Efeze
1:13 290413
In Welken ook
gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer
zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld
geworden met den Heiligen Geest der belofte;
Orde
van dienst:
Ps.
89:1,2
Efeze
1
Ps.
56:5
Ps.
69:1,13
Ps.125:1,2
Ps.
87:1,4
Wij,
gij!
Twee
heel belangrijke woorden. Paulus kan zeggen: wíj zijn een erfdeel geworden
(vers 11; ook gíj zijt verzegeld in Christus. Het zijn woorden die getuigen van
grote zekerheid!
Dat
kunnen we zo maar niet van elke gemeente zeggen. Het werd gezegd in dagen
waarin de leden uit overtuiging vanuit het heidendom tot het geloof in Christus
gekomen waren.
Deze
beide woorden hebben hier betrekking op de Joden (wij) en de heidenen (gij).
Destijds
werd de Kerk geteisterd door een conflict dat te maken had met de verhouding van
de heidenen tot de Joodse gemeente en haar traditie.
In
deze brief aan Efeze tracht de apostel een brug te slaan tussen deze beide
bloedgroepen van de toenmalige Kerk. Ook onze tekst heeft ermee te maken.
Deze
enkele kleine woorden kunnen ook in onze tijd ons heel veel leren. Paulus gunt
het geloof niet alleen aan de Joden, hij is tevens bewogen met de heidenen.
Zoeken ook wij zó de belangen en het heil van mensen, die om ons heen leven?
Kunnen
ouderen in ons midden zo spreken tegen jongeren in de gemeente? Weet u dat u
zelf een erdeel geworden bent? Hebt u vandaar uit ook reeds zicht gekregen op anderen?
Immers, ook nu lopen er heel wat kloven en muren door de gemeente.
Er
zijn mensen zus en er zijn er zo. De één is overal voor, de ander heeft steeds bezwaren. Om nog eens iets te noemen: er zijn mensen
die zeker zijn van hun aandeel in Christus en er zijn er die daarmee worstelen.
Daarnaast kennen we ook de velen die daar helemaal niet echt mee te strijden
hebben.
In
al die verschillen is toch het voornaamste dat we deze twee woorden kunnen
gebruiken: wij, óók gij. Genade maakt gunnend. Laten we deze les van de apostel
ter harte nemen. De Farizeeër zag het heel anders, toen hij de tollenaar zag
staan. Temidden dus van allerlei onderscheid is het voornaamste dat we deze
twee persoonlijke voornaamwoorden kunnen gebruiken. Volgens Luther zit het
geloof in dat soort woorden.
Omdat
de praktijk in onze dagen vaak zo heel anders is, willen we luisteren naar deze
tekst.
De
verzegeling met de Heilige Geest
De
Geest en de prediking
Het
zegel van de Heilige Geest heeft alles te maken met zekerheid. Het woord
"verzegelen” komt in de Bijbel in verschillende betekenissen voor. Een
Goddelijk zegel kan aanduiding zijn van de uitverkiezing (2 Tim.2:19). Een
zegel op iets kan ook betekenen dat een voorwerp of een persoon deelt in
iemands bijzondere zorg en liefde; het ziet dan op garanties voor bescherming
en bewaring.
Het
letterlijke gebruik is u misschien nog wel bekend van vroeger dagen: een
rekening, die betaald was, werd een zegel opgedrukt; het garandeerde dat het
bedrag voldaan was. Of een zegel gaf de echtheid van een certificaat aan; dat
is dan niet zo maar een stuk papier, maar het is extra onder de hoede van de
waarheid gesteld. Enkele dagen geleden werd de acte van abdicatie en ook die
van de troonsbestijging van de koning verzegeld. Dit werd gedaan om het
koningschap te onderbouwen en te garanderen.
We
hebben in alle tijden behoefte aan garanties. Wie bewijst me dat een duizend
euro biljet echt is? Voordat het op de bank wordt geaccepteerd, screent men het
eerst.
Hoe
kan een waar christen weten dat zijn
geloof echt is? Waar grondt u uw verwachgting op voor de eeuwigheid?
Dat
zijn toch belangrijke vragen.
Het
is tenminste wel de moeite waard om u zulke vragen persoonlijk te stellen. Is
uw geestelijk kapitaal echt? Want het woord "geloof” kan mensen er soms toe
brengen om maar gemakshalve aan te nemen dat het wel goed zit.
Het
kan ook zijn dat we een levende verwachting hebben ontvangen en dat we iets van
de heerlijkheid van Christus hebben gezien. Maar hoe dikwijls komt dan de
twijfel niet opzetten, vooral op een donkere dag of een zwak moment. De vraag
zal een leven lang telkens weer kunnen terugkomen: Is mijn hoop gegrond? Is het
bloed aan de post van de deur aangebracht?
Er
zijn geen gewichtiger vragen dan deze!
Hoe
lossen we dat op? De één wijst op zijn doop; de doop is immers ook een teken en
zegel. Of een ander zegt: het staat in de Bijbel dat God genadig is. Er zullen
er ook zijn die antwoorden op zo’n vraag: ik voel in mijn hart dat het waar is.
In
onze tekst gaat het om een ander zegel.
De
Heilige Geest is het zegel, dat vastheid biedt aan het hart. Want er staat niet
dat ze dóór de Geest verzegeld zijn, maar dat ze mèt de Geest verzegeld zijn.
De
Geest verzegelt ook wel door middel van de sacramenten of het Woord, maar de
zin van deze tekst ligt dieper. Als de Geest Zelf woont in het hart, dan is dat
hét middel tegen alle twijfel. Hier spreekt een diep en intiem geloof. Zo mocht
David zeggen: de Heere ís mijn Psalm; de Heere geeft psalmen in de nacht, maar
het beste is het als Hij Zélf onze psalm is.
De
vraag is dan: Hoe krijgen we persoonlijk deel aan de bediening Van de Heilige
Geest? Laten we voor die vraag eens gaan informeren bij de Efeziërs. Hoe ging
dat bij hen?
Komt
Gods Geest zo maar als een donderslag bij heldere hemel uit de lucht vallen?
Hoe ging dat op de Pinksterdag?
We
zien dan dat er een weg naar de uitstorting van de Geest leidde; de discipelen
verwachtten de Geest op grond van het woord van Christus en zij deden dat
biddend. Dat zien we hier in de tekst ook.
Er
zijn twee zaken, die alles te maken hebben met de inwoning van de Heilige
Geest; dat zijn het Woord en het geloof. Deze worden in deze tekst genoemd.
Eerst
het Woord.
Hiermee
wordt bedoeld het gepredikte Woord, want er staat dat zij het Woord gehoord
hebben: "nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer
zaligheid gehoord hebt”.
