, namelijk een levend geloof en een overtuigd standpunt. Behoed uw hart boven al wat te bewaren is want daaruit zijn de uitgangen des levens. Wie zichzelf kent, heeft op dit punt geen vertrouwen in eigen krachten. Maar laten we wel bedenken: in het grensgebied tussen goed en kwaad (muziek, beeld, lectuur, vriendschap) gebeuren de meeste ongelukken! Verzeker u van de beste veiligheidsgordel!
KERK EN WERELD
In een der vorige artikelen gaf ik aan dat de kerk er niet voor de wereld is. Een nobele lezer vroeg mij deze gedachte nader te verklaren. Ik begrijp dat deze uitspraak nadere toelichting behoeft.
Naar ik mij stellig kan herinneren, heeft Prof. Kremer tijdens zijn colleges ooit gezegd dat het apostolaat (daarvoor staat de naam van een andere Kraemer) geen Bijbelse gedachte is. Zo ongeveer.
Algemeen wordt aangenomen dat we na de dood van de apostelen niet meer kunnen spreken van het apostolaat. Daarvoor was dat ambt te specifiek, te uniek.
Toch houden anderen vast aan deze benaming. Hieraan wordt dan de uitleg gegeven dat de kerk er is voor de wereld. Ten onrechte.
Wat zegt Gods Woord? Denk eens aan de woorden uit Johannes 17: "Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt” (vers 9). De volgende verzen werken deze gedachte nader uit. De wereld wordt gezien als een vijandige leefruimte. Er is sprake van de haat van de wereld; de kerk moet in de wereld bewaard worden. Daar spreekt de Heere over. De Kérk moet bewaard worden. Dat is een eerste vereiste.
Het is echter ook waar dat de Heere Zelf zegt in de wereld gezonden te zijn en ook dat Hij Zijn discipelen in de wereld zendt. In deze lijn ligt ook de gedachte dat er andere schapen zijn die van deze stal niet zijn. Er zullen er ook zijn die door hun woord in Christus zullen geloven.
Wat te denken van deze verschillende benaderingen? Als een kerk zoals vroeger de domkerken, gebouwd werd, werden de stenen gedolven in bijvoorbeeld de steengroeven. De Heere vergadert uit het ganse menselijke geslacht Zijn gemeente. Maar de wereld wordt niet zalig; dat geldt alleen voor de Kerk. We kennen ook het beeld van de rivier. Brede uiterwaarden, maar de bedding is het voornaamste.
In de term: "de Kerk is er voor de wereld” zoekt men het eerste doel van de Kerk in de wereld. Ik geloof dat het eerste doel van de Kerk de verheerlijking van God is. En daarna dat de Kerk een tweede doel heeft in de opbouw der heiligen Efeze 4). Een derde gegeven ligt er dan in de roeping van de kerk om in de wereld een lichtend licht te zijn. Ook: Gaat dan heen, onderwijst al de volken.
Er is in deze tijd een breed aangehangen gedachte dat het gaat om de wereld. Hierin speelt mee dat de kerkmensen al zalig zijn; dus blijft alleen de wereld nog over om deze te bekeren. Ik heb eens gehoord van een gemeente waar een laagdrempelige kerkplanting werd voorgestaan. De bestaande gemeente leed daaronder. Toen ik daar een opmerking over maakte, werd gezegd dat dat niet erg is. Hierin speelt de gedachte mee dat de kerk als instituut zijn tijd heeft gehad. Dat is een moderne gedachte. Ik heb ooit eens geschreven over een "Hema-kerk”. De kerk moet helemaal opgaan in verbanden van alle dag, wereldse kaders. Op het werk, in de kring, of de club. Vroeger bouwde men kathedralen, moderne kerken zijn echter uitgebouwde huiskamers. Een kerk zonder ambten, dogma’s en kerkorden, waarin ieder vrij is en ieder zijn mening mag hebben. De tijd van de grote verhalen is immers voorbij.
Op de achtergrond spreekt mee dat kerkmensen zich meer en meer wereldburgers voelen. We staan helemaal in deze maatschappij. We zijn ook meer verwereldlijkt. We voelen ons te weinig vreemdelingen op de aarde.
Dat de kerk een roeping heeft voor de wereld en dat velen dat zo beleven, moet wel positief worden gewaardeerd. Het getuigt van bewogenheid en een diep besef van de waarde van een onsterfelijke ziel. Maar als kerk en wereld elkaar naderen, het is duidelijk, kunnen er twee dingen gebeuren. Of de kerk bewerkt de wereld of de wereld bewerkt de kerk. We kunnen raden wat we nu om ons heen zien. Een zeedijk scheidt water en land. Als men een doorgang zoekt, stort de zee zich op het land. Dat is een gevaar!
Het mooiste zou het zijn als de kerk zoveel licht in zich heeft en dus ook verspreidt, dat de wereld zegt: Wij zullen met u gaan want we hebben gezien dat de Heere met u is. Als de kerk binnen haar muren het geloof goed beleeft, stroomt het levende water naar buiten. Maar het kan ook gebeuren dat de kerk zelf schemert en zich begeeft naar het kunstlicht van de wereld.
Ik erken dus zeker de roeping van de kerk voor de wereld. Maar het eerste doel ligt binnen. En als dat goed beleefd wordt, gaat de wereld het merken. Wees er trouwens ook op bedacht dat de wereld niet zomaar direct jaloers wordt (Nashville). Men zou dat kunnen menen te bereiken als we de drempels verlagen of wegnemen. Maar waarom hebben we eigenlijk drempels? Toch ook om het stof van de straat buiten te houden.
Tenslotte deze woorden: "En mij werd een rietstok gegeven, een meet roede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden. En laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden”(Opb.11:1,2). Niet alleen de wereld wordt buitengesloten, maar ook de voorhof. Bent u een levend lidmaat of een bezoeker van de voorhof? We hebben het altaar nodig, en de Heere heeft ook de weg daartoe geopend, ook voor u.
De kerk mag zich niet verschansen achter dikke kloostermuren. Het gaat niet alleen om wereldmijding, ook om wereldwijding. Het zou kunnen dat met het wegvallen van de zuil de grenzen rafelig worden. Het kan dan maar zo gebeurd zijn met de kerk……
aMassahysterie
De mens is een kuddedier. Een algemene waarheid. Dat is vooral een verschijnsel van onze tijd. In vroegere tijden waren de mensen zelfstandiger; het waren meer persoonlijkheden met een eigen mening en een eigen identiteit. Het kan goed zijn hier enige aandacht voor te vragen.
Iets horen en het nazeggen is niet verkeerd. Het is zelfs heel goed. Het gaat er maar om wie we naspreken. U begrijpt dat ik doel op het Woord van God. Belijden is: hetzelfde zeggen. Hetzelfde zeggen als de Bijbel.
Het gaat verkeerd als we gaan zeggen wat de massa zegt. Er zijn rondzingende waarheden. Het gaat dan over zaken als immigratie, over het klimaat, over Rusland, over Trump, over gezangen in de kerk, over de lengte van een preek, over het gebruik van de mobiele telefoon.
Er zijn niet zo veel mensen die zichzelf durven zijn en die een eigen mening hebben. Om dat te bereiken, moet je immers vraagtekens zetten. U begrijpt dat dit zeker voor een christen echter een uiterst noodzakelijke houding is. Christenen moeten "geheel anders” zijn. Zij zullen zich juist niet willen voegen naar de heersende trend en de laatste mode. We moeten dus proberen alert te zijn op die algemene waarheden. Er zijn scholen waar jongeren vooral merkschoenen willen dragen. Het zijn de namen die iedereen zoekt. Ik begrijp dat het moeilijk is om tegen zulke trendsetters in te gaan. Voor ouders is dat ook een moeilijke keus. Kinderen kunnen immers al snel uitgebannen worden uit de groep als ze zich niet voegen naar de clichéstijl. Voor ouders is dit een uiterst moeilijke afweging. Toch zullen we ons in ieder geval moeten oefenen om onze kinderen te laten opgroeien tot zelfstandige persoonlijkheden. Het geldt evengoed voor ouderen. Er zijn nogal wat oude mensen die zich opvallend modern willen kleden. U begrijpt dat dit de omgekeerde wereld is. Zij zouden juist de jeugd moeten bijbrengen dat ze eigen lijnen moeten trekken die gebaseerd zijn op Gods Woord.
Ik heb het nu over kleding. Aangepast gedrag kan op allerlei manieren zich voordoen. Iedereen een hoed, dus u doet dat misschien ook. Iedereen zonder, dus ook daar ga je niet tegenin. In zo’n geval is het goed eens na te denken over een eigen stijl. Ik preek wel eens in gemeenten waar de hoofdbedekking grotendeels afgeschaft is. Er zijn er dan toch, vaak maar enkelen, die toch gewoon zichzelf blijven en de hoed blijven dragen. Ik heb daar respect voor. Dat getuigt van een eigen mening. En je bent heus niet eigenwijs, als je een eigen weg wilt gaan. Vooral niet als we deze weg willen richten naar het Woord van God.
In mijn jeugd werd ervoor gewaarschuwd dat Parijs ons de wet zou voorschrijven. Het ging dan over de Parijse mode. Dat kan dus ook gezegd worden van de lange broek. Dat is in veel streken een must. De omgeving lijkt je deze stijl dwingend op te leggen. En als u in een refo-dorp eens om u heen kijkt, valt u al snel op dat de korte rok algemeen voorkomt. We zeggen dan in de kerk altijd maar (ook weer zo’n gezegde van de straat) dat het niet aan de buitenkant zit. Een prachtige uitvlucht om onze kameleonstijl goed te praten.
Ik benader de kledingroblemen nu dus vanuit een andere hoek. Het gaat me om de eigenheid, waardoor we ook makkelijker ons voegen naar het Woord van God. De Rechabieten dronken geen wijn. Dat hielden ze vol, hoewel wijn niet verboden was. Maar dat was hun stijl. De Heere prees hen hierom.
Kleding is dus een verschijnsel van de buitenkant, waardoor mensen zich kunnen oefenen om niet mee te zwemmen met de stroom. Er zijn echter items, die nog dieper gaan en gevaarlijker consequenties opleveren. Je kunt bijvoorbeeld de NOS napraten en zeggen wat daar gezegd wordt. Dan komt u gevaarlijk dichtbij zaken als indoctrinatie of hersenspoeling. Je zou ook gewoon kunnen zeggen dat de afgoden van de moderne mening over je gaan heersen. Het wordt een hype. Dus niet die muziek mooi gaan vinden die iedereen mooi vindt. Niet die reclames volgen die het hardste roepen en die met meest aan de weg timmeren.
Dit overgebracht op de kerk, moet ik erkennen dat wij, dominees, er ook heel goed in zijn. Eigenlijk speelt hier het verschijnsel van het inspelen op wat de gemeente of wat de theologie meent. Een stijl hanteren, die het op de markt heel goed doet. Ik weet zelf uit eigen ervaring, dat je zoiets al snel dreigt te doen. We moeten daar eerlijk in zijn. Als we bijvoorbeeld algemene waarheden zeggen en eindeloos herhalen over bevinding en over de beleving, krijgt u de systeemweg; iedereen zegt dat het zo gaat, dus je gaat erop zitten wachten.
Zo deed Micha niet. Achab had vierhonderd profeten die allemaal hetzelfde zeiden. Ze hielden altijd een mooie preek. Tenminste, dat vond de koning. Ze geloofden er zelf ook in. Micha echter was authentiek in zijn profetie. Maar daardoor zat hij ook achter de tralies. Dat willen we natuurlijk geen van allen. Dit voorbeeld geeft wel aan hoe ernstig de gevolgen zijn als we de trend van de tijd volgen. Het kostte Achab zijn leven. Hoezeer heeft ook Gods Zoon dingen moeten zeggen die tegen de theologie van Zijn dagen ingingen. Als Luther dat niet had gedaan, wat zou er van de kerk terecht gekomen zijn? Eck vroeg Luther of hij het echt beter meende te weten dan alle pausen en concilies bij elkaar. Hij meende echter dat Gods Woord maatstaf moest zijn. Gelukkig als we hem daarin volgen. "Wees uzelf, zei ik tot iemand, maar hij kon niet, hij was niemand”.
U begrijpt hoop ik, dat we dusdoende staan moeten voor vaste waarheden. Maar dat vraagt bekering. Het gaat om de vaste waarheid van Gods Woord. Geen gestolde vroomheid en stenen tafelen, maar geestelijke brieven die geschreven zijn in vlezen tafelen, van het hart.
NASHVILLE
Veel commotie rond deze verklaring. Dat was te verwachten. Ik ben bevestigd in mijn mening dat deze verklaring uiteindelijk een goed doel zal dienen. Dat ga ik nader toelichten.
Er zijn negatieve bijwerkingen, inderdaad. Dat hebben medicijnen ook. De organisatie van het geheel had anders gemoeten. Eerst een massaal brede bijeenkomst, waarop een gezamenlijke tekst kon zijn opgesteld. Verder zijn er helaas enkele zinnen of overwegingen, die wel achteraf enige nadere bijstelling of verklaring kunnen krijgen. Als we elkaar, zelfs in de samenleving, beter gaan verstaan, kan het positief uitpakken. Men weet dan, ook in Den Haag, wie we zijn, wat de Heere zegt. Het moest er toch van komen.
Verder is er veel opgeklopte tegenstand. Enige tijd geleden hebben ongeveer honderd predikanten (PKN) zich in een verklaring uitgesproken voor het homohuwelijk. Geen hond verroerde zijn tong. Nu een ander standpunt en nu zoveel verwarring.
Dat komt, zo heb ik gedacht, omdat onze samenleving in de ban van de seksualiteit is. Alles wat daar mee te maken heeft, roept emoties op. Dat legt een extra druk op mensen die worstelen met hun identiteit. Hun zorgen nemen door deze druk van buitenaf alleen maar toe. Dr. Klaassen heeft erop gewezen dat hier een open zenuw ligt. Homoseksualiteit is een hype. Op dat punt moet de autonomie vooral zegevieren. De commotie toont ongetwijfeld aan hoe ver we van Bijbelse uitgangspunten verwijderd zijn in de samenleving. Er is door Jan en alleman meer modder naar de verklaring gegooid dan werd gedaan door de verklaring zelf. En verder: hoe zouden mensen als Elia en Johannes de Doper deze zaak bezien hebben? Profetisch spreken heeft altijd wel een scherpe spits. Denk aan mensen als Luther en Kohlbrugge. Of aan Latzel.
Ik heb allerlei discussies gehoord. Dat zet aan het denken. Ik wil me een moment indenken in de situatie waarin iemand verkeert die homoseksuele gevoelens beleeft. Hier ligt immers een teer punt; ik erken dat ten volle.
We kunnen stellen dat deze verklaring niet bedoelde deze mensen in het nauw te drijven. We zijn allen, meer dan vroeger het geval was, de nood gaan beseffen van deze groepering. En, het kan niet anders: deze verklaring zal onrust geven bij hen die deze persoonlijke strijd voeren. Dat beseffen we nooit voldoende. Daar moeten we omzichtig mee omgaan. Dat vraagt liefde en wijsheid. Het vraagt ook inzicht om goed te verstaan wat de Bijbel hierover zegt. Wie slaat hier een brug?
De vraag zal leven: Ben ik groter zondaar dan anderen als ik homo ben? Is mijn homogezindheid zonde? De praktijk is dat wel, is de aanleg dat ook? Deze strijd kan heel zwaar zijn. In het Kerkblad voor het Noorden werd eens gesproken over de gebrokenheid van het leven. Hier staan we bij die breuken.
De erfzonde leert dat er erfsmet bestaat. We erven de verkeerde aard van Adam. Wij allen. Dat is niet alleen een algemene stelling. Het is ook een bittere werkelijkheid. Homoseksualiteit is een gevolg van Adams zonde. Maar in mijn eigen hart zie ik ook talrijke lijnen die aan Adam doen denken. Als ik de Bergrede lees, moet ik toch erkennen dat ik onder het oordeel Gods kom te vallen. Paulus zou, de schare van homo’s en hetero’s overziende, blijven zeggen dat hij de voornaamste der zondaren is. Dat moeten wij ook zeggen. Doen we dat ook? Dus we willen geen enkel oordeel uitspreken over worstelende mensen. Een homo (gemakshalve deze aanduiding) voelt zich geïsoleerd; maar dat isolement is er eigenlijk niet. Ieder mens leeft met zijn strijd en zijn verborgen zonden.
Er zijn er die pornoverslaafd zijn; of iemand heeft een oplopende en vonkende natuur; Mensen lopen rond met onreine gedachten; er zijn zonden en zwakheden die voortkomen uit twijfel en ongeloof.
In dit geheel kan ik nooit denken dat een homo een ergere zondaar is dan de anderen. Wij allen hebben gezondigd en lopen rond met talloos veel zwakheden. En laten we ook niet vergeten dat er binnen de grenzen van het huwelijk ook zwaar gezondigd wordt. Dit betekent twee dingen: een homoseksueel staat niet alleen in zijn strijd; vele anderen hebben ook een zwaar gevecht met zichzelf te voeren. Het betekent ook: vergeet die anderen niet! Ook zij hebben het loodzwaar. Ook dat lijkt een eenzame worsteling. Wat denkt u van iemand die verslavingen (porno, drank, seks) beleeft als machten die hem te sterk zijn? Hoevelen worstelen met dingen die zij zelf ten diepste niet willen maar waar hun natuur hen toe verlokt? Hoeveel mensen als Simson leven er niet onder ons? Dat nemen zwarte pakken en witte boorden niet weg. We moesten meet beseffen dat we allemaal dezelfde mensen zijn, hetero’s en homo’s. Dat is ook Bijbels onderwijs en vanuit die kennis zouden we anders met elkaar moeten omgaan.
Na het belijden over de erfzonde onderwijst de ruimte van het Evangelie ons ook. In discussies werd vaak zoiets gezegd als: God houdt van iedereen, dus ook van een homo. Dat is iets te makkelijk, maar Gods liefde gaat wel uit tot alle mensen. De Heere Jezus ontving zondaren en at met hen. Hij heeft natuurlijk ook homogezinden ontmoet en ontvangen.
Laat dus een homo niet denken dat hij alleen een eenzame strijd voert. Dat doet ook de hetero, die zijn oog niet van andere vrouwen af kan houden; of de ongetrouwde die hunkert naar een metgezel.
Hiermee is niet ontkend dat de strijd van een homoseksueel zwaar is. En daar is ook mede de maatschappij debet aan. Want deze stimuleert de uitleving. Dat hoort bij het autonome ikgerichte denken van de moderne mens. Omdat iedereen dit vindt en steeds meerderen zo gaan denken, wordt de nood van de homo groter, steeds groter.
Dat blijkt ook als we horen dat er vooral niet gesproken mag worden over genezing. Dat in geen geval! Men kan twisten over het woord genezing, maar een christen zal toch wel gelukkig mogen stellen dat God machtig is hem van deze gezindheid te verlossen of hem daarmee te doen leven op een verantwoorde wijze, ook al blijven de verzoekingen levend. Het algemene verzet tegen deze gedachte komt voort uit de overtuiging dat een homo een positieve levenswijze is.
De vraag werd ook gesteld: wat bereik je nu met zo’n statement?