In
deze paar woorden komt de kracht van het Woord en de betekenis van de prediking
heel helder naar voren. Wat heeft de Heere ons in Zijn Woord veel gegeven.
Daarin heeft Hij immers zwart op wit Zijn beloften afgegeven. U kunt iets
zeggen tegen iemand, iets beloven bijvoorbeeld, maar als u het opschrijft, bent
u het echt kwijt. Dan kunt u niet meer terug. Het Woord van God is op zich al
rijk en sterk. Maar er is meer.
Het
gaat hier dan ook om het gepredikte Woord. Hier wordt een pleidooi gevoerd voor
de prediking in de kerk. Er zijn mensen die thuis kerk houden of in het bos en in
de natuur. Maar daar spreekt Paulus hier niet over. Is een preek dan meer dan
de Bijbel zelf? Waarom zou je eigenlijk naar de kerk gaan? Daarvoor zijn veel
redenen te noemen.
Bijvoorbeeld
deze: In de prediking spreekt de Heere met gezag. Gods Woord heeft ook thuis
wel gezag, maar in de preek komt de voorganger namens God tot u, op dat moment
en met die speciale tekst. De Kerk heeft een functie in de uitlegging en de
toepassing van Gods Woord. Dat hebben velen de eeuwen door zo ervaren. In de
prediking wordt het Woord op zijn juiste plaats gezet. De Heere spreekt bewust
en gericht op dat moment tot u.
Want
het is nog niet zo eenvoudig om een juist zicht te hebben op de plaats van de
Heilige Schrift in ons leven. De één leest er alleen beloften in, een ander
loopt vast met de bedreigingen en de eisen van Gods Woord; we kunnen in
verwarring raken als we de Bijbel lezen of horen. De rechte prediking maakt
deze dingen duidelijk.
Denk
hier maar aan de geschiedenis van de kamerling. Hij had de rol van Jesaja op
schoot en hij kon het wel lezen. Maar hij had een uitlegger nodig. Daarvoor
moest Filippus helemaal uit Samaria naar hem toe komen.
Als
u geen behoefte hebt aan de prediking, is dat geen teken van geestelijke
honger. Het is zelfs geen teken van geestelijk leven. Wat had u graag in de
Nieuwe Kerk willen zitten tijdens de inhuldiging van onze koning. Is het dan
niet ernstig als u bij het woord van de Koning der koningen uw plaats makkelijk
leeg zou laten?
Paulus
vestigt niet alleen de aandacht op de prediking. Hij typeert ook verder dat
Woord naar zijn inhoud. Hij geeft immers enkele duidelijke typeringen van het
Woord. Het is het Woord der waarheid en
het is het Evangelie uwer zaligheid.
Het
Woord der waarheid.
Dat
betekent meer dan dat de Bijbel waar is. Het woord "waarheid” wil hier zeggen
dat de beloften van het Oude Testament en de ceremonieën nu in Christus vervuld
zijn. We kunnen er staat op maken.
In
het OT werden dagelijks veel offers gebracht. Deze gaven aan dat onze zonden
roepen om bloed, om ons bloed of om ander bloed. Deze spraken van de diepe
gruwel van de zonde. Gods toorn openbaart zich daarover van de hemel. De
offeranden wilden op die manier het besef van de ernst van de zonde en de
schuld van ons, mensen, onderstrepen. Maar zij gaven tegelijk ook aan dat niet
wij, maar lammeren en andere dieren in onze plaats werden gesteld. Zij moesten sterven.
Daardoor werden de zonden zinnebeeldig verzoend voor Gods aangezicht.
Toch
konden deze offers geen echte oplossing bieden. Het is onmogelijk dat het bloed
van stieren of bokken de zonde wegneemt. Christus, het Lam Gods, is nu de ware
en de echte vervulling van deze symboliek. Hij heeft de toorn van Gods tegen de
zonde gedragen. Hij is die Ander, Die de zonden der wereld wegdraagt. In Zijn
kruisverdienste vinden we de ware verzoening. Daarom noemt Paulus het Woord:
het Woord der waarheid.
Het
gaat er bij deze benaming natuurlijk wel om of dat nu ook voor u echt waarheid
geworden is? Hebt u de kracht van het bloed gezien en hebt u de prediking daarvan
verstaan? Of ziet u het als niet veel meer dan ceremonieën of rituelen? De
Efeziërs hebben dat Woord der waarheid gehoord. Niet zo maar gehoord, zoals wij
soms in de kerk zitten, terwijl de boodschap over ons heengaat. Het leidde bij
hen tot een aanvaarding van dat Woord. Tot geloof en verzegeling.
Tegenover
de schaduwen staan nu de feiten van het Nieuwe Verbond. Het Woord is waar. Het
is geen fabel of een mythe. Dat accent heb je wel nodig in deze tijd. In je
studie kom je misschien wel heel andere geluiden tegen. Hooguit wil men de
Bijbel nog zien als een bron van inspiratie. Naast de Bijbel is er nog veel
meer waarheid in allerlei stromingen. De Bijbel is slechts een stukje van de
waarheid.
Tegenover
die geluiden hebben we dit woord van Paulus nodig. Je bent toch op zoek naar de
volle waarheid? Niet naar symboliek alleen? Je moet de waarheid vinden over
deze wereld, over het eigen leven, over het echte geluk, over de toekomst van
dood en leven….. Wat zijn er veel vragen. Neem biddend kennis van dit Woord.
Van deze waarheid. Deze waarheid staat tegenover een goed gevoel of een
innerlijke gerustheid die niet stoelt op waarheid. Het Woord der waarheid wijst
feitelijk heen naar Hem Die gezegd heeft: "Ik ben de Waarheid”. Alles hangt van
Hem af. Deze Waarheid is een levende Persoon. In en door Hem wordt elke tekst
waar.
Er
is nog een aanduiding die betrekking heeft op het Woord. Het is nader te bezien
als het Evangelie uwer zaligheid.
Dat
is een heel rijke benoeming. Zo persoonlijk hebben de Efeziërs het ook opgevat.
Hoort u dat in de preek? Voelt u dan dat het om úw zaligheid gaat? Bent u er op
uit om daarover meer te weten te komen?
Ja
maar, als er nu zoveel ellende wordt gepreekt, dat ik het niet meer aan kan,
dan kan ik daar alleen maar wegvluchten. Toch is ook zo’n boodschap een bericht
over uw zaligheid. Het doel van dat Woord is toch ook om u te drijven in de
armen van de Zaligmaker. Dat hebt u er toch wel in gehoord?