Mijn antwoord: Temidden van de stromen propaganda, waardoor steeds meerderen de koers kwijtraken, zie ik deze verklaring, met alle fouten gebreken, als een baken in zee, een rots in de branding.
Iemand stuurde mij, een maand ongeveer geleden, een verslag van een middelbare school, waar de paarse vrijdag werd gevierd. Regelrechte propaganda voor homoseksualiteit sprak eruit. Dat soort dingen zijn blijkbaar heel gewoon! Moet ik het daar nu mee eens zijn? Mag ik nog gewoon zeggen wat de Bijbel zegt? Als Wilders het mag, mag ik het ook. Veel lezers gaven in Elsevier als reactie aan dat christenen toch ook mogen zeggen wat zij denken.
Er was ook een reporter (Jeroen Wollaars) die nuchter en objectief opmerkte: toch niet vreemd dat christenen dit zeggen? Dit hebben zij toch altijd gezegd? En dit staat toch met duidelijke letters in de Bijbel? Het probleem ligt toch niet bij enkele mensen die zeggen wat men altijd vanuit het Woord heeft gezegd? Nee, het ligt in de intolerantie van de moderne mens. We staan hier gewoon bij de puinhopen die aangericht werden door de Franse Revolutie. Laat de kerk daar nu niet aan meedoen!
Bovendien: de verklaring richt zich niet tegen homo’s, maar tegen de onreinheid van homo’s en hetero’s! Toen we in Oud zuilen aan de Vecht woonden, dreef het riviertje soms van de voorbehoedsmiddelen, die afkomstig waren van het Zandpad in Utrecht. Dan dacht ik: wat vernielt en verontreinigt de mens de natuur, Gods schepping. Meerdere parkeerplaatsen langs de snelwegen liggen niet alleen vol met afval, maar je kunt er soms niet zijn vanwege rondzwervende en opdringerige homo’s. De Gay Pride verziekt elk jaar weer het beeld van Nederland. Die onreinheid wordt bedoeld. Daartegen mag en moet geen veroordeling alleen, maar ook een profetische oproep klinken. Het gaat hier echter weer helemaal om de intolerantie van de toleranten.
Tenslotte zal dit thema moeilijk blijven. Dat is ook vanwege de drang der natuur. Wie het is, die is het en wie het niet is die is het ook helemaal niet. Omdat dit te maken heeft met ieders natuurlijke aanleg. Deze zaken roepen tegenstrijdige reacties op, dat kan niet anders. Ook daarom zal omzichtigheid blijvend en dringend nodig zijn. Ik hoop ook van harte dat ik met dit artikel geen anderen heb benadeeld. Zo ja, dan sta ik open voor onderricht.
Niet alleen de natuur, ook vooral de Schriftuur spreekt mee. Lees nu eens gewoon wat de Bijbel hierover zegt. Daar kunnen homo’s van schrikken, maar wie niet? Ik ervaar het zelf elke dag. Dan is er echt ook maar een uitweg: Jezus Christus en Dien gekruisigd. Dat kan ook elke dag vertroosten.
Ik schrijf dit artikel op 10 januari. Bij verschijning kan alles weer anders zijn. Daar hou ik rekening mee.
Verkiezingen
Nu ik dit schrijf, is het de dag na de verkiezingen. Vandaag nog een heel enerverend gebeuren. Als dit blad verschijnt, zullen andere zaken ons misschien weer bezig houden. Onze kerken zorgen ook nogal voor veel verrassingen. Ik kies nu voor de stembus.
De SGP heeft een verlies geleden. Dat is buitengewoon spijtig. De hoge opkomst heeft hierin mede de hand gehad. Het aantal stemmen is voorzover ik kan nagaan, niet verminderd; ik denk zelfs dat er een lichte toename is. Hopelijk zal het onze mensen in de kamers niet ontmoedigen. Ook hier geldt: Als ik zwak ben, ben ik machtig.
De CU komt in mijn belangstelling op de volgende plaats. Vanwege de C, die geen loze letter is, ben ik blij met hun winst. De deelname aan dit kabinet blijft een ambivalent avontuur. Maar de inzet van Segers c.s. vraagt waardering en aanhoudende bezinning.
Het CDA staat verder weg. In het verlies van deze partij blijkt dat de massa van ons volk geen confessionele achtergrond meer heeft. Dat is mede te wijten aan de grijze opstelling van de partij. Opmerkelijk daarentegen dat in Duitsland toch de CDU (ook een vanouds christelijke partij) de kiezers beter vast kan houden.
Het Forum de grootste partij. Moeten we hier ongelukkig mee zijn? Het zijn onze mensen niet, ook Baudet niet. Maar dat geldt ook van Rutte of Buma. Omdat hier een omvangrijke verschuiving heeft plaats gevonden, geef ik op deze plaats aandacht aan deze ontwikkelingen in de maatschappij.
Ik heb de toespraak van Baudet op de verkiezingsavond gedeeltelijk gehoord. Het verschil met Wilders valt direct op. Deze laatste roept weerstanden op door zijn vocabulaire, al is hij wel degene geweest die de politiek heeft behoed voor een al te progressief vluchtelingenbeleid. Zijn onophoudelijk rinkelende alarmbel die waarschuwt tegen de opkomende dreiging van de Islam, is me welkom.
Deze Baudet is anders. Hij kan gedocumenteerd spreken over onze tijd en de tijdgeest. Hij heeft iets van een bekwaam cultuurfilosoof. Dat viel mij op, al ben ik het niet altijd met hem eens. Hij kan de politieke dwaalgeesten behoorlijk fijnzinnig ontleden. Hij heeft iets van de stijl en de visie van Pim Fortuin. Meer dan Wilders.
Ik stel wel vast dat hij nimmer onze steun kan hebben vanwege een gebrek aan christelijke waarden. Daarnaast kunnen wel enkele opvallende trekken gesignaleerd worden. Het gaat dan allereerst over de klimaathype. Ja, daar moeten we toch wel voor oppassen. Een christen zal ongetwijfeld zorg moeten hebben voor het milieu. Ik zou ook instemmen met: geen megastallen, geen plofkippen, geen uitbreiding van asfalt en woningbouw (dit vanwege de vele echtscheidingen en buitenlanders), geen verdere economische groei, enz. Ik noem maar wat linkse items. Maar dat we nu Nederland moeten gaan volbouwen met windmolens en zonnepanelen, nee, dan sluit ik me aan bij briesende Urkers. Waarom zoveel Polen? Hebben we ze nodig? Moet je bedrijf werkelijk groter worden, als je het nu goed hebt? Het is doorgeschoten materialisme.
Ik zei het al: de klimaatideologie is een hype. Blijk nuchter. God beheert Zijn schepping. De benadering van Baudet verdient tenminste enige aandacht. Om de boot in evenwicht te houden. Deze uitgaven gaan te hoog. Zeker als eenverdieners en sociaal zwakken hier toch slachtoffer van kunnen worden. Geen paniekzaaien over het klimaat, wel na gaan denken over het geestelijk klimaat. De aarde is meer verontreinigd door de zonde dan door CO2. Bekering is het enige goede klimaatbeleid. Vandaaruit aandacht voor nuchter en effectief rentmeesterschap inzake het klimaat. We volgen met belangstelling de vele goede ideeën over economische en renderende klimaatbeheersing. Het is bijvoorbeeld de vraag of mijding van vlees en koolhydraten belangrijk is. Wat Gods Woord erkent en goedkeurt, kan ook weer niet verkeerd zijn. Het zijn praktische zaken waar best zinvol over te spreken is. Ik denk ook aan de pulsvisserij en de grote grazers. Wat een menigte moeilijke onderwerpen, vooral voor de betrokkenen.
Dat brengt me op een ander aspect van Baudet. De EU! Als ik echt Bijbels hierover wil denken, ga ik me afvragen of de EU recht van bestaan heeft. Vreemden verteren onze kracht. Laat ieder land maar zijn eigen bestuur houden. Dan zouden we ook geen brexit-perikelen hebben gehad.
Een derde punt van partijen als FvD en de PVV: de vluchtelingen. Met elkaar erkennen we de zorg die we hebben voor de vreemdeling in zijn nood en leed. Maar de overheid voert geen gericht beleid. We laten alles over ons heen komen. De EU wil er zelfs nog een schepje bovenop doen. Als één procent van de inkomers jihad-ideeën heeft, gaat het al over duizenden terroristen die onder ons zijn. Het moeilijke punt is dat immigratie een politiek thema is. Links is voor, rechts is tegen. Dat is geen zuivere tegenstelling. Beleid moet geen politiek thema zijn, er moet zinnig beleid op rationele gronden gevoerd worden.
Gegeven de huidige omstandigheden moeten we zorgdragen voor de vreemdelingen die nu eenmaal in ons land zijn. Maar zie het niet als cultuurverrijkend dat er zoveel Turken en Afrikanen zijn. Het zou volgens de regels zijn als daar in het Midden-Oosten de verhoudingen genormaliseerd zouden zijn.
Wat zal men dan antwoorden de boden des volks? Wat zullen we tot deze dingen zeggen? Gods Woord geeft de echte antwoorden. Dat de Heere Sion gegrond heeft opdat de bedrukten des volks daarin een toevlucht hebben. Er is maar één echt koninkrijk. Er is maar één Koning. De bedrukten des volks. Dat zijn ook vluchtelingen. En denk dan maar concreet aan al die christenen die gedood worden. Een vertekend beeld: burgemeesters naar de moskeeën (na Christchurch), de wereld in rouw, alles terecht. Maar als massa’s christenen dagelijks worden gedood, is er weinig mededogen. Selectieve verontwaardiging. Laten we daarvoor onze ogen openhouden. Vooral niet geloven wat iedereen zegt, maar: Tot de wet en tot de getuigenis!
2020
Steeds meer dringen de gevolgen van deze crisis tot ons door. Zeker ook als we ons voorzichtig en wijfelend de toekomst voor ogen stellen.
Hoe zal die toekomst er uit gaan zien?
Het is wel duidelijk dat de lockdown geen maanden duren kan. Er zal vroeg of laat toch weer een verruiming van de vrijheid en de leefruimte ontstaan. Maar dan wel met blijvende voorzichtigheid. Men spreekt al van de 1 ½ meter maatschappij. Er zal dan een blijvende dreiging zijn, met ook blijvende beperkende maatregelen. Bijvoorbeeld: niet meer dan een klein aantal personen in winkels en supers, halflege treinen, geen massale bijeenkomsten.
Ook in sociaal opzicht gaan deze gevolgen spelen. We zullen minder snel bij elkaar op bezoek gaan. De persoonlijke contacten zullen daardoor verflauwen. In ziekenhuizen en verpleeghuizen zullen de gevolgen duidelijker merkbaar kunnen worden. Dat zijn immers de plaatsen waar besmettingen versneld kunnen optreden en waar voorzichtigheid dringender geboden is. Ik denk dat de digitale mogelijkheden wel meer nog benut zullen worden, maar of daardoor aangenamere communicatie zal ontstaan, is nog maar zeer de vraag. Jongelui doen al veel met mobiele omgang en voor hen zal er misschien nog het minste veranderen.
Het zakenleven zal zware butsen en deuken oplopen. Ontsmetting zal hoge kosten op de werkvloer met zich meebrengen. Dat zal voor veel bedrijven lang niet altijd haalbaar zijn. Voor ons gevoel zal het leven terugzakken naar het niveau van een eeuw geleden. De luxe verworvenheden van onze welvaart moeten we voor een deel inleveren. Je durft je nauwelijks in te denken waar dit op gaat uitlopen. Men vreest voor een wereldwijde hongersnood. In het ergste geval kunnen er oorlogen en zelfs wereldoorlogen door ontstaan. Het kan zonder twijfel gezegd worden, dat het nooit meer wordt zoals het was.
En hoe zal het dan met de kerk gaan?
Het zou kunnen dat we dan zo dankbaar zullen zijn dat de dreiging weer wat verminderd is, dat we des te meer de kerkdiensten zullen bezoeken. Maar die mogelijkheid ligt niet direct voor de hand, omdat dit soort dankbaarheid snel voorbijgaat.
De kerken zullen alleen maar weer vol worden, als we hier geestelijke lessen uit trekken. Het gaat dan om bekering en geestelijke verandering, een geestelijke mentaliteitsverandering. Maar dat kunnen we pas concretiseren, als we helder zien waar het fout is gegaan.
We moeten vaststellen dat we langzaam met de wereld zijn meegegaan. Door de media is de wereld in versneld tempo de kerk binnengedragen. Namen uit de vermaakindustrie zijn in de kerk ook niet onbekend meer. Boeken, films en muziek uit de wereldse linies hebben een plaats gekregen in onze gezinnen. Zulke dingen kunnen uitstekend samengaan met de traditionele kerkgang. Zodoende ontstaat dan de tweeerlei moraal, de tweeslachtige lifestyle, waarin God op afstand wordt gehouden. Waar de tijdgeest binnenkomt, wijkt het besef van de eeuwigheid. Hierbij heb ik de krant niet nodig; mijn eigen hart vertelt me zulke ontwikkelingen ook wel. Of toch niet? Zou ik en u, zouden we het echt inzien? Dat is zeer de vraag. De ontwikkelingen gingen langzaam, het schaap liep al grazend van de Herder weg; het merkte het lange tijd niet, totdat het ineens bijna te laat was.
Ik noem maar een concreet voorbeeld. De prediking kan ons dienen als ijkpunt. De jaren die gingen hebben heel veel kritiek op kerk en kansel gebracht. We dachten echt dat de jeugd geen preek meer kon begrijpen. Dat werd echter meestal door oudere mensen gezegd. Toch brachten veel preken wel een Bijbelse waarheid naar voren. Maar het was te lang of te moeilijk, te afstandelijk of te of te weinig van deze tijd. Natuurlijk kunnen dat gezonde argumenten zijn, maar denkelijk gaven deze alleen aan dat we de preek inhoudelijk maar moeilijk meer een plaats konden geven in ons leven. De gemeente heeft door parallelen met het seculiere denken verder ook een soort persoonlijke autonmie opgebouwd. We worden uitgenodigd mee te denken en we doen het maar al te graag! Nu zouden we misschien voorzichtig hier en daar kunnen horen, dat we die prediking toch meer missen dan ons lief is.
Of lag er toch wel een kern van waarheid in de kritiek? Is het gehalte van de doorsnee preek ook beinvloed door de tijd? Het komt mogelijk omdat de preken te soft zijn, ze kunnen te aarzelend zijn. Ooit had ik op een belijdeniscatechisatie verschillende meisjes die met een broek aan naar de les kwamen. Ik vroeg me af hoe ik dat zou kunnen keren. Hoe moest ik het aankaarten? Ik deed het, heel voorzichtig en gematigd van toon, en juist toen ging het mis. Hoogste verontwaardiging. Ik dacht later: Had ik het gewoon duidelijk gezegd, klip en klaar, dan was het misschien beter gevallen dan nu. Zo kan het ook met de preken gaan. Om de een of andere reden vind ik de Hollandse preekstijl te voorzichtig; de messen zijn te bot. We komen de mensen teveel tegemoet. Ook in een bevindelijke preek kunnen we nog proberen Gods volk te ontzien. Bij de Puriteinen, maar ook nu nog in sommige Duitse preken komen de dingen meer zwart-wit en radikaler naar voren. Daarover blijf ik als voorganger steeds maar weer nadenken. Deze aarzelende houding kan ook voortkomen uit een innerlijke wijfelende stijl. Weten wij het zelf wel precies? Nemen we de Bijbel ook wel, zoals deze het zelf zegt? Speelt de hermeneutiek ook in een rechtse sfeer niet te duidelijk door?
Hier is dan wel op allerlei terreinen reformatie nodig, echte Reformatie. Elk jaar houden we zulke bijeenkomsten, maar we reformeren niet!
Deze kerkelijke bezinning heeft ook consequenties voor het persoonlijke leven. De voorgestelde omschakeling moet in het eigen hart beginnen. Ook daarover kan heel wat afgedacht worden. Maar ook daar moeten we wel concreet gaan worden, zodat we beseffen waar we over praten. Dat moet ik dan maar bewaren voor een volgende keer.
Als het over ons persoonlijke leven gaat, komen we op het prive terrein van ieders leven. Natuurlijk zijn er algemene lijnen te trekken en dat doet de Schrift ook, maar het is ook waar dat ieder zijn eigen leven leeft. Ik kan niet oordelen over uw hart en uw leven. Er zijn er misschien die leven in speciale verkeerdheden. Denk maar eens aan verslaving, een algemeen verbreid kwaad in deze tijd.
Ik stel mij iemand voor die leeft in seksverslaving. Er wordt gezegd dat dit kwaad algemeen heerst. We kunnen wel zeggen dat onze maatschappij de roes van deze vorm van onvrijheid. Wat draait er veel om deze afgod. Het is voor hen die hiermee worstelen, een moeras dat steeds dieper doet zinken. Verslaving, het woord zegt het zelf al, spreekt van boeien en ketenen. Het komt dan zo ver, dat iemand zich er niet meer uit bevrijden kan. Ooit ging het mis, toen iemand ermee begon. Met het voornemen hier niet mee door te gaan. Maar het blijkt dan dat het kwaad een spoor trekt in ons handelen, dat het een aanslag doet op onze wil. Het is nu niet mijn bedoeling hier nader op in te gaan. Maar als het zo zou zijn, wat breed wordt aangenomen, dat velen ook in de kerk ermee te maken hebben, staat dat wel de werking van Gos Geest in de weg. Als verslaving, hoe dan ook, heerst, werpt dat duisternis over het leven en ook over de gemeente.
Zoland iemand gerust leeft in deze zonde is het donker. Er is vergeving, veel vergeving, maar in de weg van bekering. Waar deze mensen mee sortelen is de begeerte naar venieuwing van het leven, een nieuw leven, zonder smetten en smaad. Hoe kunnen zij weer boven het kwade uitkomen? Dat kan in de weg van vergeving en vergeving komt in de weg van bekering.
Zo kan een bepaald kwaad, zoals verslaving, een leven, een gemeente in de woestijn drijven.
Er zijn meer zaken die genoemd moeten worden. Wat me overigens opvalt, is dat men soms deze crisis aangrijpt om te wijzen op een bepaald kwaad dat men de grote oorzaak van alles aanwijst. Juist las ik nog en open brief waarin de schrijver de kerkelijke verdeeldheid aan de orde stelt. Daar zou de breuk van de kerk manifest worden. Kan dat zo zijn?
Dat zou kunnen, maar dan met een kanttekening erbij. De vraag komt dan op: Waarom dan juist nu? Die verdeeldheid is er altijd al geweest. In Corinthe was ook verdeeldheid, maar Paulus verbindt daaraan niet zulke verregaande conclusies dat daardoor de Heere grote rampspoed zou zenden. Wel zijn er zieken in die gemeente, maar dat betreft meer de ontheiliging van het Avondmaal. Daar kwamen praktijken voor, die nu in die mate niet gevonden worden. Maar verdeeldheid is wel zonde. Iedere verdeeldheid dus? Bleef de eerste gemeente gewoon na Pinksteren in de tempel? Enige tijd nog wel, maar de apostelvergadering toont aan dat er een scheiding was ontstaan met het Sanhedrin. Soms roept Gods Woord zelf op tot afscheiding. Had Luther moeten blijven? En de Cock? Heeft deze kunnen blijven? Het werd onmogelijk gemaakt. Het was van hen beiden geen doel om heen te gaan. Wel geloof ik, dat we in onze actuele situatie breuken kunnen helen. Begin dan maar bij de Gereformeerde gezindte in een engere vorm. Helaas is er sprake van weinig bereidwilligheid, en dat is zonde? Maar dat zal ieder niet zo zien of kunnen zien. Ook dat is het nog zo, dat er wel zeker gesproken moet worden, in veel gevallen, van hardnekkige onwil en hoogmoedige zelfverheffing. Hier ligt dan ook wel schuld, kerkelijke schuld.