U
komt in de kerk om de beloften te horen en Christus te zien in de Schrift? U
bent gekomen voor het Evangelie? Nu, dat woord staat hier ook. Goede tijding,
blijde boodschap. Dat woord heeft een bepaalde achtergrond. Het betekent
letterlijk de tijding die een bode brengt aan de wachtende stad dat de legers
gewonnen hebben. Dat gaf vreugde. De mensen hadden lang in spanning gezeten.
Zullen we onze mannen ooit weerzien? Als die boodschap dan eindelijk gebracht
kon worden, noemden de Grieken dat een evangelie. Als u echt zo in de kerk zit
onder de preek, zal deze van a tot z een goede boodschap voor u zijn.
Deze
lijn wordt nog versterkt door een volgend woord, namelijk "zaligheid”. Dit
woord wordt ook wel vertaald met "redding”. Daarin vinden we dezelfde gedachte
terug. Ook redding spreekt over nood en gevaar. Het staat er bijna dubbel: de
woorden "evangelie” en "zaligheid” versterken elkaar.
Hoe
kan Paulus dat zo zeggen?
Inderdaad
gaat het op alle bladzijden om redding en verlossing, maar er staan ook heel
andere gedeelten in de Bijbel. Het gaat niet alleen om de hemel, maar ook om de
hel. U weet dat het Evangelie niet aleen een middel ten leven is, maar ook ten
dode. Mozes sprak van zegen en vloek, van leven en dood. Gods Woord is niet
alleen een balsem en een medicijn, maar het is ook een zwaard en een pijlkoker.
Wet en Evangelie. Christus is niet alleen de Hoeksteen, maar Hij is ook een
steen des aanstoots. We mogen er niet alleen de mooie verhalen en de beloften
uit halen om het andere wat ons niet ligt, maar te laten voor wat het is. Neem
het Woord van God eerlijk. Luister naar de volle waarheid, ook naar datgene wat
u niet ligt.
Er
zullen er onder u zijn, die geen evangelie horen in de Schrift. U treft telkens
weer zoveel aan dat u veroordeelt. Het kan grote verslagenheid bewerken als er
staat dat ieder vervloekt is die niet blijft in alles wat geschreven staat in
de wet. Gods Woord veroordeelt u zeker ook. U komt soms verslagen de kerk uit,
met de vraag: "Wie kan dan zalig worden”? U weet ook wel van veel beloften,
maar zijn die voor u wel bestemd?
Maar
u moet dan toch nog eens denken aan de betekenis van die beide woorden:
Evangelie en zaligheid. Deze spreken juist van mensen die in grote nood zijn.
Redding hebben diegenen nodig, die gebonden zijn in banden van de dood en die de
strikken van de duivel niet kunnen ontlopen. Het Evangelie der zaligheid weet
van de klacht van Paulus dat hij vleselijk verkocht is onder de zonde. Het
bloeit op in de diepten van ellenden, waarin verslagen zondaars moedeloos
terneer liggen, zonder hoop en zonder een levende verwachting. Dus komen deze
heerlijke woorden ook naar u toe. Zij willen in uw hart de verwachting van een
blijde boodschap en een gewillige Zaligmaker opwekken. Zijn Naam betekent
immers Redder. Neem op gezag van de apostel en van Christus Zelf aan, dat de Bijbel is:
het Evangelie der zaligheid.
Het
komt nóg dichterbij. Want het is het Evangelie úwer zaligheid. Het ging de
Efeziërs aan en niet een ander. Er kwam ooit iemand in de kerk, maar hij hield
het niet vol. Hij bleef weg, omdat, zoals hij zei "die man het altijd over hem
had”. Wel, die dominee preekte wel goed. Maar dat wegblijven was niet goed.
Beter verging het die velen die met vreugde mochten ervaren dat hun naam en hun
omstandigheden in de preken werden genoemd. In een goede preek horen we onze
naam noemen. Gelukkig de voorgangers die zo op de man af, de gemeente mogen
benaderen. Dat kan zowel beschamend en ontdekkend zijn alsook verlossend en
bevrijdend.
Als
ik het nu alleen zou hebben over het Evangelie der zaligheid, missen we een
dimensie die er wel in moet doorklinken. Dat ligt in het woordje "uwer”.
We
vinden het lang niet altijd prettig als de preek te persoonlijk wordt. Preken
over de zonde vinden we niet zo erg, maar preken over úw en míjn zonde? We
zeven zulke passages al snel en behendig uit. We zien hier weer de kracht van
de bezittelijke voornaamwoorden.
Als
Gods Geest in de prediking aanwezig is en daardoor werkt, wordt de Bijbel echt
voor ons het Evangelie van onze zaligheid. Is dat niet een buitengewone boodschap
voor u? U staat voor de tweesprong: de ene weg voert u naar de redding, de
andere weg is een doolhof van duisternis, waar u nooit uit kunt komen.
Of
denkt u dat de prediking klaarblijkelijk voor Efeze het Evangelie van hun
zaligheid was, omdat de uitkomst dat bewees? Zij kwamen immers tot geloof? We
zouden dat kunnen denken. Toch kunnen we dit tegen elke hoorder zeggen. De
Bijbel is voor jou het Evangelie van jouw zaligheid! In de belofte. Met nadruk
en met klem. Dat moet ook te horen zijn. In Antiochië zei Paulus tegen de
Joden, die nog niet tot geloof gekomen waren: "Tot u is het woord dezer
zaligheid gezonden” (Hand. 13:26). Even
later leest u in vers 48: "er geloofden er zovelen als er geordineerd waren ten
eeuwigen leven”. De gedachte van de verkiezing doet niets af van de welmenende
aanbieding van Gods genade aan allen.
De
Heere bedoelt ook u. Denk nog eens aan die twee kleine, maar belangrijke
woorden van het begin: wij, ook gíj!
De
Geest en het geloof
Gods
Geest verzegelt door middel van de prediking. Maar dat gebeurt alleen als op
het horen ook het geloven volgt. Daarover spreekt de tekst ook: "in Welken gij
ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der
belofte”.
In
onze vertaling vinden we de voorstelling dat de Efeziërs eerst tot geloof
kwamen en dat daarna het zegel van Gods Geest op hen kwam. Dan doet zich wel
een vraag voor of deze verzegeling een aparte gave is na het geloof?
We
krijgen dan deze voorstelling: er zijn gelovigen die wel echt geloven, maar die
deze verzegeling missen en er zijn er die bovenop het geloof ook nog het zegel
van de Geest ontvangen. We kunnen het ook zo zeggen: er zijn christenen die wel
geloof oefenen, maar zij leven in bekommering, terwijl anderen verzekerde
christenen zijn; kan de tekst dat bedoelen? Nog een stap verder en dan wordt de
indruk gewekt dat het geloof vrijwel elke zekerheid mist.