Een andere vorm van schuld i, fdat we als kerken de grensplaatjes verzet hebben. De oude paden zijn moeilijk meer te vinden. Toch roept Jeremia daartoe op. We moeten dan wel weten wat die oude paden zijn en waar deze lopen. Je kunt er geen levensgrote voorbeelden van noemen, maar het gebeurt toch wel vaak dat er iets verandert, terwijl dat vragen oproept. In onze kerken zijn liturgisch grote veranderen gekomen, en van vele daarvan kun je niet het verkeerde duidelijk benoemen. Het worden middelmatige dingen genoemd en dat zijn het ook. Het zijn kleine stapjes, die je niet direct kunt veroordelen. Dat wil je dan ook niet. Maar wat doen twintig kleine stappen? Dan zie je toch dat er afstand ontstaan is. Maar dat zou ook niet erg zijn, maar zoek eens naar het motief voor die veranderingen. In vl gevallen wijst een zekere aanpassing aan de wereldse stijl de weg of vloeit het voort uit onbehagen met de gewone gang van zaken, ja uit onbehagen over de kern van de waarheid, waaraan men zonder meer genoeg zou moeten hebben.
Eindtijd
Veel mensen hebben het gevoel dat de wederkomst van Christus aanstaande is. Er zijn signalen die dit besef oproepen. Tegelijkertijd moeten we bedenken dat de jongste dag aanbreekt als niemand het verwacht. Maar de Heere roept toch ook Zelf op om de tijden te verstaan? Zeker, maar die waakzaamheid geldt voor alle tijden.
Een sterk teken is wel dat weinigen naar deze dag verlangen. Als we menen dat het helemaal verkeerd gaat in de wereld, zou dat verlangen moeten aanzwellen. Maar daar ontbreekt het ons veelal aan. In de kerk wordt sterker gerekend met het sterven, dan met de wederkomst. Dat blijft opmerkelijk. Gods Woord meldt ons dit verschijnsel in de gelijkenis van de tien maagden. Ook de wijzen slapen. Dit verschijnsel heeft stellig te maken met een ingezonken geloofsleven.
Ik noemde al de meerdere signalen die we kunnen opmerken. Ik haal er een uit. U denkt misschien aan de uitbraak van het virus. Deze wereldwijde pandemie moet ons wel aan het nadenken zetten. Niet zozeer deze kwaal, want er zijn altijd vreselijke ziekten geweest. Ik zie deze ongekende dreiging meer als een gevolg van de globalisering. Nu de wereld een dorp is, kan ook een virus ieder land en ieder mens bereiken. De wens naar een volk en een spraak heeft te maken met de eindtijd.
Ik heb nog mensen gekend op het eiland (Flakkee), die nooit de reis naar de overkant hadden gemaakt. Honderd jaar geleden reden er wel treinen, maar op zeer beperkte schaal. Auto’s waren in mijn jeugd het eigendom alleen van de superrijken. Kortom, het gehele verkeersinfarct, zoals wij dat nu kennen, stond in de kinderschoenen. Een huistelefoon hadden slechts weinigen. Ziekten bleven beperkt tot een enkele regio.
Het virus heeft kunnen profiteren van al dat verkeer, beter gezegd: van internationaal bestaande lijnen. De pest bleef in vroegere jaren meer beperkt. Met de containers uit China komt van alles mee. Door middel van internet weten we alles. Mobieltjes bespioneren ons. Men weet alles, de een van de ander.
Deze wereldwijde doorbraak van de grenzen wordt door Gods Woord gezien als een teken van de eindtijd. In Openb. 13 kunt u hierover meer lezen. Zie vers 13. Het gaat daar over de antichrist, die over allen zal heersen. Het is niet vreemd te bedenken dat de EU en ook de massa-immigratie meewerken aan de doorbraak van de grenzen. Ook de grenzen tussen kerk en wereld. De duivel heeft machtige middelen. Denk eens aan Internet. Wij denken aan de vele voordelen, maar de nadelen zijn natuurlijk veel groter. Het kwaad kan zich via al deze kanalen verspreiden. Wie een boek leest als 1984 van George Orwell, gaat dit begrijpen. De antichrist hoeft maar een enkel cijfertje toe te voegen aan ons id. nummer en hij selecteert haarfijn wie christen is en wie niet. De algemene roes van het antichristelijke denken zuivert alle tegenstand uit. Ieder moet het beest aanbidden. Dat beest predikt opstand tegen God en Zijn Woord. Je ziet het gebeuren. Overal doemen de contouren op van een godloze heerschappij. Dat begon in de Franse Revolutie en het werkt door tot de dag van heden. Discussies rond genderperikelen zijn zulke tekenen. Wie niet meegaat daarin, komt alleen te staan. Dat is maar een ding.
De wereldomspannende voortgang van de techniek die kan uitmonden in een algehele ontmenselijking en robotisering is onstuitbaar. Sterker nog, er zijn nu al allerlei helse mogelijkheden die in de laboratoria worden uitgebroed. We beelden ons in dat we geregeerd worden door overheden, maar in feite zijn het de media, die de echte invloeden bewerken. Nieuwsvoorziening en journalistiek zijn heus niet zo onschuldig als men wil doen geloven. Media zoals de NOS zijn niet alleen de spreekbuis van D-66, maar ook van A-666. U voelt toch ook wel dat rond Hilversum en dus ook rond den Haag een antikerkelijke en een antichristelijke geur hangt?
Kortom, de technocratie is een machtig middel in handen van de antichrist. Een zeer helder en klaar teken van de laatste dagen. De Kerk wordt doodgedrukt door de groten en de machtigen. Maar de wereld van de techniek zal ook in het eigen zwaard vallen. Wie doordenkt over cybercriminaliteit, zal vrezen dat de technische misdaad de maatschappij en meer nog de kerk blijvend verlamt.
Als uiting van de vooruitgang, door velen gepredikt, is daar dan het virus. We moeten dit in hoger licht zien. Dat begrijpen we met elkaar wel. Het is Gods vinger. Toch is het de vraag of we het begrijpen. Als Rutte spreekt, zijn allen gekluisterd en gehypnotiseerd. Niet dat hij niet handelen moet. Maar ik dacht wel: als we allen zo goed naar de Heere zouden luisteren als we nu doen naar de overheid, zouden we nabij de oplossing zijn. Gelooft u echt dat de Heere hierin het eerste en het laatste woord heeft? Het devies is: schone handen. De Heere zegt ook: reinigt de handen, gij zondaars. Daar ligt de echte uitweg. Moge de Kerk dit verstaan. Het lijkt zo stil te zijn onder ons in het verstaan van de stem des Heeren en de vinger Gods. Dat zou de Kerk toch moeten weten? Zo roept deze dreiging ons op om te meer de Heere te zoeken. Te luisteren naar Zijn boodschap.
In dit licht krijgt de wederkomst extra kracht, tot waarschuwing en tot vertroosting. Het virus van de zonde moet bestreden worden, dat is de eerste boodschap. De tweede is dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal komen. Waar niemand zal zeggen ik ben ziek, want dat volk zal vergeving der zonde hebben. Daar hebt u de oplossing van werkelijk alle kwalen: de vergeving der zonden.
Door de dood omvangen
Mijn vorige artikel werd geschreven in de dagen toen het coronagebeuren ons in de greep begon te krijgen. Nu we de ernst van de situatie beter in beeld hebben, zijn allerlei kerkelijke problemen plotseling op de achtergrond gekomen.
Belanden we ooit weer in onze kerkelijke moerassen als de crisis afneemt? Nee, er zal toch iets gaan veranderen. Er zijn verschillende scenario’s denkbaar, die zich dan aan ons voordoen.
Als deze crisis geen geestelijke vruchten afwerpt, zullen we als kerken hier alleen maar verder door achteruit gaan. Dan worden we geslagen en hebben geen pijn gevoeld. Zo kan het gaan met ons land. Rampspoed werkt niet zonder meer op God aan. In dat geval zouden we inderdaad weer terugzakken naar het niveau van verval en aanpassing.
Maar dat hopen we niet.
We hopen dat we samen met elkaar de roepstem tot bekering mogen verstaan en opvolgen. Dat zou niet mogen betekenen dat we vanuit deze vitale dreiging al het andere bezien als bijzaken. In de trant van: het gaat er maar om dat we de lessen van het coronagebeuren ter harte nemen; en in vergelijking daarmee is al het andere van veel minder of geen belang. Dat zou toch niet de goede manier van beleven zijn. Ook in crisisdagen blijft de strijd bestaan tussen waarheid en leugen. De gevangenissen zitten vol met vervolgde christenen omdat zij vasthouden an de waarheid van Gods getuigenis.