De
praktijk van het geestelijke leven maakt aantoonbaar duidelijk dat deze
tweeërlei vorm van het genadeleven zich voordoet. Er zijn er die doorgaans in
twijfel verkeren en er zijn er die verder hebben mogen zien, namelijk die vaste
grond onder de voeten hebben gekregen, door de bediening van de Heilige Geest.
U
komt deze gedachte niet alleen tegen in preken; het komt in een moderne jas ook
naar u toe vanuit de charismatische beweging. Deze beklemtoont heel sterk, dat het echte geloof boven de
twijfel is uitgekomen. Dat zou te maken hebben met een bijzondere gave van en vervulling
met Gods Geest. Christenen die tobben over hun zaligheid, missen feitelijk de
Geest nog in hun leven. Het komt pas echt goed als we na het geloof de
bijzondere beleving meemaken van de komst van Gods Geest in het hart.
Voor
die gedachte geeft deze tekst geen grond. Maar de vertaling zou daartoe
aanleiding kunnen geven?
In
de kanttekeningen kunnen we als andere vertaalmogelijkheid lezen: "of, áls gij
geloofd hebt. Want deze verzegeling des Geestes geschiedt door het geloof, en
op het geloof” (Gal 3:2). De officiële vertaling "nadat” is niet onmogelijk. Maar het woord
"nadat” kan het genoemde misverstand
oproepen. Eerst zou dan het geloof komen en dat is het deel van de meeste
gelovigen; enkelen echter krijgen daar een bijzondere vervulling met Gods Geest
bij. Er wordt wel gesproken van een eerste en een tweede werking (second
blessing) van Gods Geest.
Dat
er verschil bestaat tussen hen die de zekerheid missen en hen die meer gefundeerd
zijn in Christus, is duidelijk. Maar gaat het dan om een tweevoudige gave uit
de hemel?
Nee,
elke vorm van geloof, ook het kleinste, is al vrucht van de Geest. En alle
geloof heeft in zich de zekerheid. Zonder Gods Geest komt niemand tot geloof.
Het geloof is een gave Gods. Daarom is er meer te zeggen voor de andere
weergave; niet "nadat”, maar "toen”, of terwijl. Want de bedoelde verzegeling
vindt plaats door middel van het geloof.
Dat
roept dan wel de vraag op, of iedere gelovige deelt in deze verzegeling. Ieder
kind van God staat toch niet op de hoogte van de verzekering?
Hoe
is dat bij u? Het voornaamste is dat u tot geloof gekomen bent. Is dat in ons
leven gebeurd? Ik bedoel niet een geloof dat vrucht is van menselijke actie.
Zo, in de geest van: God eist geloof, dus geloof ik; en dan zit ik toch wel
goed? Zo niet. Het gaat om geloof, dat een geschonken weldaad is. Dat betekent
dat er een tijd in uw leven is geweest dat u niet alleen niet geloofde, maar
ook dat u niet kón geloven. In die situatie heeft toen de Geest u doen geloven;
en toen kon u niet meer nìet geloven. Hier hangt alles van af.
Welnu,
als u iets van dat geschonken geloof hebt mogen leren, heeft dat dan in uw
leven geleid tot zekerheid? Misschien vraagt u mij dan wel verwonderd of dat
dan moet. Er zijn namelijk heel veel christenen die kunnen leven met een voortdurende
twijfel. Gegronde hoop en verwachting is slechts een moment van korte duur. Berhardus
van Clairveaux zei al: uren die kort duren (rara hora, brevis mora). De
doorgaande lijn is de chronische twijfel.
Toch,
als deze twijfel oprecht is, zult u wel graag de weg naar de zekerheid willen
weten. Als het goed is, kunt u niet rusten buiten de zekerheid van uw aandeel
in Christus. Daar mankeert het u aan, als u jarenlang voortleeft op de weg van
onzekerheid. U kunt nog wel rust vinden in uw eigen vroomheid, in uw ernst of
uw goede momenten, uw beleving en uw gestalten. Deze houden u van Christus af,
ze maken voor uw besef het zegel van de Geest overbodig. Besef dat er buiten
Christus en buiten deze Geestesbediening geen leven mogelijk is. U hebt die
zekerheid wel nodig. Niet alleen en niet allereerst op uw sterfbed. Zeker, ook
dan. Maar nu is deze ook onmisbaar.
De
Heilige Geest verzegelt door middel van het geloof.
Elk
geloof heeft iets van het zegel in zich. De kleinste en de grootste gelovige
heeft in min of meerdere mate het zegel van Gods Geest, heeft iets van
zekerheid.
Als
u iets van het geloof in Christus mag kennen, hebt u daarom weet van zekerheid.
Daar werkt Gods Geest op aan. Als deze vastheid er nooit is, mist u het geloof
in Christus. Gods kinderen hebben wel te strijden tegen allerlei twijfels en
vragen. We vinden daarvan in Gods Woord duidelijke voorbeelden. In psalm 42
worden allerlei vragen gesteld. Waar is God? Waarom, Heere, vergeet Gij mij? In
zulke vragen kunnen Gods kinderen zich herkennen.
Het
gaat hier om het juiste zicht op het geloof.
In
de kleinste gelovige is iets van het verzekerde geloof. Als de wedergeboorte
aanvangt, is er terstond het geloof. En dat geloof, ook het kleinste en het
zwakste, is vrucht van de Geest van God.
Het
wezen van het geloof bestaat niet in twijfel. Chronisch gemis moet mij tot de
vraag brengen of ik wel echt deel heb aan Christus. Zoek de fundamenten om
daarop te bouwen.
Misschien
is uw toestand zo zorgelijk, omdat u hoopt dat er ooit iets bijzonders in uw
leven zal gebeuren, zodat u voortaan en voor altijd zeker kunt zijn van uw
eeuwige toekomst. Het zou u bevrijden, als u dat bijzondere zegel, de
onwankelbare vastheid zou mogen ontvangen door de krachtige overkomst van Gods
Geest in uw hart. Zo, dat Hij niet alleen in u woont, maar u ook geheel
beheerst. Dit leest men soms in deze tekst.
Diep
in ons hart hopen we daar op. Maar besef dan te meer dat het niet gaat om de
wijze waarop Gods Geest in u werkt; het gaat erom dàt Hij in u werkt. Zoek dit
alles in het geloof. En hoopt dan volkomen op de genade die u toegebracht ìs. En
veracht dan ook niet de dag der kleine dingen. Bedenk ook dat u niet lijdelijk
kunt wachten totdat er grote dingen in uw leven gebeuren. Het zien op Jezus is de
grote zaak. Zekerheid rust niet op een verzekering die eens en voor altijd
verkregen wordt, maar elke vorm van geloof is een vorm van vastheid en
bevestigt de hoop.
We
kunnen het ook anders zeggen: vastheid is er alleen door het geloof en niet
door enige andere grond.
U
moet en mag wel streven naar het volkomene en het volmaakte. Daarover spreekt
Paulus op andere plaatsen heel duidelijk. Ook Petrus heeft dat doel voor ogen
als hij zegt dat we roeping en verkiezing moeten vastmaken. Maar dat betekent
niet dat u dan geen arme zondaar meer bent. Als de verzegeling door de Geest
een heel bijzondere beleving op een zeker bepaald moment zou zijn, zouden we
daar waarschijnlijk op gaan rusten. De tekst bedoelt te zeggen dat we niet
moeten rusten op de beleving van het geloof, maar op Christus Zelf, Die het
voorwerp is van het geloof.
Hiermee
verbonden is dan de waarschuwing voor een geloof, dat boven elke strijd en
twijfel is uitgegroeid. U zult nooit een hoogte bereiken, waarop de zonde geen
rol meer speelt in uw leven. Bestrijding en aanvechting blijven het deel van
Gods kinderen. Deze bestrijdingen zijn juist kenmerkend voor het ware geloof.
Het geloof bestaat in een zeker weten,
de gelovige daarentegen kent de twijfel en beleeft het gemis. Het kan door Gods
kinderen verschillend beleefd worden, maar zij weten allen van een vaste grond,
buiten henzelf.
Maar,
als vastgesteld is, dat de Heilige Geest zekerheid verleent door Zijn werking
van het geloof in het hart, moeten we wel benadrukken dat er in Zijn werkingen ook
een opklimming is tot meer vastheid. Mensen kunnen delen in de werkingen van de
Geest, er is ook een vervulling met Gods Geest. Paulus noemt het geloof en de
verzegeling ook apart. Gods Geest kan ook overweldigend en ontwijfelbaar het
hart bezetten, zodat Zijn Persoon en Zijn werk doordringt tot in de verste
uithoeken van de ziel.
De
verzegeling mét de Geest sluit niet uit dat er ook is een verzegeling dóór Gods
Geest. Ik noem nog eens het verschil tussen hen die dagelijks te worstelen
hebben met veel twijfel, terwijl er ook zijn die wapenen tegen de twijfel
hebben gevonden. Deze gedachte kunnen we ook in Gods Woord tegenkomen. Er is in
de verzegeling sprake van trap en mate.
De
werkingen van Gods Geest en de gestalten van het geloof bieden veel variatie.
Gods Geest leidt in alle waarheid. Er zijn er die in sterke mate overtuigd
worden van hun zonde. In die overtuiging is weer veel onderscheid op te merken.
Hij overtuigt van dadelijke zonden, maar Hij toont ook onze verdorven natuur,
die telkens weer de kop op steekt. Vooral ook komt daarbij het Godonterende
karakter van het ongeloof aan de orde.
Tot
het verzegelende werk van Gods Geest behoort dan juist ook en vooral het
verheerlijken van Christus in het hart. Hij toont niet alleen de rijkdom die er
in Hem te vinden is, maar Hij neemt gaven uit de volheid van Christus en deelt
deze uit. Hij geeft niet alleen onderwijs over de Persoon van Christus; ook dat
doet Hij en dat is heel belangrijk. Maar Hij openbaart ook aan het hart de
menigerleid genade, die er te vinden is in het lijden en sterven van Christus.
Hij verzekert en verzegelt hen als Hij
het volbrachte werk van Gods Zoon hen voorstelt en toeëigent. Dat geeft
zekerheid als we zeggen kunnen dat het bloed van Christus ook u en mij reinigt
van de zonde. En zo is er meer, oneindig veel meer. De Heere Jezus is ook
opgestaan en ten hemel gevaren en daarin ligt de blijvende troost van de Kerk
verankerd. Hij bidt in de hemel voor Zijn volk. Zo leert de Geest uit Zijn
volheid te ontvangen genade voor genade. Gods Geest verzegelt ook dan als
zondaren boven hun gevoel worden uitgetild en leren leven bij de vastheid van
Gods beloften.
Zekerheid heeft ook te maken met een wandel tot Gods eer. Hij is immers ook de Geest der heiligmaking. Een heilige wandel heeft alles te maken met innerlijke vastheid. Om deze Geesteswerkingen te leren, hebben we een levenslange weg nodig en komen we nooit uitgeleerd.
Het
gebeurt ook dat de Geest spreekt tot het hart. Dezelfde apostel Paulus heeft
ook de bekende woorden geschreven: "Die Geest getuigt met onze geest dat wij
kinderen Gods zijn” (Rom. 8:16).
Hoe
spreekt en getuigt de Geest in de harten van de Zijnen? Daartoe hebben we weer
onmisbaar het Woord nodig. Het gehele Woord is bedoeld voor ons, mensen. Maar
al heb ik nog zoveel Bijbels in huis en allerlei teksten aan de muur, u voelt
zelf wel dat dit alles nog geen bewijzen zijn van uw redding.
Er
was eens een oprecht zoekende christen, die vaak zei dat de Heere nog nooit tot
zijn ziel gesproken had. Hij zag dat wel verkeerd, want natuurlijk spreekt de
Heere in een zeker opzicht elke zondag tot ons. Hij zocht dat spreken in een
buitengewone en krachtdadige belevenis. Op die manier staan we onszelf in de
weg. Het Woord heeft de Geest nodig en de Geest spreekt niet zonder het Woord.
Dat kan bij wijze van spreken een geruis van de stilte zijn, maar het kan zich
ook openbaren in storm en onweer.
We
stellen tenslotte de vraag: Wat zegt deze tekst nog meer over het verzegeld
worden met de Heilige Geest? Daar hebben we nog niet alles van belicht. Nu dus
nog aandacht voor
De
Geest en het zegel
De
Geest verleent het zegel, Hij Zelf is het zegel. Waarom is dit nu het speciale
werk van Gods Geest?
Dat
komt in het teksthoofdstuk duidelijk naar voren. Het gaat daar allereerst om
het werk van God de Vader en ook om het werk van God de Zoon. Van de Vader
lezen we: "Gezegend zij de God en Vader van
onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke
zegening in den hemel in Christus.
Gelijk
Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij
zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde”.
Het
gaat hier duidelijk om het wonder van de verkiezing; deze is met name een werk
van God de Vader.
Het
werk van Christus komt uit in hetgeen we lezen in vers 7: "In Welken wij hebben
de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar den
rijkdom Zijner genade”.