We zouden de volgende lessen ter harte moeten nemen:
We worden allemaal teruggeroepen tot de wezenlijke beleving van het geloof in de Heere. Dat heeft alles te maken met bekering. Ik betrek dat allereerst op ons zelf. We zijn in de afgelopen maanden druk geweest met allerlei kerkelijke strijdpunten. We meenden ook dat we tekenen van verval moesten signaleren. We hebben willen en moeten waarschuwen tegen heel veel dat ons van God afvoert. Was dat te veel van het goede? Die vraag moeten we ons eerlijk stellen. Dat zal met de Synodeleden niet anders zijn. Hoe zal men nu omgaan met de volle agenda? Weegt alles nu nog even zwaar? Er is ongetwijfeld veel veranderd. Waarom? Omdat we nu bepaald worden bij de basale en fundamentele vragen. Dat is de vraag: Hoe zijt ge rechtvaardig voor God? Dat was voorheen ook wel zo, maar de klem daarvan is nu veel dichterbij gekomen. Omdat de eeuwigheid en het gericht dichtbij zijn. Het kan met u en mij toch zo maar gebeuren, dat de dood komt. Ik ervaar gelukkig om me heen en ook in mijzelf, dat deze vragen dringend op ons afkomen. Zo’n crisis komt ons helemaal niet gelegen. In economisch en medisch opzicht niet, maar ook in geestelijk opzicht niet. Bij mijzelf kwam dat ook als een harde dreun aan. Alles staat op losse schroeven, de vragen van het gericht van God gaan dan opnieuw benauwen, de zeepbel van ons mooie en geruste leventje spat uiteen en er blijft niets van over. Dat wisten we allemaal wel, maar nu komt het vlakbij. Toen het virus alleen in China speelde, gaf het ons wel onrust maar het was ver weg. Zo kan ook de eeuwigheid nog ver weggedacht worden. Dan stellen we ook de dag des doods verre. Dat doen niet alleen jonge mensen. Juist en vooral de ouderen krijgen hier een ernstige aanmaning van Boven. Bereid uw huis!
Laten we dan niet gelijk maar denken dat alles wel goed komt en dat onze fundamenten vastliggen. Nee, we moeten die fundamenten dan eens echt gaan onderzoeken. Is het bloed wel aan de deurpost? Lost u die vraag ook niet zelf op, maar wacht op de duidelijke inspraak van Gods Geest in uw hart. Laat het nood zijn of worden! Bewaar het Pand helpt ons dan ook echt niet. Mijn ambt redt mij ook niet. Ik weet alles, maar hoe beleef ik dat persoonlijk? Alleen het bloed van Christus reinigt van alle zonden. En weet u wat toch ook in zulke dagen sterker speelt dan voorheen? Dat ik en u, dat wij ons leven hebben verzondigd. Niet met grove misdaden, maar wel met een leven waarin de Heere er wel was, maar ook te ver weg. Dan ga ik ook, als het goed is, zien wat we hadden moeten zijn en wat er vaak niet was. Dat zijn geen makkelijke vragen. Dan gaat de vraag leven: Zeg Gij tot mijn ziel: Ik ben uw heil. De Heere is dat en Hij geeft heil en redding, maar het gaat er ook om of de Heere dat tegen ons persoonlijk zegt. Dan zeg ik het niet, maar de Heere zegt het. Dat ontwaken heb ik nodig, en het zal velen met mij ook zo vergaan. Het is duidelijk dat er vanuit ons alleen maar schuld overblijft. Ook als ik mij onderzoek inzake mijn onrust. Is dat nu alleen maar angst, of gaat het om de Heere? En ook dit: Zal ik bereid zijn om eeuwig vervuld te kunnen zijn met God? Zal de hemel mijn echte thuiskomen zijn? De les voor mij persoonlijk is: Wij dwaalden allen als schapen, we keerden ons naar onze eigen weg. En toch geldt dan: De Heere deed ons aller ongerechtigheid op Hem aanlopen!
U begrijpt met mij dat dan de kerkelijke problemen op de tweede plaats komen. Op de eerste plaats komt dan dat ik de nabijheid van de Heere weer opnieuw mag beleven en vandaaruit wordt alles dan toch ook weer anders. Niet zo dus dat het Schriftverstaan naar de marge verhuist, omdat er grotere problemen zijn. Nee, dat Schriftverstaan wordt daardoor juist nog veel belangrijker. Maar mijn gezindheid is anders. Ik ga voorzichtiger met het Woord van God om en tegelijk ook met mijn medemensen. Geen zelfverzekerde houding, maar een ootmoedig staan voor het geloof der eeuwen. Dan hebben we reine handen en zuivere harten.
Het nieuwe normaal?
Hoe vergaat het u en jullie in deze dagen? Nu we enkele weken in deze crisis leven, is het goed eens na te denken over de gevolgen van dit alles. In het algemeen en ook in het kerkelijke leven.
Over de maatschappelijke ontwrichting hoef ik niet uit te wijden. De voorgeschreven afstand kan gaan leiden tot afstandelijkheid. Dat kan het eerst voelbaar worden in de families. We gaan elkaar minder bezoeken, we houden elkaar op afstand en blijven dat zelf ook, we ontmoeten elkaar dus minder. Kunnen we straks nog bij elkaar op bezoek? Er wordt gesproken over mooie initiatieven die ontplooid worden om aan de ander te denken. Maar hoe lang houden we dat vol?
Als ik hierover verder schrijf, verval ik tot inmiddels overbekende clichés.
Ons houdt de toekomst van de kérk meer bezig. U vraagt zich misschien af hoe predikanten het ervaren om voor lege banken te preken. Mijn ervaring is dat ook bij deze manier van voorgaan er toch soms een onzichtbare band wordt gevoeld met de hoorders. Ik heb dat anderen ook horen zeggen. Vreemd is dat toch eigenlijk niet. We geloven toch dat de Heere niet aan tijd of plaats gebonden is? Al geldt het niet van ieder lid, er zijn er toch absoluut die in geestelijke betrokkenheid luisteren. Misschien is er nu bij sommigen meer honger dan voorheen, toen alles nog normaal leek te zijn. En wat is dan normaal?
Het was allemaal zo heel gewoon. De dominee mocht al blij zijn als je in de kerk was. Gemeenten moesten steeds maar weer opgewekt worden om de diensten getrouw te bezoeken. Nu hoor je toch kerkgangers zeggen dat ze de kerkdiensten missen (Psalm 42). Vanwege de prediking, ook vanwege de gemeenschap. Dat is allemaal mooi. Het mooiste is gebleven gelukkig, namelijk dat de engelen wel in de dienst aanwezig zijn.
Toch, bij deze positieve overwegingen, is er ook een andere trend zichtbaar. Dat wordt versterkt door het feit, dat veel diensten ook als video worden uitgezonden. Dat is niet verkeerd. Het is zelfs goed om de gemeente meer te betrekken bij de eigen gemeente en de eigen kerk, met de kansel die zo bekend is. Dat onderhouden van de gemeenschap staat nu juist onder druk; en juist daar ligt ook de zorg.
De video toont sterker dan audio alleen, de tendens om nog meer aandacht te geven aan de persoon van de prediker, met zijn gaven of gebreken. De communicatie staat bij de massa hoog in het vaandel. En dus ligt het gevaar op de loer dat we afstemmen op onze favoriete voorgangers. Daardoor komt het meeleven met de eigen gemeente onder druk te staan. Daar hebt u weer het gevaar van afstandelijkheid, nu ook al binnen de eigen gemeente. Je raakt aan elkaar ontwend, dus ook aan je eigen predikant. En wat nog nieuw en fris lijkt, trekt ons. Voor de predikanten kan het betekenen dat hun communicatie nog meer onder spanning komt te staan.
Als de Heere het niet verhoedt, zal deze crisis heel veel schade aanrichten in de kerken. Als we als kerk niet op onze plaats komen met dit alles, voert het ons alleen maar verder van God en Zijn dienst af. Hoe komt het toch dat er weinigen zijn die de werkelijke nood verstaan? Zal dit alles leiden niet alleen tot afstand tussen de mensen, maar meer nog tot afstand tussen u en de Heere?
In het Noorden lijkt het in veel gemeenten gewoon te zijn, dat er slechts één keer dienst gehouden wordt. Een funeste maatregel! Komt het omdat de tweede dienst toch al niet zo bezocht werd? Het zal dus in onze kerken ook een toenemende gewoonte worden om de stekker voor de tweede dienst er maar gelijk uit te trekken. Wij begrijpen met elkaar dat dit zeer schadelijk is. Kerkverlating wordt erdoor bevorderd.
Onder ons zal dat zo nog niet in versterkte mate toeslaan, maar ook in onze gemeenten zal er een toenemend aantal leden zijn die de dienst verzuimen in het thuis als gezin meeluisteren. Ik kan niet genoeg zeggen: Blijf trouw aan uw gemeente! Blijf trouw aan de Heere en Zijn Woord. Je hoort nu al mensen denken dat het allemaal zo toch ook wel kan?
Als we wel luisteren, ligt het gevaar van het reeds genoemde shopgedrag op de loer. Als u die dominee nu zo graag hoort in die andere gemeente, kunt u toch op een ander moment zijn preek beluisteren?
Ik geef even drie modi waarop de kerk het Woord kan doen horen. Ik begin dan bij het preeklezen. Leest u nog wel eens een preek? Als u dat doet, dan ervaart u dat ook zo het Woord bijzonder krachtig kan zijn. Vooral preken van de oudvaders hebben, althans voor mij, een heel indringende stijl. Je bent dan misschien wel sterker op de inhoud gericht. Er zijn ook nu nog veel gemeenten, waar zondag aan zondag een preek gelezen wordt, al is dat in onze gemeenten zelden zo. Preekvoorzieners beoefenen de sport en soms voorgangers ook, om de agenda vol te krijgen. We noemen dat de levendige verkondiging? Maar zo’n uitdrukking getuigt van een grote vergissing. Als dominee begrijp ik deze neigingen wel, maar ik moet ook tegen mezelf zeggen dat de gemeenten niet op mij of wie ook zitten te wachten.