De
Heilige Geest nu bevestigt en waarmerkt in het hart de verkiezing des Vaders en
de verlossing door Christus’ bloed in de gelovigen.
Wat
wij gewoonlijk de toepassing of de toeëigening noemen, wordt hier in de tekst
genoemd: verzegeling. De derde Persoon in het Goddelijke Wezen heeft als
kenmerk van Zijn bediening deze verzegeling.
God
de Vader heeft verkoren.
Dat
is in het voorafgaande verklaard. Zonder de Heilige Geest kunnen wij daarvan
alleen maar een scheve en verkeerde voorstelling hebben. Dat blijkt telkens
weer. Maar als de Heilige Geest daarover Zijn licht laat schijnen, gaan we het
verstaan. Dan wordt het aan ons hart door het geloof geopenbaard. Zolang deze
verkiezing een waarheid buiten ons is, hebben we er geen juist beeld van. We
gaan er verkeerd mee om, we wenden ons ervan af, zoals dat met velen zo gegaan
is. Maar als de adem van de Geest erover gegaan is, leren we de kern van de
verkiezing zien. Dan leren we het bewonderen en aanbidden.
In
verband met de verzegeling van de Geest noemt onze tekst speciaal het werk van Christus.
Er
staat tweemaal in de tekst: in Wie…. Hiermee bedoelt de apostel Christus, in en
door Wie de heidenen ook een erfdeel geworden zijn. De Kanttekenaren voegen
toe: "in Welke ook gij….zijt”. Er
zijn er ook die hier een andere aanvulling geven, namelijk: in Welke ook gij ……
verzegeld zijt. Dan wordt de zaak van de verzegeling naar voren gehaald.
In
Welke ook gij zijt.
Acht
keer spreekt de apostel in de eerste pericoop op deze wijze ("in Christus”) over
de betekenis van de Heere Jezus. In onze tekst staat het zelfs twee maal. Dit
geeft het grote belang van Christus aan.
Paulus
wil hiermee zeggen dat er buiten en zonder Jezus Christus geen enkele schaduw
van redding verkregen kan worden. Alles ligt in Hem en in Zijn verdienste. Daarom
moeten we dit accent ook zwaar en duidelijk plaatsen. Buiten Jezus is geen
leven, maar een eeuwig zielsverderf. De Geest werpt licht over de verlossing
door Christus’ bloed; welk een vastheid als u hebt leren roemen in de vergeving
der zonden, "naar den rijkdom Zijner genade”. Hier wordt de toepassing door de
Geest gekoppeld aan het werk van de Vader en de Zoon.
De
heidenen en met hen wij allen, worden door de Apostel getypeerd als
misdadigers. Misdadigers worden doorgaans opgesloten in de gevangnenis. Zo
zitten wij allen van nature in de gevangenis van de duivel. Hij bindt en
knevelt ons naar zijn begeerte. Het lot van zulke mensen is betreurenswaardig
en ellendig. Tegenwoordig kunnen we deze gevangenschap ook verslaving of
slavernij noemen,want dan begrijpen we het best wat hiermee bedoeld wordt.
Hoevelen tonen in onze tijd de duidelijke kenmerken van verslaving. Verslaafd
aan de zonde, aan de weelde, aan het ongeloof, aan de wereldse genoegens, aan
drank en drugs; het wordt tastbare realiteit in onze dagen.
Hoe
worden zondaren van deze slavernij verlost?
Onze
maatschappij tracht op zijn best deze kwalen enigszins te matigen; in een
ergere vorm moedigt ze dit alles alleen maar aan, zodat mensen dieper wegzinken
in het moeras van de vertwijfeling.
Onze
tekst wijst het beproefde middel aan: het bloed van Christus. Het wijst naar
het offer op Golgotha. Daar gaf de Zoon van God Zijn leven. Zelf zonder zonde,
heeft Hij daar de zonde gedragen van verloren zondaren. Hij droeg de toorn Gods
tegen hun zonde. Daardoor werd die toorn weggenomen en de zonde verzoend.
De
verlossing van al Gods kinderen ligt in Hem alleen. De Geest verzegelt de
verlosssing in Christus aan het hart. Door de verzegeling van dit offer, wordt
Christus dierbaar en gepast. Alleen door de Geest en Zijn bediening leren we de
Persoon en het werk van Christus aanbidden.
Paulus
spreekt daarover met grote zekerheid. Hij is geheel overtuigd van het feit dat
Joden en heidenen delen in deze verlossing. Hij zegt eerst: in Wie wij hébben!
Dat geeft een bewust bezitten aan. In vers 13 komt dan vervolgens het waarmerk
in de verzegeling naar voren, terwijl vers 14 spreekt van een onderpand, dat
bedoelt iets te garanderen.
Kunt
u dit zo nazeggen?
Als
u dit kunt beamen, steunt u dan op dezelfde gronden als de apostel hier noemt?
Want hoe kunt u weten dat uw geloof zuiver is en uw bezit gegarandeerd is? Dat
kan alleen als we het stempel van Gods Geest daarover hebben gekregen. Daardoor
worden de dingen persoonlijk geloofd en beleefd. En hoe werkt Gods Geest dat?
Denk dan met mij aan de drieduizend op Pinksteren, die tevoren in hun vroomheid
gekant waren tegen de Gekruisigde, terwijl zij even later overtuigd werden van
hun schuld en van de waarde van het kruisoffer. Gods Geest bevestigt de gehele
inhoud van Gods Woord aan uw hart. Het kenmerk daarvan is het geloof in
Christus. Dat is de kern. Dat geloof in Hem kan klein en gering zijn, maar het
is dan in de wortel aanwezig. Het kan ook groot zijn, als Christus meer en meer
uw leven gaat worden en u leeft door Hem en Hij leeft in u.
De
verzegeling met Gods Geest kunnen we eenvoudigweg weergeven met woorden als
"beleving”en "bevinding”. Het Woord der waarheid moet toegepast worden in ons
hart. We hebben niet genoeg aan de vele beloften in de Bijbel; het gaat erom,
dat we weten dat ze ook u en mij gelden. Dan krijgt het geloof een persoonlijke
spits. Deze persoonlijke toepassing wordt hier genoemd: de verzegeling met de
Geest.
De
Geest, Die de Werker is van bevinding, wordt hier genoemd de Heilige Geest der
belófte. Hij is beloofd, aan zondaren, aan vijanden, ook aan u. Deze rijke
belofte geeft uitzicht op de Geest en door Hem ook op Christus. De Heere sprak
Zelf: "Deze zal u alles leren”.
De
Heere Christus noemt Zich de Weg, de Waarheid en het Leven. Zijn waarheid is
betrouwbaar, Zijn Woord is een sterk fundament, waarop u bouwen kunt. Hij zal
op Zijn tijd en wijze Zijn beloften vervullen. Laat geloof zich daaraan hechten
en neem dat in waarheid aan, op grond van Zijn toezegging. Zo Hij vertoeft,
verbeidt Hem want Hij zal gewis komen. Maak geen grond van uw hoop, maar zoek
de enige grond in het verzegelende bloed van Christus. Want het is de kwaal van
uw hart dat u toch weer zo vaak een steunpunt zoekt in uw eigen werkzaamheden
en bewegingen. En dat staat u in de weg. U maakt uw Christus van allerlei
vruchten van eigen akker.
Dit
waarmerk kenmerkt de Eigenaar, maar tegelijk is het ook nodig vanwege allerlei
schijn en bedrog. Een gewichtig document moet een kenmerk van echtheid hebben;
een handtekening of een stempel of iets dergelijks.
Helaas
is er ook in geestelijke dingen veel bedrog. De Heere Jezus heeft het volk
telkens weer onderzocht op de echtheid van hun geloof. Meermalen vertrouwde Hij
hun geloof niet. Bij andere momenten maakte Hij steeds weer duidelijk waar het
verschil ligt tussen ware en valse genade. Denk maar aan de vele gelijkenissen,
zoals de wijze en de dwaze maagden. Dus moeten ook wij niet vergeten te zoeken
naar dit waarmerk. Staat Gods zegel op ons leven?
Als
dat niet zo is, heeft onze levensinhoud geen enkele waarde. Er worden mooie
dingen gezegd en het staat vol met beloften en voornemens, maar ons
levensdocument (tegenwoordig spreken we over ons profiel) is niet anders dan
loze kalk. De Corinthiërs waren openbaar gekomen dat zij een brief van Christus
waren (2 Cor. 3:3). Bij hen was het echt.
Dat
is rond de Avondmaalstafel ook van het grootste belang. Of rond uw graf. Het
gaat er niet om wat we van onszelf denken of zeggen; het is alleen maar belangrijk
wat de Heere van ons zegt. Het zegel van Gods kinderen luidt: "De Heere kent
degenen die de Zijnen zijn” (2
Tim.2:19). De Heere alleen doorgrondt en kent ons hart. Daar hangt ook alles
van af. Het zegel van een kerkelijke gemeente kan ons zonder meer niet baten.
Uw getekende doopbewijs of lidmaatschap wordt hier ook niet bedoeld. Een aardse
ridderorde loopt niet parallel met het waarmerk van de hemel. Het zijn
achtenswaardige zegeningen, maar we hebben toch meer nodig. Daarom bad de
psalmist: Doorgrond mij en ken mijn hart en zie of er een schadelijke weg bij
mij is en leid mij op de eeuwige weg (Ps.139:23,24). Ook voor u, voor jullie
allen heeft deze tekst een duidelijke boodschap.
Is
je profiel, jongelui, echt? Is het zegel kenbaar? Of draagt ons leven andere
zekerheden, die zich niet verdragen met het oormerk van Gods genade? Er is
namelijk ook sprake van het teken van het beest, dat door de mensen gedragen
wordt. Er is een groot verschil tussen het teken van de duivel en het zegel van
God. Je ziet soms op een auto aanduidingen als "devil” enzovoorts; dat zegt dan
genoeg. De tune van de duisternis kenmerkt het programma van hen die zich
hebben losgetrokken van God. Zo heeft deze tekst een aangrijpende tijding voor
ons allen.
De
tekst kan u ook nog op eeen andere manier leiden tot zekerheid. Het zegel,
waarover de tekst spreekt, heeft vooral twee betekenissen. De eerste kunnen we
weergeven met "waarmerken”, en de tweede met "versterken”.
U
begrijpt het verschil?
Een
waarmerk zetten we op iets dat ons eigendom is. Schapen en runderen worden
geoormerkt. Dat oormerk geeft mede ook aan dat een schaap aan iemand
toebehoort. Vanhieruit heeft dit oormerken een algemene betekenis gekregen. De
Geest oormerkt diegenen die de Heere toebehoren. De Heere plaatst op hen Zijn
eigendomsbewijs. Dat is het wat de catechismus in zondag 1 bedoelt als er staat dat de leerling het
eigendom is van Jezus Christus. Hij draagt zorg voor ZIjn eigendom. Hij bewaart
hen tot de dag der verlossing. Aan Gods kant ligt het vast. Zoals de acte van
inhuldiging van Willem Alexander ook vast ligt; deze is verzegeld. Het waarmerk
van God Drieënig kenmerkt al Gods kinderen, van de kleinste tot de grootste.
Dit
waarmerk bepaalt alles.
De
Heere kent Zijn volk aan het zegel van Gods Geest, Gods kinderen zélf kennen
dat zegel ook en het dient hen tot hun bevestiging en verzekering.
Er
zijn er, die dit waarmerk dragen, maar er voor hun persoonlijk besef geen kennis
van hebben. Ik noemde dit reeds. Zij durven niet te geloven dat zij daar in delen.
Zij hebben wel het waarmerk en zij zijn van Godswege
verzegeld, maar zij kunnen zichzelf er niet mee troosten en het waarmerk is
voor hen geen zegel, dat verzegelt en hen overtuigt van hun aandeel in
Christus. Mefiboseth noemde zichzelf een dode hond, terwijl hij een prins was. Zij
die ingaan in de hemelse heerlijkheid, hadden er ook geen weet van dat zij ooit
de tekenen en de bewijzen daarvan zouden kunnen bezitten. Het hert kwam
makkelijker in de ark dan een slak. De verloren zoon kon en durfde zich niet
voorstellen dat hij ooit weer een gouden ring aan zijn vinger zou hebben.
Maar….
het waarmerk is toch tegelijk naar Gods volk toe iets dat hen zélf wil
verzekeren; het is een garantie dat hen ervan wil overtuigen dat hun zaak vast
ligt. Welnu, het voornaamste is dat de zaken aan Gods kant zeker zijn. Maar u in
uw bekommeting mag daaraan ook troost ontlenen. En die vastheid ligt
uiteindelijk alleen in de betrouwbaarheid van het Woord van God. Het hangt
alles af van het Evangelie úwer zaligheid. Als het Woord uw zaligheid bedoelt,
mag dat een troost zijn voor u.
De
dichter heeft het zo gezegd in de bekende woorden:
Gij
die God zoekt in al uw zielsverdriet,
Houdt
aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven;
Nooddruftihgen,
veracht Zijn goedheid niet,
Nooit
zal Hij Zijn gevangenen begeven.
Dat
ligt vast en is verzegeld.