De audio-opname biedt naar veler overtuiging dus meer dan een leespreek. Mede ook omdat de dominee als persoon meer in beeld komt. Zijn stem is erbij gekomen. We zijn er wel achter, dat een breed uitzenden gevaren in zich bergt. Denk aan de privacy.
Laat staan de videodiensten. Krijgt de persoon niet te veel accent? Het kan niet verkeerd genoemd worden, maar denk eens na over de betekenis van het Woord, als Schrift geworden Woord, als middel tot geloof. Dat is genoeg! Gij hebt het profetische Woord! Heeft het Woord ook u?
Het virus
Velen zullen er bang voor zijn. Kan het ook ons bereiken? Hoeveel spanning bij hen die het virus dragen. Hoezeer blijkt dat wij, mensen, zwak en nietig zijn. Dat is een Bijbelse waarheid.
Ik moet nu speciaal denken aan het cruiseschip, waar het coronavirus ook toesloeg. De passagiers hiervan maken wel extra zware spannende dagen door. Hierover denkend, komen allerlei zaken mij voor de aandacht.
Als we de reclames mogen geloven, is een cruise een bijna paradijselijke belevenis. Zo’n schip is een wereld op zichzelf. Al wat het leven te bieden heeft, ligt er in de etalage. Men spreekt van "genieten” van de vroege morgen tot de late avond. Een wereld van entertainment! Je kunt er zwemmen, drinken, zwelgen in tongstrelende spijzen; kortom, je hoeft je geen moment te vervelen. Ik stel mij voor dat goed en kwaad zich in de heerlijkste kleuren aan ons voordoet. Ja, ook goede en aangename en geoorloofde dingen, waar we van genieten mogen. Maar dan plotseling de onzichtbare vijand: te klein om het te kunnen zien, maar gevaarlijk en dreigend als de dood zelf.
Is dit niet een beeld van het leven van velen? Ronddobberen op de zee van het leven, waar ook veel zichtbare gevaren heersen. Denk maar aan de Titanic, die lek voer op een grote ijsberg. Maar verder zijn er de stormen en de huizenhoge golven, die ons scheepje zo maar op de rotsen kunnen doen stranden. Er zijn de diepe afgronden waar Jona mee te maken kreeg en het zijn de stormen, die de discipelen hebben beangstigd. Maar hier nu zo’n andere en subtiele, maar toch wel machtige dreiging.
De mens van deze tijd wordt, net als op die boot, omringd door een wereld van genot. Hij streeft daar ook naar. Laatst las ik de uitspraak: We amuseren ons kapot. Alles moet leuk zijn. Wie denkt aan de vele festivals, die straks in de zomermaanden weer op stapel staan, of aan de sportwereld, die het nieuws continu beheerst. Er bestaat een wereld waar wij misschien nauwelijks weet van hebben. Lachgas (!) speelt een rol in het verkeer! Het gaat over de sterren van het doek of op de buis, die de idolen zijn van de massa. Genieten, dat is een modewoord geworden.
Ik moet nog wel eens denken aan een andere tijd, toen in onze kringen de dominees van toen in het middelpunt stonden. Het waren eigenlijk ook een heel klein beetje de sterren onder ons, waar over gesproken werd. Dat is hier en daar nog wel zo. Dat was destijds ook niet altijd zo goed en verheffend. In hun plaats hebben we nu al die andere toppers uit de media. Iedereen kent ze; als ze sterven heerst er een nationale rouw. Er is vel veranderd.
Veel mensen leven op zo’n luxe cruise, waar alles schittert en glanst en uitnodigt tot meedoen. Eigenlijk geldt dat ook van ons. Wat heeft het moderne leven ons veel te bieden. We zijn van alle gemakken voorzien en we proberen toch ook, al zijn we reformatorisch, ons deel te krijgen van al dat moois. Maar dat mooie schip kan zo maar door de zwaarste stormen overvallen worden. We zijn ook als mensheid, ieder moment door de dood omvangen. De barometers geven zwaar weer aan en we worden nogal eens opgeschrikte door code oranje of iets dergelijks. Wat is er in de wereld om ons heen en vlakbij veel ondraaglijk lijden en ellende. Er zijn machtige tegenstellingen: de een verdrinkt in het noodweer of slaat overboord, terwijl de ander zich baadt in riante luxe.
En nu dat virus, dat zo maar ineens de economie naar de afgrond jaagt, als alles stil komt te liggen. Een onzichtbare vijand, een geheime moordenaar! Te klein en te onbeduidend om er echt mee te rekenen. En gesteld dat het ook u zou bereiken?
Ik weet nauwelijks wat een virus is. Maar het zit in de lucht en je geeft het makkelijk door aan anderen, zonder dat je het merkt. Zo’n virus lacht om al die laboratoria en ziekenhuizen, die uitgerust zijn met de nauwkeurigste instrumenten. Men kan heel veel. Je kunt ervan versteld staan. Maar we zijn niet boven de afhankelijkheid uitgekomen. De pestilentie wandelt rond, het verderf verwoest op de middag. Wat een roepstemmen! Je zou het virus kunnen vergelijken met de zonden. Er zijn grote en kleine zonden. Zonden kunnen de vorm van bacteriën aannemen; je hebt er geen erg in en je merkt het nauwelijks. Maar je wordt er wel ziek van. Het zijn de zwaarste kwalen waar de mensheid mee worstelt. Het zijn de kleine vossen. De grote zijn slim en sluw, maar de kleintjes hebben weer andere mogelijkheden. Ja, het leven zonder God in de wereld is ingewikkeld. Augustinus heeft de zonden als volgt benoemd: levia, brevia en minuta. Latijnse woorden die betekenen: lichte, kortdurende en kleine (zonden). Vooral in de Rooms- Katholieke theologie heeft men de zonden nauwkeurig willen onderscheiden. De drie bijna onvergeeflijke zonden waren en zijn daar: overspel, hoererij en moord. Daarnaast waren er de vergeeflijke zonden, die lichtgeacht werden. Zulke onderscheidingen zijn niet vruchtbaar.
We moeten ons wachten voor grote en kleine zonden. Maar er is een schuilplaats, waar psalm 91 van spreekt. U bent misschien geen drager van een virus of een bacterie, maar u bent wel drager van de zonde. Bij de Heere echter zijn uitkomsten tegen allerlei nood en dood.
Inmiddels leven we mee met de passagiers. Moge de Heere hen bewaren. Ook al die duizenden, die besmet zijn. Deze schijnbaar kleine vijand kan niet alleen een leven stil leggen, het kan ook de economie verlammen. Het kan de hele mensheid treffen. De Statenvertalers hebben hun werk gedaan toen de pest rondwaarde en hen bedreigde. Dus blijkt: Gods werk gaat door, ook als alles onmogelijk lijkt. De Heere alleen is onze Heelmeester.
Kerk en wereld
Een lezeres vroeg mij of de kerk niet juist nu in deze crisistijden een boodschap had voor de wereld. Moet er niet een krachtig appel uitgaan en een heenwijzen naar de enige redding die er ook in deze dagen is voor alle mensen?
Deze vraag houdt je altijd wel van tijd tot tijd bezig. We worstelen met de vraag hoe we de mens van deze tijd zonder God kunnen bereiken. Het is immers duidelijk dat juist nu die moderne mens in een situatie verkeert, waarin hij weer opnieuw zou kunnen nadenken over de kracht van het Woord van God.
De klacht klonk ook door dat we als kerken zo weinig getuigend zijn.
Ik heb daar ook nu weer over nagedacht. We hebben allen persoonlijk die roeping om onze medemens aan te spreken. Er zijn mensen die dat op een natuurlijke wijze doen. In een simpel gesprek met de buurman. We weten ook dat het niet zo makkelijk is. Je wilt niet belerend en hoogmoedig overkomen. Het is een oefening die telkens weer gedaan moet worden. Dat is dus voor ons allen de eerste plicht. U kent het gedicht: Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven….
Verder wijs ik op het volgende: er worden zeker wel pogingen ondernomen om de wereld te bereiken. U kunt zich herinneren dat ik zelf een open brief ooit schreef aan de minister-president. Ook gepubliceerd in ons blad. Van meer belang vind ik de Nashville verklaring. Zeer nodig en gepast dat we als kerken daarin Gods goede inzettingen hebben aangedragen. U kent het effect. Het goede gevolg is dat er aandacht kwam voor de waarden van het leven, voor huwelijk en gezin, ook voor Gods Woord. Nederland weet nu echt dat er mensen zijn die vanuit Gods Woord denken en dat er een God gediend wordt, Die leven en geluk kan meedelen. Er was moed voor nodig, maar ik geloof dat onze samenleving daardoor breed is bewerkt met het Evangelie, ook al roept dat verzet op. Maar de sfeer is verbeten. Ds. Kort schreef een brief aan het gemeentebestuur, naar ik vernomen heb, vriendelijk en welwillend, maar er volgde een aanklacht.
Het krachtigst klinkt de stem van het Evangelie door in de Tweede Kamer. Hoe belangrijk is het dat daar mannen zijn die zich het Evangelie niet schamen. Niet alleen daar klinkt hun stem, maar via de media bereiken hun woorden ook de massa. Ik ben hen daar dankbaar voor. Het is de stem van de christelijke politiek.
Maar wat doet de Kerk?
Toch meer dan we denken? Ik noem enkele zaken. Elke gemeente bijna heeft wel een website. Mensen doen allerlei pogingen om een getuigenis te geven. Bijvoorbeeld onder de kop: wat wij geloven. Ik heb veel waardering voor dat legertje mensen die inzichten hebben om een goede website op te stellen. Zij werken op de achtergrond en vragen geen aandacht. Laten we hun werk waarderen. Op deze manier geeft de Kerk wel een getuigenis.