Amen
Schematisch
overzicht:
DE
VERZEGELING MET DE HEILIGE GEEST
De
Geest en het Woord
Ø
Het Woord der waarheid
Ø
Evangelie uwer zaligheid
Ø
Het horen van het Woord;
De
Geest en het geloof
Ø
Eerst geloof en daarna
verzegeld? (St. Vert.)
Ø
Nee, verzegeling mét (niet
alleen: door) de Geest; geloof en verzegeling vallen samen;
Ø
Oproep tot geloof;
Ø
Toch ook: verzegeling door Gods
Geest; hier dan aandacht voor de versc heidenheid in Geestesbediening;
De
Geest en het zegel
Ø
De Geest verzegelt het werk van
de Vader (verkiezing, vers 5,6)
Ø
De Geest verzegelt het werk van
de Zoon (verlossing door Zijn bloed, vers 7)
Ø
Zegel zowel waarmerk
(obiektief) alsook kenmerk of bevestiging (subiektief);
Exegetische
orientatie:
Drie
stadia: horen, geloven, verzegeld worden;
Twee
lijnen: bestaande in Woord en Geest; de Geest paart Zich aan het Woord; beide
moeten we erkennen!
Door
de Geest is het geloof gewerkt; daarom moeten we misschien het woord "nadat”
anders lezen, bijvoorbeeld: toen gij geloofde…..; de aorist kan zowel een
handeling aangeven die voorafgaat aan het hoofdwerkwoord, alsook een
gelijktijdig samenvallende handeling (terwijl);
Maar:
zowel het horen als het geloven staan in dezelfde aoristvorm (part). Gaan
beiden, of één van beide, vooraf aan de verzegeling? In ieder geval gaat het
horen vooraf aan het geloof. In de tekst wordt het horen ook als eerste
genoemd. Of kan het in beide gevallen vertaald worden met: terwijl?
In
Welke…> deze woorden moeten aangevuld worden òf vanuit vers 11 (in Welke gij
ook een erfdeel geworden zijt), òf vanuit vers 12 (in welke gij ook gehoopt
hebt); er zijn meer mogelijkheden;
Het
Woord der waarheid:
Slaat
op het Evangelie uwer zaligheid; waarheid als betrouwbaarheid;
Kanttek:
42)
In Welken:
Namelijk
Christus Jezus, gelijk tevoren.
43)
ook gij [zijt],
Of,
ook gij zijt tot een erfdeel geworden. Want gelijk hij van de gelovigen uit de
Joden gesproken heeft, {#Efe 1:11}, alzo spreekt hij nu van de heidenen, die
mede een lot aan het erfdeel verkregen hebben. Zie {#Hnd 26:17,18}.
44)
het woord der
Alzo
wordt het Evangelie genaamd, niet alleen omdat het de enkele waarheid Gods is,
ons buitengewoon van God tot onze zaligheid geopenbaard, {#Joh 17:17}, maar ook
omdat de waarheid van alle schaduwen des Ouden Testaments daarin vervuld is.
Zie {#Joh 1:17}.
45)
nadat gij geloofd
Of,
als gij geloofd hebt. Want deze verzegeling des Geestes geschiedt door het
geloof, en op het geloof, {#Ga 3:2}.
46)
verzegeld geworden
Deze
wijze van spreken is genomen van de mensen, die tot versterking van enige
beloften verzegelde brieven plegen te geven, en dat menigmaal met opdrukking
van hun eigen wapen of beeld. De beloften van de vergeving onzer zonden, van
onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het
Evangelie, en worden door het geloof ons toegeëigend. De verzegeling des
Geestes, die daarbij gevoegd wordt, is de wedergeboorte of vernieuwing van Gods
beeld in ons, waarmede Hij onze zielen begaaft en daarop drukt, als wij in
Christus geloven, om ons meer en meer te verzekeren van de uitvoering van zijne
beloften, {#2Co 1:21,22}, en {#2Co 3:18}. En betuigt bovendien hetzelve aan ons
gemoed, als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onzen Vader
durven aanroepen, {#Ro 8:15 Ga 4:6}, en roemen op de hoop der heerlijkheid
Gods; {#Ro 5:2}, en {#Ro 8:38,39}.
47)
der belofte;
Dat
is, die ons beloofd is. Of, waardoor de belofte Gods in ons wordt verzekerd.
Poole:
inheritance;
which we may understand to be done either by the Spirit’s impressing upon the
soul the image of God in the work of regeneration, or (because that cannot so
well be understood to be after believing) rather by his testimony in men’s own
consciences afterward; whether immediate, by an overpowering light shining into
the soul, and filling it with assurance of its interest in Christ and heaven;
or mediate, enabling a man to discern that image of God in his soul, by which
the Spirit bears witness to his interest in the inheritance, and assures him of
it: see #Eph 4:30 Ro 8:16 Ga 4:6.
Gill:
Op
2 Cor. 1:22:
Who
hath also sealed us, &c.] "Two" things more are here attributed
to God; "first," the sealing of his people. The use of seals is
various, as to denote property in things, to distinguish one thing from
another, to show esteem and affection for persons or things, and for security
and protection, and to hide and conceal; all which might be applied to sealing,
as expressive of the grace of God to his people, in claiming a property in
them, distinguishing them from the rest of the world, setting his affections on
them, securing and protecting their persons, and hiding them under the shadow
of his wings: but sometimes a seal is used to certify, make sure, or assure the
truth of a thing; see #Joh 3:33 1Co 9:3 Jer 33:10 in which sense the word
"sealing" is used here, and intends that assurance which God gives
his people of their interest in his love, and the covenant of grace; of their
election of God, and redemption by Christ; of their interest in Christ, and
union with him; of their justification by him, and adoption through him; of the
truth of grace in their hearts, their perseverance in it, and sure and certain
enjoyment of eternal glory. The persons thus sealed are not carnal and
unconverted persons, only believers in Christ, and these, after they commence
such; the seal by which they are sealed, is not any of the ordinances, as
circumcision under the Old Testament, or baptism, or the Lord’s supper under
the New; for these are no seals, nor are they ever so called; but the Spirit of
God himself, as the Holy Spirit of promise; for the same who, in the next
clause, is called the earnest, is the seal; see #Eph 1:13. "Secondly," the giving of the
earnest of the Spirit:
BIJGEVOEGDE
VRAGEN:
Werkt
Gods Geest onder elke preek?
Zo
nee, waar dan wel en waar niet?
Hoe
komen hier wet en evangelie aan de orde (punt 1 van de preek)?
Bestaat
er een bekommerde kerk?
Hoe
kan Paulus met zo grote zekerheid spreken over zichzelf en over de Efeziërs?
Moet
de prediking dit ook nu overnemen?