Ik weet niet aan welke manier van getuigenis de schrijfster zelf denkt. Via de krant zou het kunnen? Of langs de weg van een demonstratie? Trouwens, ook die manier wordt bewandeld. Denk aan de mars voor het leven. Een heel duidelijke vorm van getuigen voor het echte Leven, dat uit God is.
Vroeger werden straatpredikingen gehouden. Een podium in een straat en er werd een toespraak gehouden. Ik heb het zelf ook nog wel gedaan. We doen dat nu niet meer. Wat wel terecht gedaan wordt is het folderen rond allerlei bijzondere bijeenkomsten en dagen. Dat doet bijna elke gemeente. Dus er gebeurt toch nog wel eens iets.
Maar het voornaamste: zelf een lichtende ster te zijn die schijnt temidden van een krom en verdraaid geslacht. Hoe gaat dat dan in zijn werk?
Moet de Kerk de barricaden op? Ik heb daarover een misschien wel afwijkende mening. De Kerk moet niet opvallend aan de weg timmeren. Er zijn tegenwoordig veel gemeenten die er willen zijn voor de wereld. Dat is een heel goed idee. Het loopt uit op bijvoorbeeld maaltijden, sociaal werk voor de buurt, enz. Dat is op zich wel goed, maar noem het geen gemeente. De echte Bijbelse gemeente heeft daar nauwelijks iets mee te maken. De gemeente is er voor de Naam en de eer des Heeren. Inzake de zaligheid mag men "egoïstisch” denken. Werkt úw zaligheid met vrezen en beven. Als dat mag gebeuren, als we de zaligheid hebben gevonden, gaat dat in de wereld opvallen. In Antiochië werden de mensen voor het eerst christenen genoemd. Dat was heus niet alleen omdat ze naar de kerk gingen. In mijn vorige gemeente Utrecht deed men veel voor de buurt. Een wekelijks spreekuur was er voor mensen met problemen. Dat ging op een natuurlijke manier. Als de kerk aan ging, stonden soms de mensen bij mooi weer op de gaanderij om dat wonderlijke volkje met rokjes en hoedjes te bekijken. Maar in de stad mag dat, daar mag je "anders” zijn. De kerk toen stond in de donkerste wijk van de stad. Het gebeurde dat nonnetjes uit de buurt de kerk bezochten. Of die mevrouw in de rolstoel, waar achterop geschreven stond: Feijenoord kan alles! Maar er ging ook veel mis. Het is niet eenvoudig om mensen met drankproblemen en psychische noden te begeleiden.
Mijn eigen visie: Leef gewoon uw leven, als christen, in de buurt, in de super, op zondag en alle dagen. Praat ook niet te veel, maar leef het voor. Een stad op de berg. Petrus zei: Weest altijd bereid tot verantwoording aan eenieder die rekenschap vraagt van de hoop die in u is. Dus: niet de kerk gaat naar de wereld, maar de wereld komt naar de kerk. Door een christelijk gedrag dat mag opvallen. Dat is de beste manier.
Niettemin val is de schrijfster bij dat de kerk soms weinig heeft te zeggen. Laten we in ieder geval worstelen op gebogen knieën voor de wereld, die in nood is.
Verwarrend
Er zijn de laatste weken veel politieke acties ondernomen tegen het Christelijk gedachtengoed. Ik denk aan de discussies in de Tweede Kamer over het Reformatorisch Onderwijs. In ons buurland Duitsland kwam Ds. Latzel in de problemen.
Wat mij opviel is het feit, dat in beide gevallen de logica volkomen ontbreekt. De Tweede Kamer moest zo nodig een wetsvoorstel aannemen tegen een praktijk, die al in 2017 niet meer voorkwam. Dr. Bisschop heeft dat duidelijk gesteld. Men zou dan verwachten dat men "politiek correct” zou willen optreden, maar daarvan was geen sprake. De Politiek met de CU incluis, blijkt erg onzorgvuldig te handelen als het over christenen gaat. Men zegt enerzijds wel dat men een afwijzende mening mag hebben tegen homoseksualiteit en gendermanie, maar een school mag dat weer niet zeggen. Dat noemen we vechten tegen windmolens. Men moet wel vasthouden aan de vrijheid van meningsuiting, maar die vrijheid zal niet opgaan voor ons Onderwijs. Ook onze premier deed een flinke duit in de zaak.
In Duitsland golden dezelfde overwegingen. Men veroordeelt Latzel om woorden die hij al lang had teruggenomen. Dat zijn kerk werd beklad en zijn auto onklaar werd gemaakt, neemt de moderne rechtspraak voor lief. Ook hier dus meer een actie vanuit de emotie en niet vanuit een beleid dat stoelt op de feiten. Deze ontwikkelingen zijn zorgwekkend. Laten we nu van onze kant vooral niet gaan zeggen dat men niet genoeg zorgvuldig geweest is in onze bewoordingen. Als Latzel helder en strak formuleert en we denken dat hij te ver gaat, moeten we hetzelfde zeggen van Luther en Kohlbrugge, die eveneens harde taal gebruikten. Toon naar deze politiek toch geen zwakheid. We zwakken ons eigen standpunt alleen maar af als we proberen de wereld te begrijpen of als we begrip willen tonen voor deze manoeuvres. Rond de Nashville-verklaring is gebleken dat overheden uiteindelijk geen actie ondernemen. Met Gods hulp zal ook het Ref. Onderwijs er alleen maar bij winnen als we de standpunten volhouden.
Toegeven of begrip hebben voor Jetten en Klaver voert uiteindelijk in het moeras. Ik voorzie een akelig visioen. De politiek gaat straks zich bezighouden met Bijbeluitleg. Men zal zich daarbij beroepen op theologen die immers ook de teksten anders uitleggen. Als de kerk die kant uitdenkt, hebben we tegen deze overheden geen been meer om op te staan. En dat vindt dan zijn oorzaak in kerkelijk verbleking. Begrijpt u? De politiek zal niet spoedig geneigd zijn te zeggen dat de Bijbel geen gezag meer heeft, maar als onze eigen mensen gaan morrelen aan Bijbelteksten, zal de overheid daar maar wat graag een verkeerd gebruik van maken.
Neem het voorbeeld van de huidige discussie over homoseksualiteit. Kerkelijke leidslieden zijn nu al zover dat men geen gezag meer toekent aan teksten zoals Romeinen 1, waar Paulus de homoseksuele leefwijze duidelijk afwijst. Onze eigen Synode heeft meerdere "verklaringen” onder ogen gekregen waarin deze teksten worden omzeild. Dit soort exegese geeft uiteindelijk aan de Tweede Kamer stof om verder te gaan op de weg van de intolerantie.
En zo kom ik vanzelf vanuit de politiek op het terrein van de kerk. Het mag ons niet ontgaan dat er door de digitale Synode besluiten zijn genomen, die een slecht voorteken kunnen bevatten. Als gemeenten zich niet conformeren aan de (overigens goede) besluiten van de GS, moeten de classes daarover met die gemeenten in gesprek gaan. We betreuren dit besluit omdat reeds gebleken is dat geen enkele classis in staat zal zijn tot enigerlei tuchtoefening. Het is te waarderen dat de Synode de besluitvorming uit 2013 handhaaft, maar als men hier niet spreekt van censuur, zal er toch een gedoogde of geaccepteerde vervlakking ontstaan.
Dit stemt te meer tot nadenken, als de besluitvorming over de positie van de vrouw in de kerk dezelfde kant op zou gaan. Ik verwacht wel een goed standpunt, maar dan zonder tucht. Langs deze weg kunnen de afdwalingen toch gestalte aannemen in onze kerken. Het zou toch onvoorstelbaar en onacceptabel zijn, dat men in de Tweede Kamer zich zou kunnen beroepen op bijvoorbeeld onze eigen Synode?
Ik vraag hier ook nog aandacht voor het volgende. Al deze gesprekken en discussies zullen pijn bezorgen aan hen die worstelen met een andere geaardheid. Wij moeten dus steeds weer omzichtig omgaan met woorden. De kerk zou best schuld mogen belijden dat men in het verleden deze nood niet echt heeft beseft. Maar ook deze erkenning lijkt nu door te slaan. Het bestaande taboe kan zich nu gaan verplaatsen naar Bijbelse waarheden. Deze zijn bijna niet meer te vertolken uit vrees voor hen die ermee worstelen. Is het huidige taakgebruik wel helder? Bijvoorbeeld als het gaat om een "veilige” kerk? Een kerk zou zomaar veilig genoemd kunnen moeten worden, als we het woord zonde niet meer in de mond kunnen nemen. Ik vind het zelf al moeilijk om hierover ook nog maar iets te zeggen. Dit is geen goede ontwikkeling.
Ik doel ook op anderen. Namelijk op hen die weliswaar geneigd zijn tot deze gevoelens, maar die op gebogen knieën een voortdurende worsteling kennen om rein te mogen leven. Als de kerk toegeeflijk wordt tegen hen die deze praktijken accepteren, betekent dat direct ook een slag in het gezicht van hen die deze praktische uitoefening biddend nalaten. Ook daar moeten we aandacht voor hebben.
We moeten aandacht hebben voor alle leden die hoe dan ook en op welke manier ook een strijd voeren. Er kunnen bijvoorbeeld ook seksverslaafden zijn, die eveneens een gevecht leveren. Denkt u zelf maar aan andere risicogroepen die ook beschadigingen kunnen oplopen als de kansel ondoordachte woorden laat horen.
Ik hoop dat dit artikel toch ook iets mag bijdragen aan een evenwichtig verstaan van de huidige problemen. Opnieuw vraag ik uw aandacht en gebed voor hen die in kerk en staat in de bressen staan om de muur toe te muren (Ezech. 22:30).
.